Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3925. 1639 januari 10. Van P. SpiringGa naar voetnoot9.Mijnheer, UEd. aengenaemen van den 1en dezerGa naar voetnoot10 is mij wel geworden; bedancke UEd. | |
hoochlijck voor de communicatie ende bidde vriendelijck UEd. gelieft onbeswaert daerin te continueeren. Alhier en heeft men niets dat de penne meriteert, insgelijckx oock geene tijdinge van sijn Ex.cie BanierGa naar voetnoot1, doch yets occurrerende sal niet mancqueren UEd. mede te deelen. Dezen ingeslooten is mij door mijn heer RegersbergerGa naar voetnoot2 gerecommandeert, waermede naer gedienstige gebiedenisse verblijve Mijnheer UEd. dienstwilligen
| |
Haagh, 10 Januarij Ao. 1639. UEd. gelieft verseeckert te sijn, dat ick in UEd. saeckeGa naar voetnoot3 mijn beste doen sal; ick hebbe noch geen antwoort uyt Sweden. Die hebbende sal UEd. geadviseert worden. | |
Adres: Mijn Heere Mijn Heere de Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninckl. Mayt. ende Croone Sweden bij den Aldercristelijcksten Coninck tot Paris. Port. Met andere hand: 18 st. Met andere hand: Ambassadeur de Suède. Boven aan de brief schreef Grotius: rec. 20 (?). En in dorso: 10 Ian. 1639 Spierinck. |
|