Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend604. 1620 Juni 29. Aan J. ProuningGa naar voetnoot1.Mijn Heer Commandeur. Ick mercke uit de acteGa naar voetnoot2 ons toegezonden, dat de heeren Staten Generael zorge dragen, om alle correspondentie te verhinderen. Ick en can de suspiciën niet beletten, maer weet, ende ben daer in gerust, dat ick noit eenige en hebbe gehouden, maer my alleen gemoeit met het voltrecken van myne studiën, ende met tydinge van de gezondheid van myne vrienden, die ick bemin, ende die my beminnen. Ick ben van harte blyde, dat U.E. last is gegeven, om wel te letten op alle correspondentie; 't zal my dienen tot gerustheid, ende hoe zulcx beter werd waergenomen, hoe 't my liever zal zijn. Ick bidde alleen, dat men ons, in 'tgunt ons tot onze onderhoudinge nodigh is, goed gerijff wil laten genieten, ende particuliere tydingen van onze vrunden. Waervoor ick U.E. danck zal weten ende by alle gelegentheid verschuldigen; den 29 Junij. U.E. dienstwillige,
|