Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1567. 1630 december 20. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Lesende deser dagen in Cicerone III De legibus vond ick dit op mijn(e saecke niet) quaelijck applicabel: Quo verius in nostra causa vir magni ingeni(i summaque) prudentia, L. Cotta, dicebat nihil omnino actum esse de nobis; praeter enim qu(am quod) comitia illa essent armis gesta servilibus, praeterea neque tributa capitis comi(tia) rata esse possent neque ulla privilegii; quocirca nihil nobis opus esse lege, de quibus nihil omnino actum esset legibusGa naar voetnoot2. Waer daer nu yemant, dye de couragie had, dye doe PompeiusGa naar voetnoot3 had, de saecke waere haest geholpen. Ick sal verwachten, wat vorder volgen sal op 'tgunt uE. mij van den X December adviseert, ende daernae eens resolveren. Wat de saecken hyer aengaet, ick sagh deser dage den broeder van HauteriveGa naar voetnoot4, dye voortaen sal zijn Justinianus. Seyde rondt, dat men vanhyer de trefves soude beletten ende dat AlexanderGa naar voetnoot5 selve hyer arbeyde, omdat dye vanhyer soodaenige debvoiren daer souden doen. Dat in Italië wel eenige dingen waeren geëxecuteert, maer dat de investiture noch niet en was gecomen. Evenwel anderen seggen mij, dat de investiture bij den keyserGa naar voetnoot6 is gesonden aen den pausGa naar voetnoot7 ende dat aldaer is gevyert als over een vaste vrede. De cardinaelGa naar voetnoot8 heeft hemselve tot veelen wel gestelt, mids hij MommorencyGa naar voetnoot9 ende ToirasGa naar voetnoot10 heeft gemaeckt mareschaux de France. Daer werdt gearbeyt om de coninginne-moederGa naar voetnoot11 te versachten, maer het hapert noch ende BiscoratGa naar voetnoot12 opiniasteert te Verdun gesteunt, soo men meent, bij de coningin-moeder, dye seyt, dat MarillacGa naar voetnoot13 dat gouvernement heeft van haer. Denselve Marillac - te weten den marescal - is noch te Veillane wel bewaert. Ick verstae, dat in Hollant sonder publycke authoriteyt werdt gedruckt een wederlegging van mijne ApologieGa naar voetnoot14. UE. gelieve daernae te vernemen. In Walschlant werdt een gerucht gestroyt, dat den cardinael d'EspagneGa naar voetnoot15 hem soude doen | |
maecken chanoine de St. Lambert à Liège om tot dat bisdom der Nederlanden, soo nae zijnde, te mogen aspireren, te meer alsoo de tegenwoordigen bisschop - de churfurst van ColenGa naar voetnoot1 - noch geen priester en is ende daertoe gesommeert zijnde uytstel soeckt zyende op de apparente successie van zijn broederGa naar voetnoot2 ende hoopende alsoo tot een erffelijck churfurstendom te geraecken ende hetselve door huwelijck zijne kinderen nae te laeten. Vale met de vrunden. Den XX December XVIcXXX. UE. dyenaer | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant in 's Gravenhage. In dorso: Den 20. dec. 1630. |
|