Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1692. 1631 november 12. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Ick danck uE. van de gestaedige sorge voor mijne saecken; bidde te continueren. Berckels soonGa naar voetnoot2 spreect van de apparentie van mijn restablissement, apparentelijck tot vordering van sijne saecken. Den burgemr PuyckGa naar voetnoot3 seide dese dagen, dat hij meende mijne overcomste quaedt soude doen, niet uit mijne intentie, maer bij reflexie. 't Scheen hij meende, dat de wederpartie vresende, dat door mijne toedoen de saecken mochten comen tot een vereeniging door tolerantie ende dat de trefves daertoe soude mogen tijdt ende occasie geven, daerom de trefves - daer hij wel toe gesint is - souden tegenvallen. Ick sal mijn best doen om hier alles te prepareren ende, nae mij dunct, sal het goedt sijn de pretensiën noch wat te laten rusten. Uit de veersen, die D. Vossius, soo ick meen, uE. getoont heeft, can men sien de bitterheit, die te Leiden is. Docter RoufGa naar voetnoot4 heeft mij al over een ruimen tijdt eerst door d'heer RustdorffGa naar voetnoot5, daernae door een secretaris van den coning van Sweden, genaemt NicolaiGa naar voetnoot6, doen seggen, dat hij mij haest in den Hage verwachte allegerende 't exempel van UtenbogardGa naar voetnoot7. Aen d'heer LingelsheimGa naar voetnoot8, mijne beste | |
vrundt, had ick weinigh dagen voor mijn vertreck geschreven. Meest alle vrunden oordeelen, dat het goedt waer ick GallusGa naar voetnoot1 conde spreecken. Maer hij en sal misschien daertoe niet haesten. De geruchten in Vrancrijck hebben geloopen, dat Sedan was gepresenteert aen MonsieurGa naar voetnoot2, jae dat de hertoginne van BouillonGa naar voetnoot3 daerover bij den coning was doen vangen. Maer daernae is geseit, dat alles door monsr de la ForceGa naar voetnoot4 is geaccommodeert. Ick en weet niet, oft het waer is, dat men gelooft, dat dat Huis eenige intelligentie soude hebben met de coninginne-moederGa naar voetnoot5, aen dewelcke hetselve Huis voorseecker seer is geobligeert, off dat men pretext soeckt om daer iet te attenteren, gelijck op Orangie, om in tijdts die van de religie alle naebuirige retraicte ende secours af te snijden. Een persoon, die groote kennisse hadde van saecken van staet, seide mij recht voor sijn vertreck, dat hij meende te vresen stont voor Genève ende het behouden van Pignerol tegen hetgunt opentlijck was geaccordeert, teicken is van eenige secrete articulen met Savoye. Men seit Monsieur te Namen is. 12 November 1631. UE. dienstwillige broeder
| |
Ick sende uE. ten versoecke van de weduwe van BusGa naar voetnoot6 de twee acten van insinuatie uE. de saecke recommanderende. Den coningGa naar voetnoot7 was geweest te Chasteauthiery, quam weder te Parijs. Ick heb een brief gesien van d'heer van MatenesGa naar voetnoot8 aen monsr VersijdeGa naar voetnoot9, vol van affectie tot mij ende presentatie van alles, wat in sijne macht is. Wilt noch letten off dusdaenige requeste, als hier aen de cant staet, is 't niet bij al, immers bij de goede goedt soude connen doen.
Gallus dient te weten, dat AurelianusGa naar voetnoot10 mij door IustelGa naar voetnoot11 heeft doen presenteren te willen helpen tot mijn restablissement, sonder gratie te versoecken. Ende dat den burgemeester SchotteGa naar voetnoot12, onlancx, als men seide, dat ick te Amsterdam | |
was, heeft geseit niet te geloven, dat ick soo soude willen, ende wel te weten, dat gearbeit wierd om mij haest met eere in 't landt te helpen. | |
In margine: Aen de Groot Mogende Heeren, Staten van Hollant ende Westvrieslant:
Geeft ootmoedelijck te kennen Hugo de Groot, hoe dat hem verscheide conditiën sijnde voorgeslagen op verscheide plaetsen, oock eenige, die eenichsins hadden mogen strecken tot naedeel van dese landen ofte d'ingesetenen van dien, liever heeft gehadt te versoucken, off hij, gelijck anderen vrij ende onbecommert in sijn vaderlant, naebij sijne ouders ende vrunden soude mogen leven, bereidt sijnde, soo Uwe Groot Mog.e sulx goed vindt, voor den hove van Hollant te deduceren de nulliteiten van de proceduiren tegens hem gehouden.
In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot den 12 Novemb. tot Rotterdam 1631. Vraecht, oft ick goet vinde, dat requeste presenteert aen de Staten-Generael om te presenteren de nulliteyte van sijn sententie voor het Hoff aen te wijsen.
Het behouden van Pignerol een teycken van een secreet accort tusschen Vranckrijck ende Pignerol (sic)
Genève Sedan Orangie
Souckt Gallus te spreecken. |
|