Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend770. 1622 Juni 22. Aan J. de HaenGa naar voetnoot3.Mijn heer. Ick danck U.E. ten hoochste van het toegesonden stuck wercxGa naar voetnoot4, waerin U.E. seer getrouwelick ende ernstelick heeft gearbeyd. Deselve middelen ende redenen heb ick deurgaens gebruyckt in myne ApologieGa naar voetnoot5, die nu alrede alhyer tot Parys in 't Latijn werdt gedruckt ende haest oock in het Duytsch ende Franchois gedruckt sal werden. Ick sal ordre stellen ten eynde U.E. met den eersten van een exemplair mach werden verzyen. Wy verwachten oock decisie op het stuck van onse confiscatie. De heer Hogerbeets gaet voort in 't solliciteren. Ick heb onlancx remonstrantie gepresenteert aen de Regierders van Rotterdam om betaelinge van myne gagiënGa naar voetnoot6. Sy zijn zeer vervaert van repressaliën. De Coning heeft van dese somer een groote victorie gehadt in 't eyland van Rye, heeft voort Royen, St. Foy, Chrasy ende andere plaetsen becomen. Belegert nu St. Antonyn. Eenige principale heeren van de Religie hebben alreede met den Coning gehandelt als La Fortce ende SullyGa naar voetnoot7. Men verwacht de vrede, waertoe God helpe, ende U.E. met zyne hysvrouw ende familie bewaere. Ik bid om meldinge van myne geringe dienst aen S.F.G.Ga naar voetnoot8. Tot Parys den XXII Junij XVIcXXI. U.E. gantsch dienstwillige
| |
Adres: A monsieur Monsieur de Haen conseiller du Duc de Holstein. In dorso schreef De Haen: 22 Juny 1622. No. 7. |