Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1267. 1628 juni 4. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Recht eer ick den uwen creegh van den XXI Mey had ick de mijneGa naar voetnoot2 over Amsterdam afgesonden, dewelcke ick vertrouw dat uE. wel sal gewerden, waeruyt uE. van tgunt hyer passeert wel sal werden geadviseert. Sedert hebbe ick nyet nieus dan dat dye van Rochelle gedeputeerden hebben bij den coning ende dat mijn heer den prinsGa naar voetnoot3 eenige cleyne steden heeft ingenomen ende aldaer vrij wat rigoureux gehandelt om schrick te maeckenGa naar voetnoot4. Dat ick nu op Zeelant schrijff is meest, opdat uE. mocht weten, dat de zijnen wel is ter hande gecomen ende om t'gunt nodigh is te beantwoorden. Wanneer dye man, dye op wegh [is], t'huys sal zijn, sal ick blijde zijn zijne opinie te verstaen. Wij en mogen gantsch niet verstracken: oock niet aennemen, dat relatie heeft tot de sententie ofte in't landt comen sonder goedt. Dit is het advys van alle de vrunden alhyer, oock van mevrouw de moeder van de mareschal de ChastillonGa naar voetnoot5. LeoGa naar voetnoot6 en verstaet het oock anders niet. 't Is beter wat langer te patienteren nae soo lang verwacht, dan onse vijanden voordeel te geven ofte onsselve onnut te maecken. Nopende t'accommodement van de kerckelijcke geschillen, ick en weet niet, dat daer een mensch is, dye hem meer daermede becommert heeft als ick, doen 't licht was te helpen. Nu is de gestaltenisse zeer verandert ende nae mijne opinie is het niet mogelijck daerop wat te adviseren anders als in loco, daer men de parthijen can hooren ende spreecken. Nu het lot op BaugyGa naar voetnoot7 is gevallen, moet men zyen hetselve ten beste te menageren, oock HauteriveGa naar voetnoot8 soo veel doenlijck is aen te houden om het groote credyt van zijn broederGa naar voetnoot8. Mij dunckt, dat voor een embleme nae de sin bij uE. voorgestelt niet onbequaem soude zijn het oude Roomsche spreeckwoordt ‘Mars vigila’, gerepresenteert door een Mars, sluymerigh siende, dye opgeweckt wordt bij de Voorsienicheyt hebbende in de eene handt een kijcker, in de andere, daer hij hem mede raeckt, een winckelhaeck, teycken van ordre. WyntgasGa naar voetnoot9 heeft mij beginnen te spreecken. Ick sal hem helpen soo veel ick can, maer mij niet engageren in saecke van munte, dye ick weet dangereux te zijn. Ick rade hyer dye van de religie door RivetGa naar voetnoot10 tot accommodatie in ons landt te arbeyden, 't welck ick houde dat geschyeden sal. Onse gebyedenisse aen alle de vrunden, insonderheyt aen de BruysGa naar voetnoot11. Den IIII Junij XVIcXXVIII. UE. dyenstwillige broeder
| |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Mr. Nicolaes Reigersberg raidt ordinaris in den Hooge Raede in Hollant, ten huise van den Heer Rentemeester sijne E. broeder tot Middelburgh. Port. |
|