Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend594. 1619 Nov. 17. Aan Maria van ReigersberchGa naar voetnoot14.Alderliefste. Gisteren ontfang ick U.E. drie brieven van den X. XII. ende XIIIIen als oock een van Suster BlonckenGa naar voetnoot15 met een caes. Wilt haer hartelijc bedancken. U.E. debvoiren behagen my wel. Doet alle naersticheyt om apostille te crygen van de heren Staten Generael. Ick meen dat de rechtsgeleerden verstaen sullen | |
dat renten op 't Landt ofte Steden nyet begrepen en zijn onder meublenGa naar voetnoot1. Doet myne gebiedenisse aen alle goede bekenden, oock aen de heren CommissarissenGa naar voetnoot2. Ick bedanck onse broeder den RentmeesterGa naar voetnoot3 van de moeyte dye hy neemt om onsentwille. Instrueert hem wel op alles. De catarren quellen my by wylen tot overgevens toe. 't Waer goedt waer de camer met plancken beleydt ende mocht ick by wylen wat luchts gebruycken; doch mach 't nyet zijn, patientie. Laet my weten off in 't EpitaphiumGa naar voetnoot4 yet sal dienen vermeerdert, vermindert ofte verandert. De saeck van TongerenGa naar voetnoot5 sal ick behartigen. Myne boecken van de rechten souden my daertoe wel noodigh zijn; ende voorwaer ick vrese soo daer gheen andere ordre gestelt en werdt dat de boecken ende papieren sullen bederven. My staet voor dat ick t'anderen tyde op de SaelGa naar voetnoot6 in den Haeg heb zien vercoopen een Latijnsch boeck in octavo, inhoudende een consultatie op de saecke van de Fuggers aengaende seeckere rente, gehypothequeert op de Biltlanden in VrieslantGa naar voetnoot7. My dunckt dat de Advocaet CamerlynGa naar voetnoot8, nu Bailiu, dit boeck cochte. 't Selve boeck soude my zeer dienstigh zijn tot de saecke, my by Tongeren gerecommandeert. Indien U.E. de duytsche verzenGa naar voetnoot9 voor haer wil houden, mag het selve wel doen. Ick sal hyer wel een andere copye voir mijn moeder doen schryven. De kinderen leeren wel: maer zijn wat stout doordyen ick het cryten wat te veel ontzie. GrootmoederGa naar voetnoot10 ende ick doen t'samen het best. 't Valt mijn moeder zeer moeyelijck met Grietje huys te houden, doch zy verhoopt dat het zoo lang nyet duyren en sal. Evenwel dyent ghy van daer nyet te comen sonder ordre gestelt te hebben op onse saecken. Als ErpenniusGa naar voetnoot11 te Leyden sal zijn gecomen, sal het goedt zijn dat U.E. ofte yemant van onse broeders eens met hem spreecke. Godt Almachtigh wil ons alles geven dat ons salich is. Den XVII Novembris XVIcXIX. U.E. altijdt getrouwe
| |
Indien in de Latijnsche veersen voor Cornelis de GrootGa naar voetnoot12 | |
[pagina 24]
| |
Ga naar voetnoot12 yet is dat aanstoot | |
soude mogen geven, wilt my daervan adverteren om 'tselve te rechten. Schrijft suster Bloncken dat ick meen dat zy noch wel een beurt sal crygen al waer het twee. | |
Adres: Eerbaere deuchdsaeme Juffrouw juffrouw Marie Reigersberg huisvrouw van Mr. Hugo de Groot. In dorso schreef Willem de Groot: broeder de Groot tot Louvesteyn aen sijn huisvrou den XVII Novemb. 1619. |
|