Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3732. 1638 augustus 19. Van P. SpiringGa naar voetnoot2.Mijn Heer, Alhier hout ment voor seker, dat de landtgraeffinneGa naar voetnoot3 met den keijserGa naar voetnoot4 geaccordeert is. Den prins van OrangiënGa naar voetnoot5, naardien hij in s'Hertogenbosch la Reijne-mèreGa naar voetnoot6 verwillekomt, so is hij na sijne armée getrocken; men seit, dat den cardinaal-infantGa naar voetnoot7 hier 4 mijlen op de reegter hant van den prince van Orangiën hout ende | |
marcheert, also dat ick mij niet en can inbeelden, dat eene vaste belegeringe sal van dese sij sal voorgenomen werden. Wat ick wt Duytslant van tijdinge become gaet hierneffensGa naar voetnoot1. Hiermede sal ick blijven, mijn heer, U.Ed. dienstwillige
| |
Hage, aen 19 aug. 1638. | |
Adres: Aan Mijn Heer Mijn Heer Hugo de Groot, Ambassadeur van Haare May: en Croone Sweeden bij den alderchristelicksten Coninck tot Paris. 14 s. In dorso schreef Grotius: 19 Augusti 1638 Spierinck. |
|