Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3621. 1638 juni 5. Aan N. van Reigersberch en P. Spiring SilvercronaGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Den prins van Polen, CasimirGa naar voetnoot2, blijft tot Selon bewaert, niet verre van Marseille. Hij was met een schip van Genua op de cust van Provence gecomen, so men houdt, om deselfde cust te bespieden. In 't schip waeren vijff Spaignarden. Onder dat pretext is het schip, als vijanden voerende, bij sententie van die van de admiraelitijt ofte de la marine, die hier te Paris resideren, verclaert geconfisquer(t), doch de goederen ende persoonen te Genua thuys behoorende uyt grâce vergunt aen de republique van Genua. Van den prins is in de sententie niet gesproocken, maer is begrepen onder het schip ende 't gunt dearin was. Hij hadt aengenomen het commendement over de vloot van Portugal. Den 17 Mey is GotzGa naar voetnoot3 op de comste van hertogh BernhardGa naar voetnoot4 van Constans afgeweecke sijnde den Donau gepasseert ende hertogh Bernhard is hem gevolcht. Maer Gots, die vrij meer volck had als Sijne Fürstelicke Genade, heeft vijf dusent van de sijne, soo reyters, als voetvolck, gesonden nae Nieuburg om, soo 't mogelick is, de stat weder te bekomen ende Brisac te secoureren. Bij dese vijf dusent van Gotz sullen haer noch eenigen Spaignaerden voegen comende door de bergen van de Grisons. Gelt werdt van Spaigniën wegen niet gespaert sijnde 200 dusent ducaten gesonden tot lichtingh in Oostenrijck ende Tirol, andre goede somme te Lucern ende te Coire om daer ooc volck te lichten, andere gegeven aen den herchtogh van LotharingenGa naar voetnoot5. Den hertogh van LongevilleGa naar voetnoot6 hebbende, so men gist, thien dusent man heeft Chausin in de Franche Comté gesommeert; soude daernaer wel Salines mogen gaen belegeren, misschien ooc Brisac. Den mareschal de ChastillonGa naar voetnoot7 hebbende gemarcheert ende S.t Omer genadert van den 22 Mey tot den eersten Juny heeft sich meester gemaeckt van d'omleggende stedekens, castelen ende forten, ten deele door soldaten, ten dele door boeren bewaert, als S.t Pol. S.t Martin de Fresne, Pirne, een retrenchement bij Terouane, welcke eertijds een stadt geweest is, nu maer een opene plaetse, 't casteel Arque, Blandeques, de wecht tussen Vlaendren ende Artois, die een gracht ende parapet hadde, d'Abdie van Clairmarais, Espechec ende daernae Cassel, alwaer eeten ende drincken is gevonden om 't leger voor twee maenden te onderhouden met grooten buyt. Den gemelde heer marescal hebbende onder hem 14 dusent man ende noch eenige verwachtende heeft nu sijn leger begonst te retrencheren, een fort te maecken in 't aenkomen van een fauxbourgh ende de rivier van de stat af te leiden ende daerdoor de watermolens aen de stadt onnut te maecken. Men seyt ons, dat de vicomte de TuraineGa naar voetnoot8 herwaerts komt om gesonden te | |
worden in Italiën, alwaer den cardinal de la ValetteGa naar voetnoot1 niet meer als twee dusent man en heeft tegens t'waeleff dusent van den vijandt, die Paretto bekomen hebbende scheyndt te wille trecken nae Casal. De hertoginne van SavoieGa naar voetnoot2 blijft vast met Vranckrijck, hoewel haer bij den coninck van SpaigniëGa naar voetnoot3 ende den keyserGa naar voetnoot4 goeje conditiën werden aengeboden. De hertogin van MantuaGa naar voetnoot5 is meer tot Spagnië geneegen ende werdt haer hoope gegeven, die ick houde eydel te sijn, van te huywelicken met den cardinal-infantGa naar voetnoot6. Zij werdt ingehouden ten dele door den Raet, die haer is bijgevoecht, ten deele door het Franse garnison binne Cassal. Van Erfurt en hebben wij niet sekers. Met het neemen van Esperlec hierboven genoemt ende twe andere plaetskens, genaemt Houlle ende Moulle, heeft den mareschal de Chastillon nu de wech vrij van Ardres tot in sijn leger, ende door 't neemen van andere plaetsen is den vijandt de communicatie van Grevelinge, Bourbourg ende Duynckercken ende andre Vlaemsche steden met S.t Omer afge[s]needen. De tijding van de doot van OlivaresGa naar voetnoot7 schijnt niet vast te gaen. Pater JosephGa naar voetnoot8 wert gesont ende bestiert alles als te vooren. Den 5 Juny 1638 nieuwe steyls tot Paris. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 5 Iuny 1638 wt Paris. En: Den brieff aen de heer Spierynck, de copie mij gesonden. |
|