Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3

1208. 1627 december 30. Van J. Wtenbogaert¹.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Den hh. Gecommitteerde Raden is aengedient, dat Wtenbogaert door den Hage ginck braveren gedeguiseert, dat hij de commissiën gaff ende alles dirigeerde. Haere Ed. Mog. hebben daerover den bailliou Veer² last gegeven om hem te apprehenderen; men seyde eerst daerbij: met belofte van eene groote somme. 't Eerste, hoore ick, is waer, maer 't lest van 't gelt niet. Maer ick hoore niet daer vorder yet gedaen is, niettegenstaende men seyde, dat hij bij sijn huysvrou³ was gelogeert. Ick en meyn evenwel niet, dat hij daer is. . . . . . . . . . .

1 Het hs. heeft deel uitgemaakt van het bezit der Remonstrantse Kerk te Rotterdam, zie Rogge, Br. Wtenb. III: 4, p. 324 n. 1. Toen dit bezit werd toevertrouwd aan de Gemeente-Bibliotheek te Rotterdam, bleek bij de controle in 1949, dat het zich niet meer onder de stukken bevond. Het is gedeeltelijk gedrukt bij Rogge, op. cit., p. 321.

2 Mr. Quintijn de Veer (1594-1675), heer in Callantsoog. Hij was baljuw te 's-Gravenhage van 1620 tot 1667.

3 Maria Petit Pas.