Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1602. 1631 maart 14. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick sal mijn oordeel ophouden aengaende GallusGa naar voetnoot2, NumerianusGa naar voetnoot3 ende de Mase tot naerder bescheyt. Hyer gaen de saecken, soo ick uE. voor desenGa naar voetnoot4 hebbe geadviseert ende zye geen hoope van betering, noch voor het generael, nochte voor het particulier. Oock is men hyer zeer tegen de trefves ende men meent, dat onse vrunden daervoor zijn. Ick meen op mijn stuck wat naerder te letten ende nae XII jaeren verlies, de bequaemste van mijn leven om mijne familie te besorgen, soo mij de onseeckerheyt soo hyer als daer niet en hadde opgehouden, een plaetse kyesen, daer ick met eere, met rust ende met eenigh proffijt sal connen leven. Al waer daer anders geen reden dan dat mijne kinderen groot werden ende de dochtersGa naar voetnoot5 hubaer, soo en can ick het uytstel in mijn eygen gemoet nyet langer excuseren. Ick heb uE. ten hoochste te bedancken van de moeyte in desen genomen. 't Onrecht, dat mij geschyet is, niet alleen bij mijne bekende vijanden, maer oock bij de vrunden, dye niet en willen in achting nemen, wat ick voor het recht van Hollant gedaen en geleden hebbe, wil ick Godt opgeven ende uE. in zijne genade bevelen. Den XIII Maert XVIcXXXI.
De coninginne-moederGa naar voetnoot6 is noch te Compiègne. Werdt geseyt te sullen gesonden werden nae Nevers ende dat zij aengenomen heeft daer te gaen, midts dat men haer haere medecijnGa naar voetnoot7 wedergeve. De coning gaet nae Orléans met macht. 't Gerucht is hyer, dat 's conincx broederGa naar voetnoot8 hem tegen comt t'Estampes. Wij sullen zyen. Op ... den president de CoigneuxGa naar voetnoot9, cancelier van 's conincx broeder, heeft het den coning zeer geladen. In Provence gaet alles tot rust. De la MilletièreGa naar voetnoot10, een groote voorspraeck voor desen van dye van Rochelle, tegen dewelcken D. TilenusGa naar voetnoot11 heeft geschreven, alsoo hem in de gevanckenisse te Toulouse abolitie wyerd gepresenteert, heeft dye geweygert seggende niet misdaen te hebben idque in regno. Quid nos facere aequum est? Lang voor desen had men mij geschreven, dat ick mij wel bij Numerianus mocht vervougen sonder swaericheyt. Vanwaer comt nu dese groote scrupuleusheyt? Ick en heb voor de saecke van 't landt soo scrupuleux niet geweest, maer oprecht gegaen ende Godt vertrouwt hoopende, dat andere Hollanders van gelijcke soude doen. Men meent de aenstoot soo groot soude zijn. Mij soude wel eens lusten | |
op mijn peryckel dat te besoucken. Ende licht soude ick het doen alleen om mijne ouders ende vrunden adieu te seggen, eer ick resolvere. Ick verstae 's conincx broeder aen den coning heeft geschreven al te willen doen, wat hij hem sal gebyeden, oock te gaen, waer hij wil, maer dat hij niet te hooff en soude connen zijn. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant in 's Gravenhage. In dorso met andere hand: Den 14 Maert 1631. |
|