Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3539. 1638 april 22. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Onsen tweede soonGa naar voetnoot2 comt weder bij de vrunden hebbende hier sijn tijd tot ons contentement wel besteed. UE. gelieve de opsicht daerop te hebben ten einde al leert, dat tot de practycque noodigh is ende hem houdt aen vrunden van deselve professie ende van een goed leven. T'oordeel dunct mij, dat nae de jaeren niet quaed en is ende can t'acces, dat uEd. hem sal gelieven te gunnen, hem seer helpen om daerin meer ende meer toe te nemen. Oock can de recommandatie van uwe Ed. hem veel goeds doen bij NumerianusGa naar voetnoot3, tot welcken einde oock noodigh sal sijn, dat hij kennisse houde met personen, die daer aengenaem sijn ende gehouden worden goede maximen te volgen. Wij doen allegader aen uEd. ende andere vrunden onse dienstelijcke recommendatie. UE. dienstwillige broeder
| |
Tot Parijs, den 22 AprilisGa naar voetnoot4 1638. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raedt in de Hoogen Raide in Hollant in Den Hage. In dorso staat nog: Den 22 Ap: 1638. |