Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2111. 1635 mei 21. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, De continuelen oost ende noortoosten wint, die nu veele dagen heeft gewayt, doet ons oordeelen, dat den heer rijxcancelierGa naar voetnoot2 tot Diepe noch niet kan wesen geëmbarqueert; doch wanneer sijn Extie daer is gearriveert ofte van Paris vertrocken, hebben wij geen tijdynge, doch seyde mij gisteren den heer admirael DorpGa naar voetnoot3, dat cappiteyn BrederodeGa naar voetnoot4 ende het ander schip tot Calis gesonden naer Diepen waren gelopen. Mijnheer den prins van OrangienGa naar voetnoot5 vertrock vrijdach vanhier met intentie om morgen, den 22 deser, met het leger van Nimmegen te marcheren. De brieven van Mastricht seggen, dat het Franse leger onder den heer van ChastillionGa naar voetnoot6 Orchimont in Lutsenburg, een casteel met veertych mannen beseth, hadde ingenomen, soodat de artillerie was op den Luycksen bodem, veel van het volck op den Spaensen. Off dat gaet op den naem van een secours voor desen staet, off beginsele[n] sijn van een openbare rupture, sal het vervolch ons claerder doen sien. Wt Duytslant horen wij, dat den hartoch van SaxenGa naar voetnoot7 sterck armeerde ende meer ende meer in de handelynge verflaude. De Engelsche vlote weten wij noch niet dat in zee is. Onder alle discourssen, die op het dessein van dese equipagie vallen, wert mede gesproocken, dat het soude wesen ten dienste van den conynck van PolenGa naar voetnoot8 in de Pelau, hetwelcke bij diegene wert gelooft, die vaststellen, dat het huwelijck van de princesse van BohemenGa naar voetnoot9 niet alleen bij den conynck van Polen is versocht, maer oock bij den conynck van EngelantGa naar voetnoot10 geconsenteert, waervan particuliere advisen sijn aen eenyge Engelsche officieren alhier; doch twijfelen andere, off tot noch toe eenyge | |
serieus versouck bij Polen is gedaen, ende niet sonder grote redenen. Het [schij]nt men in Engelant voor heeft te beletten, dat de ingesetenen van die crone bij andere potentaten ende republycken ter zee souden werden gebruyckt ende dat die vlote alle scepen soude aenransen om de Engelsche wt haer schipsboort te haelen, soo sij eenyge hadden. Dat is seecker, ende hebbe copie van den brieff gesien, dat aen de gouverneurs van de casteelen op de reden ende havenen is gelast recherche te doen op alle de scepen, die daer souden commen, ende de Engelsche daer van te nemen ende gevanckelijck naer Londen te senden. Is mede hetselve alreede soo verde gepractiseert, dat een schip naer Brasiliën gaende met soldaten sij thien man daer van hebben genomen. Iegenwoordych is men besych op het aennemen van noch sesduysent waertgelders, ende sal noch licht connen gebeuren, dat de burgerye oock sal uyt moeten trecken. Godt geve, dat het maer met goet succes mach wesen, want in sulke costen kan het landt noch lange, noch dicwels vallen. Van Oosten noch Westindiën hebben wij geen tijdynge, nochte oock, hoe het in de handelynge tusschen Sweden ende Polen gaet. Desen 21 Mey 1635. UEd. dienstwillygen broeder
| |
Desen geschreven hebbende toont mij den heer van NoortwijckGa naar voetnoot1 copie van een brieff van den heer baron van CharnasséGa naar voetnoot2, daerbij hij sijn Extie adviseert, dat het Franse leger op aentocht was ende met rupture in Luxemburg gecommen Orchimont hadden ingenomen, ende niet alleen den 24, dat is op den geprefigeerden tijt, souden wesen te Rochefort, maer veel verder als sij houffden te commen, dat is tot Limburg, ende dat twee dagen eer, namentlick den 22. Particuliere advisen seggen, de Franse troupes int innemen van Orchimont hebben geroupen: Vive Orange, soodat sij mogelijck ons wijs sullen maecken se sedere, Hispanis se stare. Sijn Extie marcheert morgen. | |
In dorso schreef Grotius: 21 Mey 1635 Reigersberg. |
|