Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1690. 1631 november 5. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mon frère, Alsoo ick verstae, dat Sijn Extie vandage sal sijn in den Hage, soo heb ick goedgevonden desen expresselijck af te vaerdigen om uE. te behandigen de requeste bij mijne huisvrouw voor desen aen de regierders der stadt Rotterdam gepresenteert met mijne commissie ende de acte van indemniteit, om deselve Sijn Extie te vertoonen ende daerbij deselve te verseeckeren, dat bij 't Resolutieboeck van de stadt volcomentlijck blijct, dat alle 'tgunt mij in de sententie te laste werdt geleit, is gedaen conform des stads resolutiën, gelijck oock den burgemeester BerckelGa naar voetnoot3 op eergisteren aen monsr PrinsGa naar voetnoot4 bekende, jae seide, dat hij 't daervoor hiel, dat ick dicmael minder gedaen had dan mijne last medebracht. Hij seide oock, dat ick seer veel vrunden hadde. Ick wilde, Sijne Extie wel wist de affectie, die de burgerie mij toedraeght, de goede opinie, die de vroedschappen, selven van de hardste, van mij hebben, de vrunden, die wij hebben tot Delf, Amsterdam, in Zeelant ende ellewaert, om te meer te gaen met couragie, 'twelck in dese saeck hoochnodigh is, gelijck de heer HertogsveltGa naar voetnoot5, aen denwelcken monsr Prins nae uE. vertreck heeft gesproocken, oordeelt noodigh te sijn. Deselve heer Hertogsvelt sal gaen ter vergadering ende soo iet op mijne saeck voorcomt, is geresolveert rondt te spreecken. Hij maect gantsch geen werck van dat abuys van VerzijdeGa naar voetnoot6 als niet sijnde van importantie, alsoo hijselve als des bij mij versocht sijnde goedgevonden heeft den burgemeesteren mijne comste aen te dienen ende dat ick van meninge was uit te gaen, soo het mijn scheen niet en belette. Uit vertrouwde vrunden verstae ick de onsteltenisse van AurelianusGa naar voetnoot7 ende dat hij 't GallusGa naar voetnoot8 wijt. Den oud-burgemeester ColsterGa naar voetnoot9 heeft mij doen weten, wanneer de saeck in de vroedschap dient, dat hij soo sal spreecken, dat men overal | |
sal weten, wat sijn gevoelen is. Jacob Jansz. NevyGa naar voetnoot1 wil mij verseeckeren, dat Duyn ClaesseGa naar voetnoot2, UythoeckGa naar voetnoot3 ende anderen van de derde partye mij niet tegen en sullen sijn, ende meent, dat ickselff behoore in de vroedschap te verschijnen, dat sulcx meer crachts soude hebben dan hetgunt bij rapport ofte geschrift soude geschieden. PuyckGa naar voetnoot4 hadde gesproocken van mijne reconciliatie met de Staten-Generael, waerop ick geseit heb, dat deselve geen jurisdictie en hadden over eenigen Hollander buiten crijgh ende Admiraliteitsdienst sijnde, ende dat ick niet en wilde doen in prejuditie van de rechten ende privilegiën van 't landt ende stede, die ick altijdt hadde voorgestaen, dat oock sulcx soude strecken tot naedeel van de stadt vertoonende de consequentie, alsoo dicmael occasie voorcomt van dispuite met de provinciën. Eenige dunct mij, dat dit stuck wel beginnen te begrijpen. Maer den burgemeester Berckel, sooveel ick can mercken, soect het futselboeck, waerop men sal moeten letten. Hiermede, Mon frère, sal ick mij aen uE. dienstelijck gebieden. Den 5e Novembris laet, 1631. UE. dienstwillige broeder
| |
Mijne gebiedenisse, soo 't uE. gelieft, aen monsr de ThouGa naar voetnoot5. Wilt doch Sijne E. alles doen, dat hem magh toonen, dat wij sijne meriten ende affectie estimeren.
D'heer secretaris monsr AntonyGa naar voetnoot6 heeft mij een dinck verhaelt, dat remarquabel is. Doen prins Mauris hier quam om de regierders te veranderen, wilde hij sien het eedboeck. Men had hem doen geloven, dat ick sijnen naem uit den eedt uitgedaen hadde met mijne handt. Soo hij 't boeck sagh ende niemant daerbij en was, die mij verantwoorde, wierd hij versterct in 'tgunt eenige quaede dienaers van de stadt hem hadden doen geloven. Den naem van den prins van Orangie was geweest in den eedt, doen aen Sijn Extie hooger memorie was gedefereert de Hoge Overheit. Nae sijn droevigh overlijden was dit verandert ende gestelt gehoorsaem te sijn de hooge Overheit van Hollant. Dese verandering was geschiet bij resolutie ende bij de handt van den advocaet saligerGa naar voetnoot7, die doen pensionaris was. In mijn tijdt is niet | |
verandert dan dat bij 't woordt Hoge Overheit - omdat men begondt te sustineren, dat dyen tytel de Staten-Generael toequam - is bijgestelt: ‘Dat is de Staten van Hollant’ bij goedvinding van de vroedschap, niet bij mijn handt, maer bij de handt van Mr Antony. Ick en twijffel niet, off dit heeft mij veel quaeds gedaen bij Sijn Extie prins Mauris. Ongeluckigh sijn die gevangen sijn sonder acces ende alsoo sij haer tegen soodaenige slincksche slagen niet en connen verweren. UE. hier comende bij gelegentheit, sal het boeck selve connen sien ende de historie uit Mr Antony verstaen.
In de gevanckenisse staet mij voor, dat ick verscheiden mael op dit poinct ben geëxamineert geweest. Maer om redene is sulx gelaeten buiten de sententie.
De vroedschappen meest alhier wenschen om de tolerantie. Berckel vreest daerdoor aenhang te verliesen. BastiaenGa naar voetnoot1 is van sijn adherenten ende die heeft het advys nae den Haeg gesonden van Verzijden, waerover Hartogsvelt het tegen hem niet groen en heeft. Hier sijn veersen gedruct tot willecomGa naar voetnoot2 ende gedruct bij een suivere broeder. | |
In dorso van de hand van Grotius zelf: Den 5 Nov. 1631. Met andere hand toegevoegd: uyt Rotterdam. |
|