Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend902. 1624 Mei 17. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mon frère. Monsieur du Maurier is van het hoff gecomen om zyne affairen, met mening om weder nae 't hoff te gaen. De Coning heeft hem getuygenisse gegeven van goeden dienst, ende een eerlicke recompense. Hy seyt de Coning, de Guarde des SeauxGa naar voetnoot4, oock Monsr. d'AuquerreGa naar voetnoot5 wel geinstrueert ende een verhael overgegeven te hebben van hetgunt in ons Landt is gepasseert; dan soo veel ick merck sal al zijn debvoir ons niet veel voordeels doen. Men houdt het met de starckste. Sommige seggen dat Essen ende BouckhorstGa naar voetnoot6 hyer comen, dat Paeuw daer blijft om eenige secrete negotiatie. Men meent dat de last, dye de onsen uyt het Landt verwachten, mede sal brengen toesegging van steden van asseurantie uyt deghenen, dye men nae dese op de vyant soude mogen becomen, ingevalle de Coning wil verstaen tot een gestaedige assistentie. 't Exercitie van de Catholycke acht men dat met generale termen sal connen afgestelt worden, mids accommoderende de Catholycken, dye uyt Vranckrijck sullen comen. Van de lichtinge van CandaleGa naar voetnoot7 spreeckt men niet meer. Men vindt hyer de macht, dye Sijn Excellentie in 't Landt heeft, dienstigh voor het Landt ende soude deselve garen syen becleet met meerder luyster ende tytel. Gelycke propoosten heeft met my gehouden de Ambassadeur van EngelantGa naar voetnoot8, persisterende in zyne opinie van de vereeniging van de | |
Remonstranten ende Contraremonstranten. Milord de CarlisleGa naar voetnoot1 zijnde Ridder gemaeckt van de Couseband werd yder uyr verwacht. Eenige meenen, dat men eerst sal spreecken van een tractaet op de tegenwoordige occurrentiën van Europa, ende dat noch onseecker is off het huwelickGa naar voetnoot1 sal worden versocht. Ick werd bywylen by eenige vrunden getoetst off ick den Coning niet en wil versoecken yet voor my te doen, 't zy om in 't Landt te comen, 't zy om mijn goed te genieten. Ick segh dat soodanige recommendatiën dickmael meer quaeds dan goeds doen, ende aengaende 't goed, dat ick my verlaet op de justitie. Mijn huysvrouw bereydt haer tot de reys ende wil gants niet over zee. Ick heb geschreven nae Antwerpen opdat zy daer een paspoort vinde. Bidde U.E. sorge te draegen dat sy oock uyt Hollant daer een paspoort mocht hebben. 't Selve paspoort dyent geëxtendeert voor haer, een meyt ende twee kinderen, Cornelia ende Cornelis: het dyent gesonden aen Van der AstGa naar voetnoot2. Tot Parys den XVII May XVIcXXIIII. U.E. dienstwillige broeder
| |
Wilt doch het paspoort met den eersten op Antwerpen senden, alsoo sy het hyer niet en sal wachten maer daer gaen vinden, hetselve paspoort dient te zijn voor ses maenden gins en weder. De kinderen zijn van dye jaeren dat zy geen paspoort van noode hebben; wete niet off evenwel daer van mentie dient gemaeckt in het paspoort. De Ambassadeur van Spagnie stroyt uyt van het arrivement van de vloot uyt West-Indië, maer werdt niet gelooft. In Spaignie zijn veel nieuwe Raden van Staet gemaeckt om 't credijt van OlivaresGa naar voetnoot3 te minderen. De contributiën, by den Coninck van Spaigne gevordert, worden by syne provinciën gedifficulteert. | |
Adres: E. erntfeste hoochgeleerde here Mr. Nicolaes Reigersberch advocaet voor den Hove van Holland nu ten huyse van den heer Rentmeester Reigersberg tot Middelburg. In zijn absentie aen den heer Rentmeester Bewesterscheld. In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot den 17. May 1624 tot Paris. |
|