Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3286. 1637 oktober 5. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijn Heer, Dese voorleden weecke is bij denGa naar voetnoot7 residentGa naar voetnoot8 vanGa naar voetnoot9 EngelantGa naar voetnoot10 CimonGa naar voetnoot11 | |
aengedient datGa naar voetnoot1 EngelandGa naar voetnoot2, VrankrijckGa naar voetnoot3, SwedenGa naar voetnoot4 tevreden waren deGa naar voetnoot5 handelinge totGa naar voetnoot6 HamburgGa naar voetnoot7 geleyt in Den Hage te transporteren. DieGa naar voetnoot8 wt Engelant commenGa naar voetnoot9 seggen, dat Vranckerijck ende Engelant den anderen volcommentlijck verstaen ende het besluyt, ofte van eene ligue auxiliaire ofte offensive ende defensive, dependeert van Sweden ende Nederlant. Met Spaengiën ende den keyserGa naar voetnoot10 te breecken soude Engelant, immers sulcke tale wert gehouden, geen swaricheyt maecken, mits het rijck ende rijckxvorsten - den hartoch van Beijeren Ga naar voetnoot11 wtgesloten - werde gesepareert, d'intentie van Engelant schijnende het oorloge te lande Vranckerijck ende Sweden te laten ende sijne macht ter zee te besteden, presenterendeGa naar voetnoot12 denGa naar voetnoot13 coninck van EngelantGa naar voetnoot14, buyten hetgene wt tractaet soude werden verobligeert, te dresseren een compangie van Westindië op andere quartieren als daer de onse de hare dirigeren. De voorslagen sijn niet vremt ende suffi sant, al werden die niet gemeent, om in het ongelijck te stellen die difficulteren sullen op schone beloften ende onseeckere prestatie haer tot seeckere lasten te engageren. Men meent oock geen expediënten en ontbreecken om te removeren scrupulum, die sij geloven VilmarusGa naar voetnoot15 achterhout. Si quid rectius audis candidus imperti, si non his utere mecum. In het hoff van Engelant tonen de ministres minder gunste tot Spaengiën ende maeckt hem den iongen grave van OignateGa naar voetnoot16 weynych aengenaem, soo mits sijne fastueuse maniere van doen, niemant van de groote visiterende, alsmede omdat hij is een soon van een vader, die altijt in het hoff van den keyser de desseins | |
van Engelant tot restitutie van den Pals heeft getraverseert ende particulirelijck den grave van ArondelGa naar voetnoot1 qualijck beiegent. Den admirael DorpGa naar voetnoot2 met neghenthien scepen bij gebreck van vivres teffens wt de zee gecommen geeft aen de ingesetene onsteltenisse, aen de regierynge becommerynge; particuliere vreesen, de havenen van Dunkercke sijnde vrij de scepen, die gereet lagen, wt sullen lopen ende boven de schade, die eenyge Bisschayers werden geseyt in het eylant St. Martyn, alwaer 30 scepen van dese landen souden sijn geruïneert, hebben gedaen, de visscherye eenyge nieuwe schade souden mogen aendoen. De regeerders apprehenderen het volck ende gelt, bij den conynck van SpaengiënGa naar voetnoot3 gescheept, daer den heelen somer op is gepast, dese occasie sal connen gebruycken om behouden over te commen. Daer comt bij, dat vijfthien hondert mannen te Dunckercken geëmbarqueert, naer men van daer adviseert, eschapperende ergens in Vranckerijck eenen inval soude connen doen. Alle diligentie wert bijgebracht om op het spoedychste de scepen te versien ende weder in de zee te helpen, waertoe het volck willych is, maer 14 dagen sullen doorlopen, eer dat tewegen kan werden gebracht. Hoe den admirael Dorp, die in de vergaderynge van de Generaliteyt ofte van Hollant noch niet is gehoort, sal excuseren de presentatie, hem bij den gouverneur van CalesGa naar voetnoot4 gedaen, verlangen veele te hooren. Den heer SpierynckGa naar voetnoot5 is noch niet gearriveert. Van de drie Oostindische scepen, voor desen achtergebleven, sijn twee ontrent de Elve, een onder Schotlant. Met Breda wert geoordeelt het cort sal sijn gedaen, alsoo naer de leste advisen van den derden van seer goeder hant seggen, de galerie van de Fransen in mijnheer den prinsGa naar voetnoot6 quartier dien nacht over soude sijn, ende aen de Engelsche resteerde seer weynych. Men gist dese weecke sonder de victorie niet sal eyndygenGa naar voetnoot7, sijnde groote quantiteyt rijs gereet om hetgene tusschen de galerye ende wal open blijft te vullen. Die van Hollant vigileren, dat de catholycke geen vrij exercitie werde gegunt. Gedeputeerde van de Staten-Generael gaen naer het leger, apparent op de wtvaert, want dat yet sonderlynckx daer is te handelen, verneme ick niet. Desen 5 Octob. 1637.
Den heer burgemeester MeermanGa naar voetnoot8 doet sijn gebiedenisse. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 5 oct. 1637. N. Reig. En boven aan de brief: Rec. 28 oct. |
|