Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3302. 1637 oktober 17. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick en heb dese mael van uE. niet gehadt nochte van iemant uit Hollant, 'twelck mij wonder geeft. Monsieur EuskerckeGa naar voetnoot2 is noch sieck, niet sonder groot peryckel. Ick wacht uE. tijdinge van CaesarGa naar voetnoot3. Wij verwachten hier mijnheer den prins van CondéGa naar voetnoot4, die men seit gesonden sal worden nae Guyenne off Languedoc cum maiore quaqua erit imperio. De doot van den hertogh van SavoyeGa naar voetnoot5, die maer negen dagen sieck is geweest, ende meteene van den comte de VerrueGa naar voetnoot6, sijne favoryt, meent men dat Vrancrijck niet en sal hinderen, alsoo 't beleit van den hertogh voos ende suspect was. De weduweGa naar voetnoot7, die, soo men seit, over de kinderenGa naar voetnoot8 ende landen regente is gestelt, altijd geaffectionneert geweest tot Vrancrijck, de macht van Vrancrijck sal van doen hebben tot haer appuy ende van Spaignië niet goeds en heeft te verwachten, alsoo haer mans broeders, die haer veel onlust hebben aengedaen, sooverre, dat sij oock de wettelickheit van haere kinderen in twijffel hebben getrocken, sijn d'eene generael van een Spaensch legerGa naar voetnoot9, d'ander protesteur van Spaignië tot RomeGa naar voetnoot10. De Fransoisen hebben Maubeuge goed gevonden te verlaeten ende twee legers, van den cardinael de La ValetteGa naar voetnoot11 ende van CandaleGa naar voetnoot12, sijn t'samengevoecht bij Landrecis, 'twelck PicolominiGa naar voetnoot13 door D. Iean de ViverosGa naar voetnoot14 tevergeefsch heeft gesocht te beletten. In twee attaquen, die de Spaignaerden de Fransoisen in 't passeren hebben aengedaen, d'een bij Vau, d'ander bij Pont sur Sambre, sijn ontrent 150 Fransoisen gebleven. Den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot15 belegert Chaussin ende sent, soo men ons seit, aen hertogh BernhardGa naar voetnoot16 drie regimenten maeckende tweeduisent vier hondert man. Van haer arrivement is noch geen tijding ende souden wel onderwege wat mogen crimpen. | |
Bij Dampvillers is men besigh om de gracht te vullen. Wij wachten seer op 't veroveren van die stadt, opdat alsdan een deel van dat leger volgens des conincxGa naar voetnoot1 belofte mogen gaen nae hertogh Bernhard. Van de slagh van Leucate verstaen wij wat naerder seeckerheit door brieven van den achtste uit Narbone: deselve is geschiet den 28 September; heeft vijf uiren geduirt tot in de nacht. CerbellonGa naar voetnoot2 heeft hem wel gequeten ende de Fransoisen soo wel, dat duisent van haer gequetst sijn, de dooden ten wedersijde niet boven de vijfhondert. 's Nachts nae de slagh hebbende de Spaignaerden haere retrenchementen, die treffelijck waeren, ende geschut verlaeten, wel te pas voor de stadt, die alrede open sijnde door een bresche geen drie dagen en conde harden. Ende Cerbelon was verwachtende verstercking van vierduisent man, die nu nae dat ongeluck bij hem sijn gecomen. Hij hout hem niet verre van daer onder de Pirenesche bergen. De Fransoisen hebben het buspoeder ende crijgstuig op den vijant becomen laeten verstroyen ende de soldaten siende, dat de capiteinen nae de victorie gelt ontfangen hebbende haer niet en geven, verloopen seer. Ick sende uE. een waerachtigh verhael van 'tgunt gepasseert is in de tijdt van de t'samenvouginge van 't leger van Maubeuge ende van LandrecisGa naar voetnoot3 veel verschillende van het gedruckteGa naar voetnoot4, 'twelck ick heb gesonden aen mijnheer CamerariusGa naar voetnoot5. Men onderhout hyer de gemeente soo men can. Den XVII october nieuwe stijl XVIcXXXVII.
Den jongen hertogh van MantuaGa naar voetnoot6 heeft negen jaeren, die van SavoyeGa naar voetnoot7 niet meer als vijf. Uit dit laeste volgt eene lange regence, de naeste vrunden uit dat lant gesloten, de Spaignaerd niet sullende willen lijden den Fransoisen in den inganck van Italië ende hieruit apparentie van een lang oorlogh. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 17 octob. 1637 wt Paris. |
|