| |
| |
| |
Vianen en Helsdingen
Literatuur
■ Horden 187; De Meyere, Lekpoort, 17; J.C. Visser, Schoonhoven, de ruimtelijke ontwikkeling van een kleine stad in het rivierengebied gedurende de middeleeuwen, Assen 1964, 118;
■ Vianen Nederlandse steden in de 16e eeuw; plattegronden van Jacob van Deventer, 1916-1923 (facsimile herdruk van ca 1560), blad 98
| |
| |
■ Vianen J. Blaeu, Toonneel der Steden en de Vereenighde Nederlanden met hare beschrijvingen, 1649
| |
Vianen
Nederzettingsgeschiedenis
De stad is in het derde kwart van de 13de eeuw tot ontwikkeling gekomen. De eerste vermelding van Vianen dateert van 1271, wanneer Sweder van Beusichem van de bisschop van U-trecht het recht ontvangt om twee maal per jaar een markt te houden in het gebied bij zijn burcht. Deze burcht lag aan de zuidkant van de huidige stad op 't Wed, waar in 1969 restanten van de sterkte zijn opgegraven. Van belang voor de ontwikkeling van Vianen was de aanleg van de Vaartse Rijn, waarvan de monding in 1288 tegenover Vianen kwam te liggen. De aanleg van deze vaart was voor de stad Utrecht van levensbelang na afsluiting van de Kromme Rijn in de 12de eeuw, en die van de Hollandse IJssel in 1285.
Door laatsgenoemde afsluiting moest voor de verbinding tussen de vaart en de Lek een nieuwe oplossing gevonden worden, wat leidde tot een uitmonding in de Lek bij Vreeswijk. De vaart was voorzien van een naastliggende landweg en veer over de Lek; de route over land naar het zuiden verliep aldus via Vianen. De nederzetting ontving van de heer van Vianen Willem van Duivenvoorde in de jaren 1335 en 1336 verscheidene rechten waaronder marktrecht. Naast een economische achtergrond voor stadsrechtverlening zullen, zoals elders in het grensgebied tussen Holland, het Sticht en Gelre, militaire en politieke redenen een rol hebben gespeeld. De graaf van Holland, bij wie bovengenoemde Van Duivenvoorde een belangrijke positie bekleedde, zal het nut van een versterkte nederzetting op deze plek ongetwijfeld hebben ingezien (De Meyere, Lekpoort, 17). Ongeveer in de tijd van stadsrechtverlening zal begonnen zijn met vergroting van de nederzetting en het aanbrengen van een omwalling, waar het oude kasteel buiten bleef. Er is vermoedelijk sprake geweest van een grotendeels nieuwe aanleg, waarbij het zwaartepunt meer naar de rivier toe kwam te liggen. Het 14de-eeuwse stratenpatroon is terug te vinden in de huidige plattegrond van de stad binnen de wallen. De voornaamste straat, de Voorstraat, was tevens onderdeel van de doorgaande route van noord naar zuid en belangrijker dan de Lekdijken, de Langen- en de Kortendijk. Een typerend element in de plattegrond was het (nieuwe) kasteel binnen de stadswallen, in de noordwest hoek, waarmee het doorgaande tracé van de Lekdijk door de stad werd onderbroken. Dit kasteel kwam in 1372 gereed. Ten westen en ten oosten van de Voorstraat was ruimte voor drie bebouwingsstroken,
| |
| |
■ De kern van Vianen volgens de kadastrale minuut van 1822, met de huidige benaming der straten.
Schaal 1:5 000. Tekening T. Brouwer, 1986
1 Lekpoort
2 Boschpoort (Hofpoort)
3 Oostpoort
4 Landpoort
5 Wilhelminasluis
6 Stadhuis
7 Stadswaag
8 Hervormde kerk
9 R.K. kerk
10 Synagoge
11 Weeshuis
| |
| |
onderling door straatjes van secundair belang verbonden. Het hiermee ontstane stratenplan maakt een strakke, ‘geplande’ indruk,
■ Vianen Luchtfoto, schaal ca 1:6 000, opname 1986
maar is sterk door de prestedelijke situatie beïnvloed (Visser, 118). Het patroon van de noord-zuid lopende straten is gebaseerd op de agrarische verkaveling, waarbij de Voorstraat de grens tussen twee eenheden van verkaveling vormt. Aan de westzijde lopen kavellijnen evenwijdig aan elkaar en aan de Voorstraat, ten oosten van de Voorstraat is sprake van kavellijnen afkomstig van een waaiervormige verkaveling, die derhalve licht geren. Aan de westelijke en oostelijke stadsgracht lijkt een kavelsloot aan ten grondslag te liggen. Voorts wordt de grens aan noordzijde beïnvloed door de rivierdijk en aan zuidzijde door een landweg die op de topografische kaart
| |
| |
van 1847/48 onder de naam Hagen Weg voorkomt en die de zuidelijke begrenzing vormt van de verkaveling die ook in het Viaanse stratenplan oostelijk van de Voorstraat doorwerkte.
Het planmatige van de nederzetting ligt eerder in de plaatsing van het nieuwe kasteel binnen de stad en in opmerkelijk brede aanleg van de Voorstraat. Ook de visuele afsluiting van deze as met aan een zijde een poortgebouw en aan de andere zijde een kerktoren lijkt het resultaat van een bewuste creatie.
De maatvoering van de huiserven is voor een groot deel van de stad zeer ruim gehouden: de diepte bedraagt bij de straten westelijk van de Voorstraat 60 m, oostelijk van de Voorstraat 40-55 m.
Het stratenplan, zoals dat op de kaart van Van Deventer uit ca 1560 voor het eerst zichtbaar is verandert nadien nauwelijks. Op deze kaart staat reeds de ‘Buitenstad’ aangegeven, de voorstedelijke en buitendijkse lintbebouwing aan de weg die naar het veer over de Lek leidt. In het eerste kwart van de 17de eeuw verliezen de Langen- en Kortendijk hun waterkerende functie, doordat een nieuw dijklichaam aan noordzijde buiten de stad om wordt aangelegd.
In vergelijking met het stratenplan is de dichtheid van de bebouwing in de loop der eeuwen meer aan verandering onderhevig. Van Deventer tekent een tamelijk dichtbebouwde stad, waarvan alleen de terreinen langs de stadswal niet in alle gevallen bebouwd zijn. De kaart uit de Atlas van Blaeu, uitgegeven in 1649 (maar minstens 15 jaar eerder gemaakt), geeft in vergelijking met de vorige kaart aan de randen van de stad al veel minder bebouwing en tekent verscheidene boomgaarden en hooibergen in. Zeer veel onbebouwde plekken geeft ook het kadastrale minuutplan van 1822. Uit het midden van de tussen beide kaarten liggende (18de) eeuw is bekend, dat er een flinke waardedaling van de huizen plaats vond; in 1752 zouden 42 huizen zijn gesloopt (Horden, 187). De malaise hing samen met de ernstige wateroverlast in die tijd, verergerd door de veepest van 1744.
De veranderingen aan de ruimtelijke structuur in de 19de eeuw spelen zich vooral af buiten de stadswallen. In 1824/25 kwam direct ten oosten van de stad de van sluiswerken voorziene monding van het Zederikkanaal in de Lek uit. Het kanaal was gegraven om de Waal, die beter bevaarbaar was dan de Lek en noordelijke Rijntak, van Amsterdam en Utrecht uit bereikbaar te maken. Met de verbreding van het kanaal in 1883/93 werden nieuwe sluizen naast de oude aangelegd. Rond 1947 werden de oude sluizen gesloopt en werd de oude sluiskolk gedempt. De aanleg van deze waterstaatkundige werken heeft nauwelijks veranderingen voor de bestaande stedelijke structuur tot gevolg gehad.
In 1840 werd het veer over de Lek vervangen door een schipbrug; het tracé van de uit de stad daar naar toe leidende weg, de ‘Buitenstad,’ werd daarbij iets verlegd en rechtgetrokken.
Binnen de stadswallen werden van kasteel Batestein, dat sinds de inname van Vianen door de Spaanse troepen in 1567 perioden van verval had gekend, in 1828 en 1829 de laatste resten gesloopt en opgeruimd. Op de vrijgekomen ruimte werd ondermeer het Hofplein aangelegd, een schakel tussen de Kortendijk en de Lekdijk buiten de vesting, waarmee de doorgaande route over die dijk sedert eeuwen weer hersteld was.
De editie van de topografische kaart uit 1899 laat zien dat slechts de Voorstraat en de Langendijk aan beide zijden een aaneengesloten bebouwing kenden en en gebied westelijk van de Achterstraat door de aanwezigheid van tuinen gekenmerkt werd. In de 20ste eeuw neemt de bebouwing langs de stadsstraten toe, na de Tweede Wereldoorlog vinden uitbreidingen buiten de vesting plaats. In 1935 was de schipbrug vervangen door een vaste oeververbinding op enige afstand buiten de stad, in aansluiting op de nieuw aangelegde rijksweg Utrecht - 's Hertogenbosch, wat een einde van het doorgaande verkeer in het stadje betekende.
In de jaren '60 en '70 is sprake van een forse groei van Vianen, die behalve uit woonwijken ook uit industrieterreinen bestaat. De oppervlakte van het bebouwde gebied buiten de vesting overtreft die binnen de voormalige vestingwerken thans enkele malen. Mede door het intact blijven van het grachtenstelsel en gedeelten van de stadsmuren, in gerestaureerde dan wel in gereconstrueerde vorm, is er sprake van een duidelijke scheiding tussen het historische stadsdeel en stadsdelen van meer recente oorsprong. Aan de westzijde van de oude stad is binnen de vestinggracht nog sprake van een geringe bebouwingsdichtheid en van talrijke tuinen, direct buiten de gracht is aan die zijde het grondgebruik nog agrarisch van aard en heeft geen bebouwing plaatsgevonden. Deze ruimtelijke karakteristiek wijkt dan ook nog weinig af met dat van ca een eeuw geleden.
| |
Historisch bebouwingsbeeld
De ruime opzet van Vianen wordt weerspiegeld in het uiterlijk van de huizen: opvallend is het grote aantal dwarse huizen van drie tot zes traveeën breed, onder zadeldak met de daknok evenwijdig aan de straat. Ook aan de achterstraten komen dwarse huizen voor, maar dan veelal maar van één in plaats van twee of meer bouwlagen hoog, hoewel panden als bijvoorbeeld Achterstraat 34-36-40, 86-88, Langendijk 14-16 en Kerkstraat 62-64-66 bewijzen dat ook aan de achterstraten van oudsher voorname en hoge huizen staan.
De stadsboerderijen met bijbehorende terreinen en opstallen als schuren en hooibergen zijn niet alleen op oude kaarten als vorm herkenbaar, maar zij figureren ook nu nog in het stadsbeeld, zij het dat de agrarische functie vrijwel overal is verdwenen. Valkenstraat 20-22, Varkensmarkt 26 (met rieten kap op de schuur en een stukje bouwland) en langs de Brederodestraat naar de stadsgracht toe zijn duidelijke voorbeelden.
In de jaren '60 en '70 van deze eeuw zijn veel huizen gerestaureerd of gerenoveerd, waarbij lang niet altijd zachtzinnig met de gebouwen werd omgesprongen. Het vervangen van hele voor- en achtergevels kwam regelmatig voor (Kortendijk 6), evenals het afbreken en weer opbouwen van panden met gebruikmaking van het oude bouwmateriaal (Hofplein 39-49, Varkensmarkt 11-19). Ook werden gedeelten van panden afgebroken, waardoor de oorspronkelijk functie, zoals in het geval van Kerkstraat 34, een voormalige boerderij met stal, niet meer waar te nemen valt. Dit was een restauratieopvatting die overigens niet uitzonderlijk was: de Gasthuiskapel achter het stadhuis is tijdens de restauratie in de jaren '70 tot op een 1,50 meter afgebroken, om vervolgens gereconstrueerd te worden. Het stad- | |
| |
huis werd van alle inbouwen van na de 16de eeuw ontdaan om een ‘authentiek’ ruimte weer terug te krijgen. In de kerk werden alle ‘lelijke meubelen’ en ‘lelijke’ kleuren verwijderd. Van veel huizen werd de in de 19de eeuw aangebrachte pleisterlaag afgenomen, waarmee de baksteen weer aan het licht kwam. De aanleiding voor het pleisteren kwam daardoor in veel gevallen ook aan het licht: ‘detonerende’ bouwsporen of de technisch slechte staat van het baksteenwerk. Het gevolg was dat gevels opnieuw moesten worden opgetrokken om een niet door de tijd geschonden bakstenen architectuurbeeld te verkrijgen (achtergevel Kerkstraat 62-64-66).
Het meest extreme voorbeeld van deze restauratie- en renovatieopvatting is het gebouw dat in 1972 op de westelijke stadswal in 18de-eeuwse vormen werd neergezet, ter plaatse van de in 1913 afgebrande molen.
■ Vianen, verdedigingswerken
- Deel van zuidelijke stadswal, plattegrond en doorsneden van de kelders en funderingen van Molenstraat 1-3-5 en weergave van de Landpoort naar gegevens op de kadastrale minuut van 1822. Schaal 1:300. Opmetingstekening J.M. van Es, 1988
In het hieraanvolgende zullen eerst de belangrijkste straten en de daaraan liggende historische bebouwing binnen de wallen behandeld worden. Daarna volgt het ‘buitengebied’.
| |
Verdedigingswerken
De stad is in haar geheel ommuurd geweest en van poorten, waltorens en rondelen, alles met kijk- en schietsleuven, voorzien. Alleen aan de zuidzijde en een deel van de westzijde is die ommuring bewaard gebleven. Een klein stukje stadsmuur loopt aan de westkant van de stad aan tegen de bebouwing aan het Hofplein. Fragmenten zijn ook aan de noordkant te zien. Van de stadspoorten resteert de Lekpoort. De Hofpoort bleef als laatste over van de kasteelgebouwen. De deels dichtgeslibte stadsgracht is in 1937 weer opengegraven.
De stadsmuur bestaat uit een weergang op bogen en heeft twee waltorens aan het oostelijk deel en drie waltorens aan het westelijk deel. Het baksteenformaat, gemeten aan nog niet gerestaureerde gedeelten, bedraagt 28,7-29,2 × 14 × 6,5-7,2 cm, 10 lagen = 80-82 cm. Op het oostelijk muurdeel is in de 19de eeuw in de tuin van Korte Kerkstraat 3 een theekoepeltje gebouwd. Voor de hele zuidelijke muur is op het verlande terrein een boomgaard aangelegd. Het zuidwestelijk gedeelte is met huizen bebouwd, waardoor in de stadsmuur vensters en deuren zijn gekomen. Met het herstel van de huizen aan de Molenstraat in de jaren '70 en daarna zijn successievelijk de muur en waltorens aan de zuidwestkant gerestaureerd en gereconstrueerd. In 1987 is een begin gemaakt met de herbouw van een inmiddels verdwenen stuk stadsmuur met rondeel aan de zuidoostkant van de binnenstad en met de restauratie van het aansluitende, vervallen deel daarvan. Ter hoogte van het Klooster, naast de op een muurtoren gebouwde houten schuur, werden fragmenten van een waterput gevonden, die op de kadastrale minuut van 1822 terug te vinden is.
| |
Achterstraat
■ (zie illustratie pag's 382 t/m 387 oneven zijde en pag's 388 t/m 392 even zijde)
De Achterstraat heeft vanouds een tamelijk consistente bebouwing aan de
| |
[pagina 382-383]
[p. 382-383] | |
■ Vianen, Achterstraat, oneven zijde - Gevelwandtekening
Schaal 1:330. Opmetingstekening door J.J. Brugman, 1948
(zie ook pag's. 384-385 en 386-387)
even zijde, de westkant gehad. De meeste (oude) huizen zijn nog steeds één bouwlaag hoog met een kapverdieping. Uitzondering vormen de panden nr. 86-88 en 34-40, die beide twee bouwlagen en een kap hebben. Het merendeel van de huizen heeft de daknok evenwijdig aan de straat. De panden kunnen, ondanks hun betrekkelijk geringe hoogte, tamelijk diep zijn (Achterstraat 52/ hoek Oliestraat 2 en Achterstraat 68, beide onder zadeldaken met laag doorlopend dakschild aan de achterkant).
Veel panden waren in gebruik als boerderij met grote schuren, waarachter wat bouwland lag (bijvoorbeeld de nrs. 78, 80, 82 en 86). Aan de oneven zijde, de oostkant bevonden zich de uitritten, tuinmuren, koetshuizen en dienstwoningen van de panden aan de Voorstraat. Het mooiste voorbeeld van een dienstwoning bij een der Voorstraatpanden is Achterstraat 5, waarin een inrijpoort is opgenomen. De percelen aan de westzijde van de Achterstraat zijn even diep als die aan de westzijde van de Voorstraat.
| |
Achterstraat 5
Geklemd tussen twee panden onder een mansardekap, met de daknok haaks ten opzichte van de straat, waarvan er één, nr. 7, is gedateerd: 1925, ligt het gebouw van één bouwlaag onder een met pannen gedekt zadeldak evenwijdig aan de straat. In de witgepleisterde gevel met sierankers is een 17de-eeuwse, gemetselde bakstenen poort opgenomen tussen iets naar voren springende pilasters, waarop bolvormige vazen staan. De boogaanzet van de poort staat op natuursteenblokken. Boven de poort zit een hooiluik. Uiterst links de toegangsdeur tot de woning; zesruitsschuifvensters. Een dakkapel, het bovenlicht boven de deur en een raam zijn een toevoeging uit 1948, toen het pand gewijzigd werd van een woning annex schuur en berging in een volledige woonbestemming.
Het inwendige heeft een enkelvoudige balklaag haaks op de voorgevel. Dit gebouw zal het koetshuis en dienstwoning geweest zijn tot een der huizen aan de Voorstraat, vermoedelijk nr. 15.
De bebouwing aan deze zijde van de Achterstraat is over het algemeen niet zeer opmerkelijk en weinig samenhangend. Een uitzondering vormen de panden 67 en 69.
| |
Achterstraat 67
Diep pand van een bouwlaag met lijstgevel en een kapverdieping onder met blauwe pannen belegd wolfdak. De gepleisterde voorgevel is asymmetrisch van indeling: de voordeur met bovenlicht zit uiterst links, waarna drie vensters. Twee vensters op de verdieping. De gevel wordt besloten met een houten gootlijst met klossen. Staafankers. Het inwendige is in 1967 ingrijpend verbeterd; in 1976 volgden het dak en de voorgevel, waarbij onder andere de indeling der vensters gewijzigd werd. Het pand zal uit het midden van de 19de eeuw dateren. Het staat niet aangegeven op de kadastrale minuut.
| |
Achterstraat 69
Diep pand van één bouwlaag met kapverdieping tegen trapgevel, waarin twee geprofileerde waterlijsten boven elkaar, een iets gedrukte ontlastingsboog boven het verdiepingsvenster, sierankers en een uitgekraagde toppilaster op gebeeldhouwde kop. De trappen hebben natuurstenen afdekplaten. Klezoren in voor- en rechterzijgevel. De onderpui is in de 19de eeuw gewijzigd, waarbij de 17de-eeuwse puibalk gehandhaafd is gebleven. Hij is gepleisterd en een deur en zesruitsvenster zijn erin aangebracht. In de 19de eeuw is het verdiepingsvenster vergroot tot een zesruitsvenster tot op de waterlijst, waarboven een iets getoogde ontlastingsboog. Hiernaast en op de toppilaster gekrulde muurankers. In het inwendige een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel.
| |
Achterstraat 22/hoek Stalstraat 2
Dit pand, dat aangegeven staat op de kadastrale minuut, dateert in zijn huidige vorm uit omstreeks 1860. Het is een voor de Achterstraat minder vaak voorkomend type, namelijk een diep pand onder een geknikte kap. De vijf gevelopeningen brede voorgevel heeft een ingezwenkte top die door een geprofileerde lijst wordt afgesloten. Zowel aan de Achterstraat als aan de Stalstraat bevindt zich een ingang. Die aan de Achterstraat is rijker uitgevoerd met een pilasteromlijsting en hoofdgestel op gebeeldhouwde consoles. Pal op de hoek in de Stalstraat is een uitgebouwde étalagekast aangebracht, versierd met kleine zuiltjes.
| |
Achterstraat 34-36-38-40
Vier aaneengebouwde dwarse panden uit de 16de eeuw, ieder op vrijwel vierkante plattegrond, van twee bouwlagen hoog, onder een met rode pannen belegd zadeldak evenwijdig aan de rooilijn. Aan de rechterkant eindigt nr. 34 tegen een tuitgevel. Nr. 40 wordt links door een trapgevel besloten. De scheidingsmuur tussen de nrs. 36 en 38 steekt boven het dak uit en is eveneens een trapgevel. Beide trapgevels zijn het produkt van de restauratie in de jaren 1984-1986. Aan de achterkant
■ Achterstraat 38-40 te Vianen, opname 1988
is nr. 34 van een lagere aanbouw onder zadeldak voorzien. Nr. 40 heeft aan de achterzijde een lage aanbouw onder lessenaardak.
De indeling van de voorgevels van de nrs. 34 en 36 is gespiegeld: aan het uiteinde een deur met bovenlicht, geflankeerd door een negenruitsvenster. Op de verdieping zitten zesruitsvensters. Rechte ankers en lelieankers zijn in de voorgevels zichtbaar. De nrs. 38 en 40 hebben beide een voordeur met bovenlicht en zesruitsvensters op begane grond en verdieping. De zes- en negenruitsvensters (indeling aangebracht tijdens de restauratie) zitten niet regelmatig verdeeld in het gevelvlak en zijn van ongelijke grootte, hetgeen het gevolg is van verbouwingen in de loop van de tijd.
Bij alle huizen staat de trap tegen de achtergevel. Stookplaatsen zijn in alle gevallen tegen de zijgevel geplaatst. Op de begane grond en de verdieping zijn zij van een samengestelde balklaag met gotische sleutelstukken voorzien. De kappen van de nrs. 38 en 40 zijn van eikehout en zijn voorzien van krommers in de onderste spantbenen.
Het complex is een goed voorbeeld van een serie aaneengebouwde, maar opzichzelf staande, dwarse huizen.
| |
Achterstraat 84
Gepleisterd pand van een bouwlaag onder zadeldak, met daknok en enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de straat. Dakkapel met luiken. Het gebouw heeft altijd dienst gedaan als schuur. De rondboogingang en een klein venster met luik wijzen op die functie. Een datering is niet gemakkelijk te geven, gezien de weinig uitgesproken architectonische kenmerken van een dergelijk bouwwerk. De schuur staat aangegeven op de kadastrale minuut, zodat hij in ieder geval van voor 1822 zal zijn.
| |
Achterstraat 86-88
Deze wellicht nog 15de-eeuwse huizen kwamen reeds in het eerste deel ter sprake. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.
| |
Bakkerstraat
Bakkerstraat 5
Voormalige synagoge. Het gebouw onder zadeldak tussen tuitgevels heeft de daknok evenwijdig aan de straat. De gevel aan Bakkerstraatzijde is van een pleisterlaag voorzien en heeft getoogde vensters met houten roedenindeling; goot op klossen. De ingang zit aan de korte zijde en is bereikbaar via een poortje ter rechter zijde. De ingang
| |
[pagina 384-385]
[p. 384-385] | |
■ De voormalige synagoge aan de Bakkerstraat te Vianen, opname 1978
bestaat uit dubbele paneeldeuren met omlijsting, afgesloten door een kroonlijst. Vlechtingen in geveltop, waarin een venster met luik is opgenomen. Het inwendige is met een houten tongewelf overdekt en heeft een kleine galerij, die door eenvoudige Toscaanse zuilen wordt ondersteund. Banken met rechthoekige omtimmering en paneeldeurtjes.
De oudst bekende gegevens over Joden in Vianen dateren uit het begin van de 18de eeuw. Omstreeks 1756 werd aan de Bakkersteeg, thans Bakkerstraat, een synagoge gevestigd voor de hoog-duitse Joden. In 1828 en 1847 werd deze synagoge vernieuwd, waarbij onder andere de huidige ramen en de pleisterlaag werden aangebracht. In 1924 werd het gebouw aan de Ned. Protestantebond verkocht, die er nog steeds haar kerkdiensten houdt (Koenheim, J.A.M., Joden in Vianen, In het Land van Brederode, 11e jrg. (1986), nr. 1/2, 35-44).
| |
Brederodestraat
De oostzijde of even kant van de Brederodestraat, die vroeger Tweede Westachterstraat heette, is van oudsher vrijwel uitsluitend bebouwd geweest met opstallen als dienstgebouwen, schuren en tuinmuren, behorend bij panden aan de Achterstraat. De bebouwing aan de andere kant, de westzijde, is van oorsprong agrarisch van karakter, hetgeen nog steeds waarneembaar is. Nr. 5, een in oorsprong 17de-eeuws dwars huis tussen een trapgevel en een tuitgevel was van bedrijfsruimten voorzien, die na restauratie in 1981 voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Aan deze straat heeft het Oude Mannenhuis gelegen. De naam ‘Manhuisterrein’, het land achter de nrs. 21-29 doet daar nog aan herinneren. Van dit huis is een gedeelte, de kelders en een stuk van de verdieping overgebleven in het ogenschijnlijk 19de-eeuwse complex nrs. 21-23, dat mogelijk heeft doorgelopen tot 29. Een opvallend accent is de roomskatholieke kerk op de hoek.
| |
Brederodestraat 1
Op het voormalige kasteelterrein is een hoveniersbedrijf gevestigd. Het terrein is ommuurd. De fraaie toegangspoort bestaat uit twee gemetselde bakstenen hekpijlers met natuurstenen afdekplaten en wordt bekroond met stenen kogels, waartussen een smeedijzeren hek uit het midden van de 18de eeuw. Op het terrein staat een witgepleisterd gebouw op rechthoekige plattegrond van twee bouwlagen hoog onder een met rode pannen belegd wolfdak. Lange muurankers in de gevels. Mogelijk dateert het uit de 17de eeuw. Er tegen aan staat een bouwwerk, woning annex schuur van één bouwlaag onder zadeldak, met deels houten lattenwand uit de 19de eeuw.
| |
Brederostraat 5
Dwars huis van een bouwlaag tussen trapgevel links en tuitgevel rechts. De voorgevel is gepleisterd met ingesneden voegen en de indeling is symmetrisch: een deur in het midden wordt geflankeerd door een venster. In de linkergevel van geel-rode baksteen zijn na restauratie twee halve kruiskozijnen op de verdieping aangebracht, waarboven sporen van een dichtgezet rond venster. Achter het huis stonden bedrijfsruimten, die na restauratie in 1981 voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Het pand kan oorspronkelijk uit de 17de eeuw dateren.
| |
Brederodestraat 21-23-25-27
Reeks aaneengebouwde huizen en schuren met gelijklopende daknok evenwijdig aan de straat, maar onderling met verschillende niveau's van deuren, vensters en luiken. De huizen hebben een gepleisterde gevel en dezelfde gestucte profielen boven vensters en deuren. De voorgevels zijn in die trant gewijzigd aan het eind van de 19de eeuw. Alle komen voor op kadastrale minuut uit 1822.
De panden 21-23, thans onder een gemeenschappelijke laat 19de-eeuwse kap, hebben ooit deel uitgemaakt van het Oude Mannenhuis. De nrs. 25 en 27 zijn woningen en het ongenummerde pand links daarvan is als opslagruimte in gebruik.
Het ongenummerde rechterdeel (21-23) ter breedte van 12 meter en 7,70 meter diep heeft in de voorgevel keldervensters met gedraaide ijzeren spijlen, een deur en een deur met zijlichten. Onder de dakrand twee luiken die toegang tot de ruimte op de verdieping geven.
In het inwendige is de begane grond in tweeën verdeeld. De rechterdeur is, gezien de schuine dagkanten, de oorspronkelijke toegang tot de beide ruimtes. De ruimte rechts van de zware scheidingsmuur is een travee breed, twee en een half vak diep en wordt overkluisd door ribloze kruisgewelven,
■ Vianen, Brederodestraat 21-23
- Voormalige Oudemannenhuis, plattegronden en doorsneden, gedeeltelijk gereconstrueerd.
Schaal 1:300, detail penant 1:50, detail schouwwang 1:10. Opmetingstekening door J. Jehee, 1988
die eindigen op bakstenen pilasters met kapitelen, eveneens van baksteen. De gewelven zijn wit gepleisterd, de pilasters vertonen sporen van een rode afwerklaag.
De wanden zijn (gedeeltelijk nog) betegeld met kwadraattegels in wit en mangaan. Lichtopening in de achtermuur. Deze ruimte is oorspronkelijk groter geweest, getuige bouwsporen in de achtergevel en de linkerzijgevel: de totale lengte heeft (minimaal) drie vakken bedragen bij een breedte van twee traveeën, zodat de huidige pilasters aan de rechterkant ooit de middenpijlers waren, waarop aan beide zijden de kruisgewelven uitkwamen. De ruimte links van de scheidingsmuur, die via een kleine deuropening met het rechterdeel is verbonden, beslaat drie vakken, onderling gescheiden door gordelbogen en overkluisd met tongewelven. Van de lichtopeningen in de achtermuur is de meest linkse dichtgezet.
De verdieping is vier, oorspronkelijk waarschijnlijk vijf, vensteropeningen breed geweest, getuige de schuine dagkanten en een gedeelte van een eiken vensterbank, die aan de binnenkant van de voorgevel duidelijk te zien zijn. In twee openingen zijn nu luiken aangebracht, waardoor de verdieping toegankelijk is. De ruimte is thans onverdeeld, maar oorspronkelijk stond er een tussenwand, precies boven de scheidingsmuur op de begane grond. Aan de linkerkant was zodoende een zaal van drie gevelopeningen breed afgescheiden, die voorzien was van een schouw tegen de linkerzijgevel, waarnaast zich een doorgang naar het pand nr. 25 bevond. Een geprofileerde bakstenen schouwwang, de ronding van de vuurplaats en een gedeelte van de boezembalk getuigen daarvan. Door de dikke pleisterlaag aan binnen- en buitenzijde zijn sporen van een trap of traptoren niet teruggevonden.
Het type huis of zaal met een gelijkstraats, overkluisd onderhuis, die onderling niet toegankelijk zijn, komt in Nederland in de steden maar weinig voor. Het wordt voornamelijk aangetroffen bij kastelen, waarin de keukens en dienstvertrekken in een dergelijk onderhuis zijn ondergebracht en bijvoorbeeld bij belangrijke stedelijke gebouwen als raadhuizen.
Zoals gezegd, heeft op deze plaats het Viaanse Oude Mannenhuis gestaan. Het onderhuis zal dienst hebben gedaan als keuken (rechts) en opslagruimte (links).
Gezien het baksteenformaat (25 × 12 × 5-6 cm) en de gewelfconstructie van het onderhuis en de restanten van de schouw op de verdieping is een datering
| |
[pagina 386-387]
[p. 386-387] | |
■ Brederodestraat 21-29 te Vianen, het voormalige Oude mannenhuis, opname 1981
■ Westgevel van de Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming te Vianen, opname 1988
in de 16de eeuw aannemelijk. In de tweede helft van de 19de eeuw zijn de belendende percelen en de kappen gewijzigd en is het muurwerk van voor- en achtergevel verlaagd.
■ Inwendige naar het oosten van de Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming te Vianen, opname 1988
| |
Brederodestraat 2
De R.K. kerk Maria ten Hemelopneming is gesitueerd tussen de Achterstraat, de Brederodestraat en de Stalstraat. De kerk is een driebeukige neogotische hallekerk zonder toren of transept. Zij is georiënteerd. Het schip telt vier traveeën. Koor en noorderzijbeuk hebben een vijf-achtste sluiting; de zuiderzijbeuk bezit een aanbouw met sacristie en galerij, geflankeerd door een traptorentje. De aan de zuidwestzijde liggende pastorie is via een gang met de kerk verbonden.
■ Vianen, R.K. kerk van Maria ten Hemelopneming
- Plattegrond
Schaal 1:300. Opmetingstekening J. Jehee, 1987
Aangezien het in 1807-'08 in de tuin van het pand Voorstraat 45 gebouwde kerkje te klein geworden was, werd in de jaren '70 van de 19de eeuw besloten tot het bouwen van een nieuwe kerk aan de Achterstraat, ter plaatse van het voorname huis Putlitz, dat overigens al in de 18de eeuw door een herberg/koffiehuis was vervangen. Met de bouw van een nieuwe kerk verviel de functie van de oude schuilkerk, die derhalve toen ook werd afgebroken. De aanbesteding van de bouw van het nieuwe gebouw vond plaats op 13 december 1877. Het werk werd door Johannes Dumolin voor f 71.470, - aangenomen. Het kerkgebouw naar ontwerp van Alfred Tepe, die eveneens de kerk van Everdingen zou ontwerpen in 1899, kon voor het eerst op 1 juli 1879 in gebruik genomen worden. In 1926-'27 werd zij van een kleurige afwerking in het interieur voorzien, die in 1956 onder een grijze pleisterlaag zou verdwijnen. (Baars, F.J.Th., 100-jarige R.K. kerk te Vianen a.d. Lek, Vianen, 1979; Looyenga, A.J., ‘De neogotische kerk van Maria ten Hemelopneming’, In het land van Brederode, 11e jrg (1986), nr 1/2, 10-17; Looyenga, A.J., ‘De O.L. Vrouwe-Hemelvaart te Vianen. Een vroege hallekerk van Alfred Tepe’, De sluitsteen; bulletin van het Cuypers Genootschap, jrg. 2, nr. 1, feb. 1986, 27-31).
| |
Exterieur
De uit donkerrode baksteen opgetrokken kerk staat op een hoog basement. De westfaçade heeft drie spitsboogvensters met traceringen, wordt geleed door versneden steunberen en heeft drie forse topgevels met een opklimmende vensterreeks. De noorden zuidgevels zijn door tweemaal versneden steunberen geleed en bevatten spitsboogvensters met bakstenen traceringen
| |
[pagina 388-389]
[p. 388-389] | |
■ Vianen, Achterstraat, even zijde
- Gevelwandtekening
Schaal 1:300. Opmetingstekening door J.J. Brugman, 1948 (zie ook pag's 390-391 en 392)
en een onder de vensters doorlopende lijst. Op de daknokken van noorderzijbeuk en koor staat een ijzeren kruis. De zuiderzijbeuk met aangebouwde sacristie en tribune heeft een rechte beëindiging, waarin een groot, aan de onderzijde dichtgezet spitsboogvenster, een rondbogige toegangsdeur en een klein venstertje. Hiernaast een traptoren met lichtspleten, galmgaten en een achtzijdige, met leien gedekte spits. De dakkapellen hebben een tentdakje met piron. Toegangen zitten in de westgevel, de meest westelijke travee van de noordgevel (deze was de oorspronkelijke ingang, maar is thans dichtgezet) en aan de sacristie aan zuidoostzijde. Tegen de oostelijke koorsluiting bevindt zich een gedenksteen met: johannes goes legde // 18 juni 1807 van de vorige // en 6 mei 1878 den eersten steen // van deze kerk // 1 juli 1879 gewijd door // mgr. a.i. schaepman // egbertus geerdink pastoor // p.g. kloek en w. van straalen jzn // kerkmeesters // j. dumolin bouwmeester // a. tepe architekt
| |
Interieur
Het inwendige is geheel overdekt met kruisribgewelven, die uitkomen op eenvoudige, vrij zware bundelpijlers met lijsten aan basementen en kapitelen. Een zangerstribune staat bij het priesterkoor opgesteld. Gepolychromeerde neogotische vloertegels liggen in het priesterkoor en de Mariakapel uit 1887 en in de rest van de kerk uit 1889 (Villeroy en Bosch te Messlaerts, België). De gebrandschilderde ramen dateren onder andere uit 1935 en 1957.
| |
Inventaris
Van de door F.W. Mengelberg en zijn atelier vervaardigde inventaris zijn te vermelden: het hoofdaltaar (1886), het Maria-altaar (1892), het Jozefaltaar, luiken beschilderd door M.C. Schenk (1884), het orgelfront (1883, instrument 1808), de preekstoel (1885), de kruiswegstaties (1882, naar ontwerp van Mengelberg, uitgevoerd door M. Schenk en C. Lindsen), het doopvont (1883) en het triomfkruis (1895) (Inventarislijst van het kerkelijk kunstbezit van de parochie Maria ten Hemelopneming, Bisdom Rotterdam)
| |
Klok
In de toren naast de zangerstribune hangt een luidklok, gegoten door Petit & Fritsen in 1925, diameter 60,2 cm. In de tekstband aan ene zijde: petit et fritsen me fuderunt 1(9)2(5). De cijfers tussen haakjes zijn, ooit op de klok geplakt, inmiddels verdwenen, maar hebben een afdruk achtergelaten.
| |
Buitenstad
Dit buiten de Lekpoort gelegen gedeelte van de stad is voor wat de bebouwing betreft veel eenvoudiger dan binnen de oude ommuring: hier staan nogal wat dwarse huizen van één bouwlaag en met niet meer dan een deur en een venster in de voorgevel. Reeds in de 16de-eeuw was hier aan beide zijden bebouwing in westelijke richting afbuigend tot aan de oever van de Lek aanwezig.
| |
Lekpoort, Buitenstad 1
Geraadpleegde archieven
■ ARA, Tweede Afdeling. Min. van Binnenlandse zaken, K&W, 1875-1918. Inv. nr. 1370; Archieven RDMZ;
| |
Literatuur
■ De Meyere, Lekpoort;
De Lekpoort zal oorspronkelijk uit het midden van de 14de eeuw dateren en bestond toen uit een doorgang in de stadsmuur, geflankeerd door twee waltorens. Binnen de oude poort en achter de stadsmuur is omstreeks of even na 1500 een nieuw vrijwel vierkant poortgebouw van twee verdiepingen en een kap gezet (baksteenformaat: 28-29 × 13-14 × 6-6,5 cm, 10 lagen = 77-80 cm), dat er nog steeds staat. De poort bestond toen uit een hoofdgebouw met voorpoort. Omstreeks 1600 werd de oude voorpoort gedeeltelijk afgebroken. Op de hoeken van de halfronde uitbouwen werden bakstenen pilasters met ruitvormige motieven versierd, gezet. Uit deze tijd zijn ook de kruisvensters aan stads- en rivierzijde, die aangebracht konden worden, toen de functie van het valhek was komen te vervallen. Over veranderingen en ingrijpende wijzigngen aan de poort in de 17de en 18de eeuw zijn wij niet anders geïnformeerd dan dat er herstellingen en reparaties van het metselwerk hebben plaats gehad. In 1865 heeft er een herstelling plaats gevonden waarbij de zonnewijzer en mogelijk de dakruiter werden gerepareerd of aangebracht (De Meyere, Lekpoort, 70). De technische staat van de poort leidde er in 1888 toe dat plannen voor de restauratie werden ontwikkeld. Op 17 januari 1891 kon het naar tevredenheid van Rijksbouwmeester Van Lokhorst worden opgeleverd, ondanks het feit dat er geen gebruik gemaakt was van zijn ontwerp voor de dakruiter. De toren bleef als gevangenis en woonruimte (voor de veldwachter) in gebruik. Restauratieplannen uit 1938 moesten, wegens het
■ Lekpoort met voorpoort aan de landzijde te Vianen, opname 1988
uitbreken van de oorlog worden opgeschort. Pas op 18 december 1953 nam de restauratie onder leiding van architectenbureau G. en ir. T. van Hoogevest een aanvang, waarbij onder andere de beschadigingen aan het metselwerk van de onderdoorgang hersteld werden, vensters in 17de-eeuwse vormen werden gereconstrueerd en de in de loop der jaren gegroeide indeling van het inwendige ongedaan gemaakt werd. De poortdoorgang had ernstig te lijden gehad door het zware verkeer dat de eerste jaren na de oorlog, via een schipbrug vanaf Vreeswijk, door de binnenstad van Vianen werd gevoerd, in verband met het uitvallen van de Lekbrug. De restauratiewerken werden in 1956 afgesloten.
De rechthoekige poort is afgedekt met een met leien belegd schilddak. De doorgang is met een tongewelf gedekt. Deuren in de zijmuren leiden respectievelijk naar de stadswal en de verdiepingen en een woning aan de andere kant. Aan de stadszijde heeft de doorgang een segmentvormig boog. Daarboven zitten twee vensters, waarvan het benedenvenster in de 19de eeuw een achtsruitsverdeling had gekregen, die bij de laatste restauratie door een kruiskozijn is vervangen. Onder de geprofileerde bakstenen goot bevinden zich twee zoldervensters en een zonnewijzer. In het iets geknikte tentdak is een kleine dakkapel en de wijzerplaat aangebracht. Dakruiter met slanke spits. De rivierzijde is rijker van detaillering: de doorgang is afgezet met tufsteenblokken en bestaat uit een zwaar houten bint die de muur draagt. Daarboven een ellipsvormige ontlastingsboog. De gevel wordt aan deze kant door drie bakstenen waterlijsten geleed. De twee onderste geledingen worden door iets naar voren springende hoekpilasters ingesloten, waaruit zich ter hoogte van de derde geleding uitkragende achtkante torentjes ontwikkelen, die met spitsen zijn gedekt. Kruisvensters (de onderste is een reconstructie) met ellipsvormige toog. In de hoektorentjes zijn lichtspleten.
In het inwendige zijn alle ruimtes gerestaureerd en ontdaan van inbouwsels. Zij hebben een samengestelde balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De kapconstructie is in 1890 vernieuwd
| |
[pagina 390-391]
[p. 390-391] | |
nieuwd met gebruikmaking van oude onderdelen.
■ Vianen, Lekpoort
- plattegronden, doorsneden en gevels
Schaal 1:300. Opmetingstekening door A. Mulder uit 1889
De ‘Voorpoort’, die in de stadsmuur is opgenomen, bestaat uit twee zware pilasters van baksteen met versieringen in Bentheimer zandsteen. De pilasters staan op een zwaar geprofileerd basement, worden geleed door bosseringen met diamantkopvormige versieringen en afgesloten met een bakstenen tandlijst.
| |
Hofplein
Het Hofplein begint bij de kruising Achterstraat/Kortendijk en wordt afgesloten door de Hofpoort. Het plein beslaat grotendeels het terrein van het voormalige kasteel Bate stein. De 17de-eeuwse pomp kwam al bij het straatmeubilair ter sprake.
De aard van de bebouwing is een menging tussen bescheiden, lage, aaneengebouwde woningen van een bouwlaag (nrs. 2-6 en 39-49), wat voornamere woningen als nr. 3 in de eclectische vormen van rond 1870 met stuclijsten, rozetankers en een verdiepte, versierde nis in de geveltop of nr. 32, een dwars huis uit het midden van de 19de eeuw met hoekschoorstenen, deur met pilasteromlijsting en kroonlijst, alsmede van industriële bebouwing (het watertorencomplex).
| |
Hofplein 7-9-11
De Viaanse watertoren met een hoogte van 26,3 m en een inhoud van 100 m3 werd in 1909 naar ontwerp van Roelof Kuipers gebouwd. De uitvoering was in handen van de N.V. Koninklijke Rotterdamsche Betonijzer-Maatschappij, v/h van Waning & Co. De toren maakt onderdeel uit van het waterleidingbedrijf Vianen en is geheel in gewapend beton uitgevoerd, waarmee hij een der eerste betonnen watertorens van Nederland was. Hij bestaat uit een open voet met een vierkante doorsnede waarboven een reservoir met een ronde doorsnede. De constructie van de toren is een open betonscelet met acht kolommen en koppelbalken op vier hoogtes. Op halve hoogte ook een stervormige koppeling van de kolommen aan de schacht in het midden, waardoor een trap en de leidingen gaan. Onder de bodem van het reservoir is een dubbel kruis van betonnen balken geplaatst. Het benedenste gedeelte van de toren wordt gevormd door een machinekamer en een daarboven geklegen fitterswerkplaats. Onder het reservoir is een lekvloer aangebracht; deze is naar buiten toe als balcon uitgebouwd. Hierop staat een ijzeren hekje.
| |
Hofplein 34
Witgeschilderd, uit baksteen opgetrokken pand, waarvan de achtergevel in de stadsmuur gebouwd is, even hoog als en ter rechter zijde aangebouwd
■ Watertoren van Vianen, opname 1988
aan nr. 36 en links eindigend met een schilddak.
Beide panden dateren uit ongeveer het midden van de 19de eeuw. Zij komen nog niet voor op de kadastrale minuut van 1822. Zij zullen gelijktijdig gebouwd zijn.
| |
Hofplein 36
Gebouwencomplex, waarin de stadsmuur is opgenomen, bestaande uit een woning, plaatsje en schuur, alles ter hoogte van een bouwlaag.
De schuur staat op een plattegrond met een afgeronde hoek, is opgetrokken uit witgeschilderde baksteen en wordt door een met blauwe pannen gelegd, geknikt dak afgedekt. Op verdiepingshoogte aan poortzijde een hooiluik. In het inwendige is de balklaag opgelegd op de muren.
De woning, aangebouwd aan nr. 34, onder een pannen dak tegen topgevel, is via het plaatsje en de voorgevel toegankelijk en bestaat uit een aantal naast elkaar gelegen vertrekken: een keuken met enkelvoudige balklaag, haaks op de voorgevel, met stookplaats en houten trap naar de zolder, de gang, een woonkamer en een onderkelderde opkamer. In woon- en opkamer zijn de balken weggetimmerd, in de kelder met een vloer van rode en zwarte plavuizen zit een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De kelder wordt door een raampje in de voorgevel verlicht en is tevens via een deur in de voorgevel toegankelijk.
■ Vianen, Hofplein 34-36, opname 1981
| |
| |
■ Hofpoort te Vianen, opname 1988
| |
Hofpoort
De Hofpoort, ook wel Bospoort genoemd, omdat zij opende op de weg naar het Viaanse bos, gaf toegang tot het terrein van het in de 19de eeuw gesloopte slot Batestein. Zij werd omstreeks 1650 gebouwd, in de periode dat Johan Wolfert van Brederode verbouwingen aan het kasteel liet uitvoeren. De poort heeft een zeer onregelmatige plattegrond, die deels het gevolg is van de situering op een bastionvormige uitbouw, die bij Blaeu is getekend. Er was hier oorspronkelijk geen toegang tot het kasteel. Het fundament van de poort werd opgetrokken van afbraaksteen. Ook de onregelmatig gebogen tuinmuur, die aan de zuidzijde bij de poort aansluit, staat grotendeels op een bolwerk dat op de kaart van Blaeu voorkomt.
De poort bestaat uit een gemetselde brug over de voormalige stadsgracht met lage muren aan de buitenzijde. De poort zelf is een grotendeels uit baksteen opgetrokken bouwwerk met pilasters, hoofdgestel en attiek, bekroond door twee schildhoudende honden, waarin een ellipsvormige doorgang. Aan de zuidzijde sluit enig muurwerk aan, dat diende ter afsluiting van de bij het kasteel horende tuin en dat verlevendigd wordt door nissen en pilasters. Aan de binnenzijde van dit gedeelte zijn sporen van kruiskozijnen zichtbaar. Aan de stadszijde wordt de poort geflankeerd door wijkende muren met gepleisterde spaarvelden tussen gemetselde pilasters, die eindigen tegen pilaren. De velden worden gedekt door strekken ingeslepen rode steen. De rest van de steen is, behalve elementen van Bentheimer zandsteen, een grauwe Utrechtse baksteen. De klezoren werden geformeerd door het inhakken van schijnvoegen welke met voegspecie zijn gevoegd.
In de linker penant van de muur aan de buitenzijde zitten twee natuurstenen gedenkstenen. De een, hoewel vrijwel niet meer te lezen, vermeldt in rechtgehakte letters: ‘vyf heeren...’ Volgens een rapport uit 1960 (archief RDMZ) kwam ook nog het jaartal 1741 erop voor. De ander is een peilsteen met: ‘waterhoogte van // 16 maart 1876 // 6.20 mr ap.’
Over herstelwerkzaamheden in het verleden is weinig bekend. In 1912 viel een boom op de poort, hetgeen een restauratie in 1915 tot gevolg had, want de schade was niet zodanig dat de Hofpoort zou moeten worden afgebroken. De schildhoudende honden zijn weer terug geplaatst en de geschonden lijsten zijn met dezelfde steen bijgewerkt. De poort werd in 1960 door een aanrijding beschadigd en daarna hersteld. In 1985-'86 werd het metselwerk geconsolideerd.
| |
Klooster
Het Klooster loopt vanaf de Korte Kerkstraat met een haakse bocht, parallel aan de stadsmuur, naar het Walsland. De naam ‘klooster’ heeft te maken met het feit dat in 1500 het plan bestaan heeft hier een dominicanessenklooster te stichten. Hoewel de paus aan de Brederodes en de generaal van de dominicanen het stichtingsverzoek toestond en opdracht gaf om de bouw en oprichting van het klooster ter hand te nemen, is het nooit tot stand gekomen. De reden is onbekend.
De bebouwing van het Klooster was en is van een gemengde samenstelling: eenvoudige, eenlaags woningen en bedrijfsgebouwen, waarbij nr. 18 opvalt opvalt als een midden 19de-eeuws (gedeeltelijk vernieuwd) bedrijfspand van een bouwlaag met luiken in de gevel onder een doorlopend zadeldak, afgewisseld door een gedeelte dat door latwerk wordt gescheiden. Het pand loopt aan tegen een ge- | |
| |
bouw dat zich voegt in de bocht van de straat en dat voorkomt op de kadastrale minuut, evenals de zich op de kop van het klooster bevindende houten schuur, die op een der waltorens is gebouwd.
| |
Kerkstraat
De oneven, westelijke zijde van de Kerkstraat, voorheen de Eerste Oostachterstraat, bevat over het algemeen de tuinmuren, bedrijfsgebouwen en schuren van de panden aan de Voorstraat, zoals dat ook bij de Achterstraat wordt aangetroffen. Kerkstraat 31-33 met hooiluiken op de verdieping is zo'n voormalig bedrijfsgebouwtje, behorende bij een huis aan de Voorstraat 62. De slanke muurankers doen een ontstaansdatum in de 17de eeuw vermoeden, hetgeen correspondeert met de ouderdom van het Voorstraatpand. Het bebouwingsbeeld aan de oostkant is weinig samenhangend, omdat deze kant niet, zoals de Achterstraat, van oudsher aaneensluitend bebouwd was. In het begin van de 19de eeuw bevond de voornaamste bebouwing zich vrijwel uitsluitend in de nabijheid van de Gasthuiskapel en op de hoeken met kruisende straten.
Naast een monumentaal gebouw als
■ Vianen, Hofpoort
- Plattegrond en dwarsdoorsnede naar het westen
Schaal 1:300. Opmetingstekening bureau R. Visser (1986), bewerkt door J. Jehee, 1986
het huis 62-64-66, ver terugliggend ten opzichte van de rooilijn, met een voortuin, komen er de eenvoudiger huizen voor van een bouwlaag onder zadeldak evenwijdig aan de straat (nr. 32), een stadsboerderij uit 1835 op nr. 34 (bedrijfsgedeelte afgebroken), alsmede opmerkelijke eenlingen als nr. 28 met de met rondbogen versierde voorgevel en nr. 22, het kerkgebouw Eben Haëzer voor de dolerende gemeente uit 1888, dat inmiddels nogal gewijzigd is. Zo werd onlangs het baksteenwerk wit geschilderd en zijn vensters in de voorgevel dichtgezet.
| |
Kerkstraat 2
Voormalige stadswaag. In oorsprong 17de-eeuws gebouw van één laag onder een met rode pannen belegd zadeldak tegen tuitgevel. Schouderstukken, waarop zandstenen kogels staan opgesteld.
Voor de restauratie in de jaren 1975-'76 stonden er twee zware steunberen tegen de voorgevel en had het dak een wolfeind. Tijdens de restauratie werd de voorgevel aan Kerkstraatzijde opnieuw opgetrokken en van een rondboogtoegang en luik in geveltop
| |
| |
■ De voormalige stadswaag aan de Kerkstraat 2 te Vianen, opname 1981
voorzien. Aan de kant van de Valkenstraat zijn twee vensters aangebracht in een verdiept veld met een van voor de restauratie afwijkende roedenverdeling. In het inwendige een samengestelde balklaag, waarvan de moerbalk op consoles evenwijdig loopt met de voorgevel.
| |
Kerkstraat 10
In oorsprong laat 16de- of 17de-eeuws diep hoekpand met kapverdieping onder een iets geknikt schilddak, waarvan de voorgevel dateert van een verbouwing uit 1860 (gevelsteen).
De drie traveeën brede voorzijde met schermgevel is symmetrisch ingedeeld met een voordeur met bovenlicht in het midden en zesruitsvensters terzijde. Op de verdieping drie vierruitsvensters. Hanekamstrekken
■ Kerkstraat 10 te Vianen, opname 1970
boven deur en vensters. In het inwendige zware eikehouten balken met een laatgotisch sleutelstuk, afgewisseld door slankere balken in het voorste gedeelte, evenwijdig aan de Kerkstraatgevel. De kapconstructie heeft eiken krommers in het onderste juk. In 1980 heeft een restauratie plaats gevonden, waarbij de indeling van het inwendige gewijzigd is.
| |
Kerkstraat 28
Café. Uit rode baksteen opgetrokken gebouw met verdieping onder zadeldak evenwijdig aan de straat.
De voorgevel staat op een natuurstenen plint, heeft hoeklisenen met basement en een geprofileerde waterlijst tussen de verdiepingen. De gevel is symmetrisch ingedeeld met een rondbogige toegang, die geflankeerd wordt door gekoppelde vensters. Hetzelfde schema doet zich voor op de verdieping, waarbij het middenvenster eveneens door gekoppelde vensters wordt geflankeerd. De ronde bogen boven deur en vensters worden extra benadrukt door bakstenen bogen op kleine, uitgemetselde consoles. Onder de dakrand zitten smalle vensters. Gevelsteen met: ‘de eerste steen // gelegd door // e.a. lindeman // 18-7-71’. Het inwendige is gemoderniseerd.
■ Kerkstraat 28 te Vianen, opname 1982
| |
Kerkstraat 32
Verdiepingloos pand van vijf gevelopeningen breed onder mansardekap evenwijdig aan de straat. Twee van de drie dakkapellen zijn na restauratie toegevoegd. Licht getoogde vensters met strekken en dito voordeur met gietijzeren rooster in het midden. Voordeur versierd met doorbroken
■ Kerkstraat 32 te Vianen voor restauratie, waarbij onder andere twee dakkapellen zijn toegevoegd, opname 1981
fronton. De gevel wordt door een houten kroonlijst aan voor- en achterzijde afgesloten. In het inwendige een enkelvoudige balklaag evenwijdig met de voorgevel. Het pand zal uit omstreeks 1870 dateren, hoewel voordien ter plaatse, getuige de kadastrale minuut al bebouwing aanwezig was.
Spijlenhek voor het huis.
| |
Kerkstraat 62-64-66
Het complex kwam in het eerste deel al ter sprake, reden, waarom het op deze plaats niet verder behandeld wordt.
| |
Kerkstraat 70
Dwars pand met verdieping onder zadeldak evenwijdig aan de straat. Dit oorspronkelijke kaaspakhuis werd in
■ Kerkstraat 70-70A te Vianen, opname 1982
| |
| |
■ Vianen, Kortendijk
- gevelwandtekening
Schaal 1:300. Opmetingstekening door J.J. Brugman, 1948 (zie ook pag. 396).
1980 gerestaureerd en tot een dubbele woning verbouwd. In de witgepleisterde voorgevel bevinden zich thans twee deuren en een aantal kleine, ongedeelde vensters met luikjes en staafankers. Het gebouw dateert uit het midden van de 19de eeuw: het komt nog niet voor op de kadastrale minuut van 1822.
| |
Korte Kerkstraat
De Korte Kerkstraat loopt vanaf het Walsland naar de Voorstraat. Alleen de bebouwing aan de zuidzijde tussen Klooster en de hervormde kerk is van enige historische betekenis. Met uitzondering van de pastorie op nr. 3 zijn het alle in oorsprong dwarse, 17de-eeuwse panden van een bouwlaag. Zij zijn in 1969 in de huidige vorm gereconstrueerd, danwel gerehabiliteerd.
| |
Korte Kerkstraat 3
Pastorie der hervormde kerk. Groot, uit rode baksteen opgetrokken pand van vijf vensterassen breed en drie diep met verdieping onder met blauwe pannen gedekt schilddak met hoekschoorstenen en dakkapellen. De voorgevel bevindt zich aan de zijde van het plein naast de hervormde kerk.
De voorgevel wordt met een geprofileerde kroonlijst afgesloten en is regelmatig van indeling. Voordeur met gesneden bovenlicht met eenvoudige pilasteromlijsting met hoofdgestellijst. Alle vensters hebben hanekamstrekken en zijn van stores voorzien. Rozetankers in de gevels aan voorzijde
■ De pastorie van de hervormde kerk te Vianen aan de Korte Kerkstraat, opname 1981
en opzij. In de gevel aan Korte Kerkstraatzijde zijn de linker twee vensters op de begane grond blind. De gootlijst is daar versierd met een tandlijstje. In het inwendige zit in de gang een stucplafond met bloemversiering uit de bouwtijd. Bij het trappehuis rechts achterin een gestucte boog met decoraties uit dezelfde tijd. Het pand dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw.
In de tuin, die wordt afgesloten door de stadsmuur, bevindt zich op de muur een uit baksteen opgetrokken theekoepel onder rieten dak, die aan de voorzijde driezijdig is gesloten. De koepel is in 1987 gerestaureerd.
| |
Kortendijk
(zie afb. pag. 395-396)
Zowel aan oneven als aan even zijde vertoont de Kortendijk een gemêleerd bebouwingsbeeld: hoge en lage panden met de daknok evenwijdig aan of haaks ten opzichte van de straat wisselen elkaar af. De oudst nog aanwezige panden dateren uit het begin van de 17de eeuw. Bij een aantal van hen (de nrs. 5 en 8) is dat aan de buitenkant nog duidelijk waarneembaar. In het geval van bijvoorbeeld nr. 13 heeft het pand in het midden van de 19de eeuw een met getrokken voegen gepleisterde schermgevel gekregen.
Kenmerkend voor de 19de-eeuwse uitmonstering is ook de pilasteromlijsting rond de voordeuren en de eenvoudig geprofileerde kroonlijsten (bijvoorbeeld nrs. 3 en 10). De huizen hebben ieder een eigen, soms natuurstenen stoep, die in voorkomende gevallen van hekken is voorzien.
| |
Kortendijk 5
Het 17de-eeuwse huis met trapgevel is als voorbeeld van een diep huis in het eerste deel behandeld.
| |
Kortendijk 9
Tweebeukig dwars pand van een bouwlaag met gelijkwaardig achterhuis. Beide bouwlichamen liggen onder een zadeldak met blauwe pannen. De voorgevel wordt met een geprofileerde houten kroonljst afgesloten. De gevel is symmetrisch van indeling met een deur met pilasteromlijsting en hoofdgestel in het midden. Vensters met geprofileerde omlijstingen en terracotta versieringen in neo Lodewijk XIV stijl. De beide linkervensters zitten hoger in verband met een onderliggende kelder. De kelderopening naar de straat wordt door een fraai bewerkt ijzeren rooster afgesloten. De stoep voor het huis wordt door een eenvoudig spijlen hek afgegrensd. In 1971 is het gebouw gerestaureerd, waarbij een dakkapel door twee nieuwe vervangen werd en de kap vernieuwd is.
| |
| |
| |
Kortendijk 8
Het tweebeukige diepe pand uit de 17de eeuw is in het eerste deel ter sprake gekomen, waarnaar verwezen wordt.
| |
Langendijk
■ (zie afbeeldingen op de pagina's 398 t/m 406)
De bebouwing aan de Langendijk is vrijwel aaneengesloten, maar tamelijk divers. Aan de oneven zijde bevinden zich een paar huizen met verdieping (nr. 15, dat een voornaam voorkomen heeft, de nrs. 17, 19, 21 die onder een doorlopend zadeldak liggen), voorts 20ste-eeuwse invullingen en eenvoudige 19de-eeuwse huizen van een bouwlaag met de daknok evenwijdig aan de straat (nr. 13, 23, en 53 (voorgevel vernieuwd), dan wel met een kleine verdieping, ontstaan door het oplichten van de kapvoet (nr. 25-27).
Hetzelfde is het geval voor de even zijde: de bebouwing is afwisselend een à twee lagen hoog en vertoont een overwegend 19de- en 20ste eeuws karakter aan de gevels, hoewel zij van oorsprong over het algemeen ouder is. Zo dateert Langendijk 14-16 oorspronkelijk uit de 15de eeuw, de nrs. 54 en 56 uit de 17de, het tweebeukige huis nr. 30 en het hoekpand nr. 2 zouden ook 17de-eeuws kunnen zijn. De eenvoudige eenlaagshuizen met daknokken evenwijdig aan de straat zijn vanaf de 17de (nr. 34) tot aan het eind van de 19de eeuw gebouwd (nrs. 24 en 42-44).
Alle huizen hebben een eigen stoep, al dan niet van stoephekken voorzien.
| |
Langendijk 1
Pand onder schilddak met blauwe en rode pannen belegd, met de daknok evenwijdig aan de Langendijk en deeluitmakend van het hoekpand Voorstraat 6 (zie ook daar).
De gevel aan de Langendijk is gepleisterd, evenals die aan de Voorstraat met gesneden voegen. De zes- en negenruitsvensters in de zijgevel zijn onregelmatig verdeeld en van ongelijke grootte. Op de verdieping is het eerste deel van de gevel blind. De vensters beginnen pas halverwege. Haaks op het gedeelte onder schilddak staat een achterhuis onder een met rode pannen belegd zadeldak, dat als opslagruimte dienst doet. De voorgevel is gepleisterd en heeft een luik in de geveltop. De linkerzijgevel bestaat uit rode baksteen, waarvan het bovenste gedeelte jonger is. Het gebouw onder het schilddak zal uit de 17de eeuw dateren, maar heeft wijzigingen ondergaan in de 19de en 20ste eeuw (pleisterwerk en raamindelingen).
| |
Langendijk 3
17de-eeuws pand tegen trapgevel met zeven trappen, afgedekt met geprofileerde natuurstenen platen en een toppilaster op console met leeuwe(?)-kop, een type 17de-eeuws huis dat op verschillende plaatsen in Vianen (Voorstraat, Langendijk, Achterstraat) voorkomt.
De uit rode baksteen opgetrokken voorgevel heeft aan beide zijden klezoren in de koppenlagen op de hoeken, zij het niet over de hele hoogte, aangezien met name het onderste stuk nogal gewijzigd is sedert de bouw. Tussen begane grond en verdieping bevindt zch een breed fries met siermetselwerk in de vorm van diamantkoppen. De indeling van de begane grond, die door een houten puibalk wordt beëindigd, is herhaaldelijk veranderd in verband met een pakhuis/opslagfunctie. Op de verdieping zijn dichtgezette vensteropeningen met segmentbogen te zien. Door het sierfries heen is een opening met luiken
■ Langendijk 3 te Vianen, opname 1988
aangebracht. In de geveltop zit thans een 19de-eeuws ovaal licht, waarboven een dieperliggende segmentboog met siermetselwerk. Staaf- en sierankers.
Het inwendige is op begane grond en zolder ongedeeld op een laag gangetje aan de rechterkant na, dat als het ware in de hoofdruimte is geschoven, waardoor er boven de gang een hangkamertje is ontstaan. Een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel is op de zijmuren met een console opgelegd. De balken zijn ongelijk van dikte. De 17de-eeuwse grenen sporenkap is niet beschoten en met gehakte telmerken (strepen en gaatjes) gemerkt vanaf de voorgevel.
| |
Langendijk 15
Huis met zijkamer: een uit twee gedeelten samengesteld pand, waarvan het lage rechtergedeelte onder een zadeldak tegen tuitgevel met schoorsteen
| |
| |
■ Langendijk 15 te Vianen, z.j.
ligt. Het iets naar voren springende linkerdeel is twee bouwlagen hoog en ligt onder een met blauwe pannen belegd schilddak. Voor dit deel ligt een hardstenen stoep met eenvoudige stoephekken met spijlen. De voorgevel van het pand is gepleisterd en wordt met een geprofileerde houten lijst afgesloten. Het rechtergedeelte bevat twee zesruitsvensters en een dakkapel. In het linkerstuk, dat drie vensterassen breed is, zit een voordeur met gietijzeren rooster en gesneden bovenlicht, achtruitsvensters op de begane grond en zesruitsvensters op de verdieping. Dakkapel. Boven de deur en vensters van dit deel zijn in het stucwerk uit blokken samengestelde strekken gesneden.
Lange lelievormige muurankers. Gezien de bouwmassa en muurankers kan het gebouw heel wel uit de 16de of vroege 17de eeuw dateren. De uiterlijke verschijningsvorm is thans midden 19de-eeuws.
| |
Langendijk 49
Diep huis met kapverdieping onder zadeldak haaks op de straat, voorzien van een in blokverband gepleisterde en geschilderde schermgevel, afgesloten door een geprofileerde kroonlijst met tandlijstversiering. De gevel is niet symmetrisch ingedeeld, de voordeur zit aan de rechterkant. Rond de vensters lopen geprofileerde houten lijsten, die oorspronkelijk ook rond de deur waren aangebracht. Na restauratie is de tegenwoordige omlijsting met hoofdgestel aangebracht.
De huidige verschijningsvorm van het huis is midden 19de-eeuws. Het pand zal in oorsprong ouder, 17de of 18de eeuws, zijn.
| |
Langendijk 55
Dwars huis met verdieping onder een zadeldak, belegd met blauwe pannen. Hoekschoorstenen. Het huis heeft een van blokpleister voorziene voorgevel en een geprofileerde kroonlijst. Asymmetrisch ingedeelde voorgevel met voordeur rechts van het midden. Op de verdieping vier vierruitsvensters. Het pand heeft een onderhuis, doordat het gelegen is tegen de dijk en op de stadswal. Het huis komt niet voor op de kadastrale minuut van 1822. Gezien de verschijningsvorm is een veronderstelde bouwdatum in het midden van de 19de eeuw te rechtvaardigen.
■ Langendijk 55 te Vianen, opname 1982
| |
Langendijk 2 en 4/hoek Voorstraat
Huis met verdieping onder met rode pannen belegd schilddak, met de nok evenwijdig aan de Langendijk. De gevels zijn gepleisterd met gesneden voegen en worden door een houten kroonlijst afgesloten. Nr. 2 heeft een tot in de Voorstraat omlopende winkelpui, met een lozangeversiering op de plint uit het derde kwart van de
■ Langendijk 2-4 / hoek Voorstraat te Vianen, z.j.
19de eeuw. Ook het gedeelte nr. 4 heeft een winkelpui uit die tijd met een deur en venster, geflankeerd door ranke, versierde kolommetjes, die eindigen in een console. De pui wordt afgesloten met een hoofdgestel. Het pand is onderkelderd.
Langendijk 2 heeft een samengestelde balklaag, waarvan de moerbalk evenwijdig ligt met de Voorstraatgevel. Het hele pand zal oorspronkelijk uit de 17de eeuw dateren en is in de tweede helft van de 19de eeuw in zijn huidige staat gewijzigd.
| |
Langendijk 6-8
Tweebeukig dwars pand onder twee evenwijdige zadeldaken met blauwe pannen belegd. Het achterhuis is iets breder dan het voorste gedeelte. De uit donkerrode baksteen opgetrokken voorgevel met geprofileerde kroonlijst heeft een iets vooruitspringende, gepleisterde ingangsrisaliet, waarboven een opzetstuk met palmet, alsmede segmentvormig gesloten vensters met stucversieringen. De vensters op de begane grond staan op een met blokpleister
| |
[pagina 398-399]
[p. 398-399] | |
■ Vianen, Langendijk, oneven zijde
- Gevelwandtekening
Schaal 1:300. Opmetingstekening door J.J. Brugman, 1948 (zie ook pag's. 400-401)
■ Vianen, Langendijk 14-16-18
- Woonhuizen, plattegronden en doorsneden tijdens de restauratie in 1986.
Schaal 1:300. Opmetingstekening door de bureaus Verlaan en Ter Stege, met verwerking van gegevens van B. Klück bewerkt door J. Jehee, 1986
versierde plint, die van de verdieping staan op een cordonlijst. Gesmede hekjes zijn aangebracht voor de verdiepingsvensters aan voor- en achterzijde. Aan de rechterkant geeft een deur toegang naar een (overdekte) gang naast het huis.
Het huis is een van de weinige voorbeelden in Vianen die de toepassing van de eclectische stijl uit het derde kwart van de 19de eeuw laat zien.
| |
Langendijk 10-12-14-16-18
Complex bestaande uit drie bouwlichamen. Nr. 10-12 is een in oorsprong 17de-eeuws, dwars huis van een bouwlaag met zolder via een poort verbonden met nr. 14-16. Nr. 14-16 is een dwars huis van twee bouwlagen met zolder, aan de rechterkant met onderkelderde opkamer. Dit is het oudste huis, dat volgens dendrochronologisch onderzoek reeds in 1468 ter plaatse zou hebben gestaan. Nr. 18 is een eveneens 17de-eeuws dwars huis van een bouwlaag met zolder en onderkelderde opkamer links.
Het complex is in 1986 gerestaureerd. Tijdens de werkzaamheden is het in elkaar gestort, waarna het weer is opgebouwd aan de hand van het bouwhistorisch onderzoek dat vòòr en tijdens de restauratie heeft plaats gevonden. Hoewel het oorspronkelijke pand in feite ‘weg’ is, was het toch zo belangrijk in de geschiedenis van het (Viaanse) woonhuis, dat de gegevens van het onderzoek in de woonhuistypologie in het eerste deel verwerkt zijn. Het bouwkundig onderzoek is gepubliceerd (B. Klück, ‘De bouwgeschiedenis van het huis Langendijk 14-16 te Vianen’, In het land van Brederode 13 nr. 1 (1988), 1-3).
Het dwarse, ondiepe huis 14-16 onder zadeldak tussen trapgevels, van vijf traveeën breed heeft aan de achterzijde een ondergeschikte aanbouw onder lessenaardak. Het huis zal oorspronkelijk vrijstaand geweest zijn: de nrs. 10-12 en 18 zijn ongeveer een eeuw later aangebouwd. Het pand is opgetrokken uit rode baksteen, (27,5/29 × 13,5 × 14 × 6,5 cm, 10 lagen = 77 cm). In de voorgevel zitten boven de vensters zandstenen frontons met baksteen vulling, waarschijnlijk tijdens een verbouwing in 1616 aangebracht. Een gevelsteen vermeldt dit jaartal. Vanaf de straat is de kelder via een met een segmentboog gedekte doorgang toegankelijk.
De vertrekken op de begane grond en verdieping hebben een samengestelde balklaag haaks op de voorgevel. De moerbalken zijn voorzien van gotische sleutelstukken met peerkraalprofiel.
De aan de rechterkant van voor naar achteren lopende kelder heeft een tongewelf.
| |
Langendijk 26
Hoog dwars pand van twee bouwlagen en een kapverdieping onder zadeldak tegen tuitgevel, met een lagere achterbouw. De voorgevel is aan het eind van de 19de eeuw van een cementpleisterlaag voorzien met getrokken voegen en waarschijnlijk bij die gelegenheid gesplitst in een boven- en benedenwoning. De rechterzijgevel is blind met staafankers. Het pand dateert mogelijk uit de 17de eeuw, de achteraanbouw uit de 19de.
| |
Langendijk 28
Voormalige gebouw van het hoogheemraadschap de Vijfheerenlanden. Diep pand met verdieping onder een geknikt schilddak, opgetrokken uit donkerrode baksteen en versierd met groene, rode en gele baksteen. In de boogzwikken zijn eveneens tegels als versiering toegepast. Het gebouw ligt ten opzichte van de rooilijn een stuk naar achteren en het aldus ontstane voorterrein wordt door een gesmeed hek afgesloten. De ingang bevindt zich in een portiek, waarin een gedenkplaat met: ‘ de eerste steen // van dit gebouwis den // 18 juni 1902 gelegd door // w.n.j. van slijpe // dijkgraaf van het hoogheemraadschap // de vijfheerenlanden // in tegenwoordigheid // van de hoogheemraden // g. de vor hzn // a.w. de leeuwjzn // a. kars // b. kooy azn // den secretaris-penningmeester
■ Langendijk 28 te Vianen, opname 1988
// h. baggerman // en den dijkopzichter // c.j. van der meulen’. In de zwikken boven de vensters op de begane grond staat ‘VHL’ en twee wapens.
Het dijkscollege van 's Lands van Vianen was van oudsher in het stadhuis gehuisvest, aanvankelijk als medeeigenaar, maar vanaf 1856 als huurder. Pas in het begin van de 20ste eeuw zou het waterschap met dit huis over een eigen onderkomen beschikken.
| |
Langendijk 30
Tweebeukig dwars pand van één bouwlaag onder met rode pannen belegde zadeldaken met hoekschoorstenen. Het achterste deel is iets hoger opgetrokken en lijkt ouder dan het voorste stuk.
De in het zicht komende gevels zijn alle gepleisterd. De voorgevel wordt door een houten kroonlijst afgesloten. De indeling van de voorgevel is asymmetrisch, met de deur, voorzien van een pilasteromlijsting op natuurstenen neuten rechts van het midden. Drie dakkapellen met vleugelstukken. Staafankers. Het huis is onderkelderd met gemetselde tongewelven. In het achterhuis leidt een stenen trap naar de kelder. De verdieping is via een houten (spil)trap te bereiken.
Voor het huis fraaie waaiervormige stoephekken aan beide zijden. In oorsprong kan het gebouw uit de 16de (achterstuk) en 17de eeuw (voorstuk) dateren; de huidige verschijningsvorm is eerste helft 19de-eeuws.
| |
Langendijk 54
Laag dwars pand onder zadeldak met blauwe pannen. Het pand is vijf vensterassen breed met aan de linkerkant een deurtje waarachter een gang, die in het buurpand nr. 52 zit. Tegen de achterzijde ter hoogte van de drie linkse vakken van de voorbouw is een
| |
[pagina 400-401]
[p. 400-401] | |
dwarsgeplaatst gedeelte van twee vakken diep onder een wolfdak aangebouwd. De hoek tussen beide is volgebouwd met een kelder met opkamer. Het pand is in oorsprong 17de-eeuws en werd in de eerste helft van de 19de eeuw gewijzigd.
De voorgevel is gepleisterd met diep ingesneden voegen, bevat zesruitsvensters met brede middennaald en een middendeur met bovenlicht en geblokte pilasters met hoofdgesteld met platte consoles. Dakkapel, gootlijst op klossen, waaronder gedeeltelijk de gekrulde muurankers zitten.
Het inwendige bevat links eenkamer met een vlak stucplafond met eenvoudig bladornament in het midden en een gestucte schoorsteenmantelboezem met twee pilastertjes en een hoofdgestellijst tegen het plafond. De kelder heeft een ribloos kruisgewelf op hoekpenanten. In de hoek tussen voor- en dwarse achterbouw bevindt zich de keldertoegang en de trap naar boven, waarvan het eerste kwart nog een stuk van een spiltrap is. Op de zolder van voor- en achterbouw staan grenen jukspanten; op de vliering staan grenen driehoekspantjes.
| |
Langendijk 56
Hoog en dwars huis met verdieping onder met blauwe en rode pannen belegd zadeldak met hoekschoorstenen. Het middengedeelte van drie gevelopeningen breed springt licht naar voren. De voorgevel is gepleisterd en wordt door een geprofileerde kroonlijst met tandlijstversiering afgesloten. Twee dakkapellen met vleugelstukken. De voorgevel is symmetrisch ingedeeld. Op de begane grond bevinden zich zesruitsschuifvensters en een deur met bovenlicht, voorzien van een pilasteromlijsting met hoofdgestel met consoles en sierelementen. Boven de vensters op de verdieping bevindt zich terra cotta versiering met bloemornamenten. In de gedeeltelijk gepleisterde rechterzijgevel met staafankers zitten klezoren in de koppenlagen bij de hoeken. De top is vernieuwd, evenals het venster, dat twee zesruitsvensters ter plaatse vervangt, hetgeen nog vaag in het metselwerk zichtbaar is.
Gezien de bouwmassa kan het pand uit de late 16de of de 17de eeuw dateren. De voorgevel is in het derde kwart van de 19de eeuw in de huidige uitmonstering tot stand gekomen.
| |
Lombardstraat
De bebouwing in de Lombardstraat, die loopt van de Voorstraat ter hoogte van het Stadhuis naar de Achterstraat is van een divers en weinig opmerkelijk karakter. Toch komen er twee 17de-eeuwse huizen voor, die de moeite van een nadere bestudering waard zijn: de nrs. 2-2a en nr. 10. Het eerste pand vormt een hoekpand met Voorstraat 31 en is onder de Voorstraat besproken. Nr. 10 is een van de zeer weinige, ongepleisterde dwarse 17de-eeuwse huizen in het gebied.
| |
Lombardstraat 10
Dwars huis onder zadeldak tussen puntgevels, met de daknok evenwijdig aan de straat. Het huis is vier vensterassen breed en heeft een voordeur links van het midden. De voorgevel is opgetrokken uit helderrode baksteen met klezoren op de hoeken. Boven de vensters met 19de-eeuwse verdeling zitten met blokken versierde ontlastingsbogen. Gootlijst op klossen, eveneens uit de 19de eeuw. De toegang op de begane grond is in de 20ste eeuw gewijzigd in een deur annex étalagevenster. De indeling van de vensters op de begane grond dateert van rond 1900, die op de verdieping hebben een vroeg 19de-eeuwse zesruitsverdeling. In het inwendige staat de enkelvoudige balklaag haaks ten opzichte van de voorgevel en rust op 17de-eeuwse consoles. Een binnenmuur verdeelt de ruimte totaan de trap in vrijwel twee gelijke delen. De trap bevindt zich in het midden tegen de achtergevel. Op de verdieping is het een spiltrap.
Stookplaatsen bevonden zich oorspronkelijk in het rechtervertrek op de begane grond en in de beide vertrekken op de verdieping. Het is niet ondenkbaar dat het linkervertrek op de begane grond als bedrijfs- of winkelruimte diende en daarom niet verwarmd was. De onderste benen van de kapconstructie zijn krommers.
| |
Molenstraat
De Molenstraat loopt vanaf het einde van de Voorstraat parallel aan de stadsmuur. Vrijwel alle huizen aan de zuidkant van de straat zijn op of in de voormalige stadsmuur gebouwd. De straat heeft zijn naam gekregen naar de molen die aan het eind van de straat stond, in 1913 deels is afgebrand en in 1964 is afgebroken.
De op of tegen de stadsmuur gebouwde, meest dwarse huizen van een bouwlaag en een kapverdieping zijn zeer waarschijnlijk 17de-eeuws van oorsprong. De meeste zijn echter gewijzigd in de 19de eeuw. Sommige zijn geheel vernieuwd in het begin van de 20ste eeuw. In de jaren zestig en zeventig van deze eeuw is een aantal gereconstrueerd. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is het dwarse huis op nr. 3, waarvan de benedenverdieping weer een 17de-eeuwse indeling heeft gekregen, aan de hand van een na ontpleistering van de voorgevel aangetroffen puibalk.
Aan de noordkant van de straat, op nr. 50-56 staat een voormalige stadsboerderij, die tot 1987 nog in bedrijf was. De in oorsprong midden 19de-eeuwse T-vormige boerderij ligt evenwijdig aan de straat. Eind 19de eeuw is het bedrijfsgedeelte verlengd met een stuk onder mansardekap.
| |
Valkenstraat
Volgens de kadastrale minuut was de Valkenstraat in het begin van de 19de eeuw onregelmatig bebouwd. Op de noordwesthoek, ter plaatse van de huidige grote pomp - uitvoerig beschreven bij het ‘straatmeubilair’ - stond de ‘Fransche school’. Overigens was de noordzijde, met uitzondering van de huidige nrs. 14-16 en 20-22, onbebouwd. De zuidkant vertoonde hetzelfde brokkelige beeld: naast de Stadswaag op de hoek met de Kerkstraat zijn de nrs. 3, 11-13 en een bouwblok tegenover 20-22 te herkennen. Het huidige bouwbestand bestaat uit
■ Vianen, Valkenstraat 11
- Woonhuis, plattegrond en doorsneden
Schaal 1:300. Opmetingstekening O. ter Stege en B. Klück (1978) bewerkt door J. Jehee, 1987
dwarse huizen van een bouwlaag, afgewisseld door een enkel diep huis met een topgevel. Het oudste, nu nog resterende complex is nr. 20-22, dat uit de 16de eeuw zal dateren. Het pakhuisje op nr. 3 en het tweebeukige huis op nr. 11 zijn beide van 17de-eeuwse oorsprong.
| |
Valkenstraat 11
Vroeg 17de-eeuws tweebeukig dwars huis van oorspronkelijk één bouwlaag met kapverdieping, onder parallelle zadeldaken. Het pand heeft oorspronkelijk deel uitgemaakt van een serie, zo is aan het licht gekomen tijdens een bouwhistorisch onderzoek (Klück, B., Verslag van het bouwhistorisch onderzoek van Valkenstraat 11 te Vianen, november 1979).
Het huis is opgetrokken uit rode baksteen (25 × 12-12,5 × 5-5,5 cm, 10 lagen = 63 cm). De houtconstructie is in eiken (moer- en kinderbintlagen, sleutelstukken, spantbenen en muurplaten) en in grenen (vloeren en overige kaponderdelen).
De voorgevel is asymmetrisch van indeling en eindigt tegen een eenvoudige gootlijst op klossen. De voordeur zit links van het midden. In de gevel twee lelieankers, alsmede een ‘6’ en een ‘8’.
In het inwendige heeft het voorhuis twee evenwijdig met de voorgevel lopende moerbalken met sleutelstukken aan de uiteinden, halverwege door een binnenmuur ondersteund. Het achterhuis bestaat uit verschillende niveaus en heeft een andere oriëntatie van de balklaag: het linkergedeelte heeft een tussenverdieping met kinderbintlagen, waarvan de uiteinden op eenvoudige sleutelstukken rusten; het rechtergedeelte heeft een samengestelde balklaag loodrecht op de voorgevel met eenzelfde sleutelstuk als voor. De kap van het achterste gedeelte wordt gedragen door twee spanten met eiken krommers, met gehakte merken, waarop rondhouten driehoekspanten.
De indeling van het huis in de 17de eeuw was als volgt: links voor een ingangshal met voordeur en een spiltrap tegen de scheidingsmuur met het achterhuis. Deze ruimte heeft hoogstwaarschijnlijk dienst gedaan als winkel- of bedrijfsruimte. Rechts voor was een zijkamer met stookplaats. Het achterhuis is van een gang voorzien, met links daarvan een kelder- of voor- | |
[pagina 402-403]
[p. 402-403] | |
raadkamer, waarboven een opkamer met stookplaats en rechts een grote kamer met stookplaats, die mogelijk als keuken heeft gediend. De ruimte voor de ‘opkamer’ is verkregen door het verhogen van de zoldervloer: verdiepen van de kelderruimte had eerder voor de hand gelegen.
Het huis is in de 18de eeuw verhoogd, waarbij de kapconstructie gehandhaafd bleef. De schouwen werden vernieuwd, doorgangen werden gewijzigd en het trapgat werd met een portaal omtimmerd. Aan het eind van de 19de eeuw heeft wederom een verbouwing plaats gevonden, waarbij voor- en achtergevels werden gewijzigd, nieuwe schouwen geplaatst werden en vloeren en doorgangen werden veranderd. Na 1925 kreeg het gebouw een pakhuisfunctie en is het daardoor in verval geraakt.
Tijdens de restauratie (1980-1983) is een haardsteentje gevonden met het jaartal ‘1628’. Mede gezien de jaartalankers met een ‘6’ en een ‘8’ lijkt een datering in die tijd heel goed te verdedigen.
| |
Valkenstraat 20-22
Een in oorsprong bijelkaar horend midden 16de-eeuws complex met houtscelet, dat bij het samengestelde huis in het eerste deel aan de orde gekomen is.
| |
Varkensmarkt
De Varkensmarkt is een straat, waaraan het oorspronkelijke agrarische karakter nog zeer duidelijk valt af te lezen, aangezien er verschillende stadsboerderijen staan. Met name de nummers 24 en 26 zijn daar uitstekende voorbeelden van. Daarnaast bestaat de bebouwing voornamelijk uit eenlaagshuizen met de daknok evenwijdig aan de straat, waarvan de oudste, de nrs. 8 en 10 uit de 17de eeuw dateren, getuige de bouwmassa, lelieankers en in het ongepleisterde pand nr. 10 de klezoren in de koppenlagen op de hoeken. Beide zijn overigens in de 19de eeuw gemoderniseerd.
■ Varkensmarkt 26, een stadsboerderij te Vianen, opname 1981
| |
Varkensmarkt 26
Boerderij met woongedeelte van een bouwlaag hoog onder met pannen gedekt zadeldak evenwijdig aan de straat. De uit rode baksteen opgetrokken voorgevel wordt afgesloten door een kroonlijst. De gevel is asymmetrisch van indeling: de voordeur zit links van het midden. Uiterst rechts bevindt zich een onderkelderde opkamer. In de gevel zijn jaartalankers aangebracht met 1843. De boerderij is oorspronkelijk ouder, gezien sporen in de linkerzijgevel van een andersoortige, helderrode baksteen en het
■ Vianen, Langendijk, even zijde
- Gevelwandtekening
Schaal 1:300. Opmetingstekening door J.J. Brugman, 1948 (zie ook pag's. 404, 405 en 406).
voorkomen op de kadastrale minuut. Achter het woongedeelte is de driebeukige middenlangsdeelstal aangebouwd. Het dak van de schuur is gedeeltelijk met riet gedekt: een uitzondering in Vianen.
| |
Voorstraat
Aan de zuidzijde wordt de Voorstraat afgesloten door de toren van de hervormde kerk en aan de noordkant door de Lekpoort.
De panden aan beide zijden van de Voorstraat liggen op brede en diepe erven. De meeste huizen zijn twee bouwlagen hoog. Een laag huis als nr. 60, met begane grond en kapverdieping is opmerkelijk in deze straat. Alle huizen hebben een eigen vaak natuurstenen stoep, in steeds mindere mate voorzien van hekken, waarvan de zijhekken soms in fraaie ronde vormen gesmeed kunnen zijn of zelfs teksten bevatten (nr. 113). Opmerkelijk is het frequent voorkomen van dwarse huizen, doorgaans van vier raamtraveeën breed. Op de hoeken zijn het de forse huizen als de nrs. 3-5, 31-33, en 6, alle tenminste 17de-eeuws, die een grote diepte kunnen bereiken. Tussen de forse dwarse huizen vallen de veelal wat kleinere, diepe huizen met 17de-eeuwse trap- en topgevels op. Zeer bescheiden zijn bijvoorbeeld de nrs. 52 en 54. Wat rijker van opzet en uitvoering is nr. 11 met zijn fraai bewerkte toppilaster. Ozendrops of druipstroken tussen de huizen komen weinig meer voor (tussen de nrs. 58, 60 en 62 bijvoorbeeld). Het lijkt waarschijnlijk dat de meeste bij 19de-eeuwse verbouwingen bij de huizen getrokken zijn.
De oudste bebouwing dateert uit de 15de en 16de eeuw en is geconcentreerd rond het stadhuis uit 1473, dat overigens een oudere voorganger bezat. Vooral in het inwendige is de 16de en 17de-eeuwse herkomst aan de houtconstructies nog af te lezen. In de 18de eeuw zijn nogal wat huizen in verval geraakt en afgebroken. Een opleving heeft plaats gevonden in de 19de eeuw, waarin nieuwe huizen zijn gebouwd in de opengevallen gaten en veel huizen voorzien werden van een pleisterlaag met soms terracotta versieringen boven de vensters (nrs. 39, 53), van een nieuwe raamindeling of van een nieuwe en in sommige gevallen verhoogde, gevel, vaak van een halve verdieping (mezzanino's). Bij nadere bestudering blijken ogenschijnlijk midden of laat 19de-eeuwse huizen dan ook een oudere kern te bezitten zoals onder andere de nrs. 12, 18-20 en 22-24. In het geval van 18-20 wordt een datering vergemakkelijkt door de aanwezigheid van een gevelsteen met jaartal. Het begin van de 20ste eeuw manifesteert zich bescheiden aan voornamelijk winkelpuien. Van nieuwbouw is maar incidenteel sprake (101-103 en 106). In de Tweede Wereldoorlog zijn aan de westzijde van de Voorstraat tussen de nrs. 19 en 27 vijf huizen door een bominslag verwoest, die na de oorlog door nieuwbouw zijn vervangen.
| |
Voorstraat 1
Dwars huis van twee bouwlagen en een kapverdieping onder een zadeldak evenwijdig met de straat. De gevel is gepleisterd en wordt afgesloten met een geprofileerde kroonlijst. Het pand is vijf gevelopeningen breed. De meest rechtse travee is afwijkend van indeling, door de aanwezigheid van een onderkelderd vertrek. de vensters hebben geprofileerde omlijstingen en een kuif. De deur heeft een pilasteromlijsting en hoofdgestel. Een stoephek staat voor het huis. In het inwendig een stucplafond met midden- en
■ Voorstraat 3-5 / hoek Kortendijk, opname 1988
hoekstukdecoraties. De deuren en kozijnen met geprofileerde lijsten zullen uit het midden van de 18de eeuw kunnen dateren. In de 19de eeuw is de gevel verrijkt met ronde staven langs de kozijnen, stuckuiven boven de vensters en een stucplafond in het inwendige. De binnenluiken zijn nog 18de-eeuws.
| |
Voorstraat 3-5, hoek Kortendijk
Hoekpand uit oorspronkelijk de 17de eeuw, het voormalige Hof van Brederode. Pand met verdieping onder schilddak met hoekschoorstenen, waarvan de daknok evenwijdig aan de Kortendijk loopt. De gevels zijn van een pleisterlaag voorzien en worden afgesloten met een eenvoudige houten kroonlijst. De dakkapellen hebben vleugelstukken. Het voorste gedeelte heeft een ingang aan de Voorstraat en een winkelpui uit de laatste decennia van de 19de eeuw. De deuromlijsting met paneeldeur met gesneden middennaald en latei uit de eerste helft van de 19de eeuw aan de kant van de Kortendijk bevond zich voor het aanbrengen van de winkelpui aan de Voorstraat. De winkelpui aan de Kortendijk is een imitatie van die aan de Voorstraat en dateert van de restauratie in 1976.
In het voorhuis bevindt zich op de begane grond en de verdieping een samengestelde balklaag op 17de-eeuwse consoles, evenwijdig aan de voorgevel. De balklaag van de begane grond is voor een deel aan het oog ontrokken door de inbouw van een winkelruimte. Een in de winkel opgestelde houten apothekerskast is uit Rotterdam afkomstig. Het pand is onderkelderd.
| |
Voorstraat 11
Diep pand tegen 17de-eeuwse trapgevel met uitgekraagde toppilaster in siermetselwerk. De begane grondindeling is ten behoeve van een winkelfunctie
| |
[pagina 404-405]
[p. 404-405] | |
■ Voorstraat 11-13-15-17 te Vianen, opname 1988
gewijzigd in een étalage. De 19de-eeuwse verdiepingsvensters met de 17de-eeuwse ontlastingsbogen schieten door de geprofileerde bakstenen waterlijst heen. Het 18de-eeuwse, negenruitsvenster in de geveltop met dezelfde ontlastingsboog als op de verdieping staat op de waterlijst. Lelievormige muurankers zijn in de voorgevel aangebracht. Het metselwerk vertoont klezoren in de koppenlagen op de hoeken van de verdieping. De 19de-eeuwse ramen van de verdieping zitten in oudere kozijnen, die oorspronkelijk met een kruisraam gevuld waren. In het inwendige wordt de verdieping door een moer- en kinderbintenbalklaag met ‘buikvormige’ consoles evenwijdig aan de voorgevel overdekt. Het huis zal uit de eerste helft van de 17de eeuw dateren.
| |
Voorstraat 13
Diep pand van twee bouwlagen en een halve verdieping onder schilddak met daknok haaks op de straat. Het uit rode baksteen opgetrokken gebouw wordt afgesloten met een kroonlijst met tandlijstversiering en heeft een winkelpui met étalageraam en deur uit omstreeks 1890. De vensters op de verdieping hebben geprofileerde lijst. De voorgevel met mezzanino is van omstreeks 1840.
| |
Voorstraat 15
Dwars pand van twee bouwlagen en een mezzanino onder breed zadeldak met hoekschoorstenen. De achtergevel is maar twee bouwlagen hoog, waardoor het achterschild langer is dan het voorschild. De vier traveeën brede voorgevel wordt afgesloten door een kroonlijst, heeft een deur met pilasteromlijsting en hoofdgestel links van het midden en zesruitsvensters op de begane grond en verdieping. Gedeelde vensters zitten in de mezzanino. Rechts onder, vlak boven de plint is op een baksteen een inscriptie aangebracht met ‘m.a.v. tk’.
In het inwendige (verbouwd) een kelder halverwege te linkerzijde en de trap naar boven halverwege te rechterzijde. Op de verdieping een samengestelde balklaag loodrecht op de voorgevel. Stoep met rechte zijhekken.
De gevel zal uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren. Het pand is in oorsprong ouder, mogelijk 17de-eeuws.
| |
Voorstraat 31 / hoek Lombardstraat 2-2A
Diep hoekpand met verdieping met daknok haaks op de Voorstraat, aan de voorzijde met een schild, achter tegen tuitgevel. De voorgevel is gepleisterd en wordt afgesloten door een kroonlijst en een goot op klossen. Aan Voorstraatzijde is een 19de-eeuwse winkelpui met twee ramen en een iets terugliggende middendeur aangebracht. De vroeg 19de-eeuwse vensters op de verdieping hebben geprofileerde lijsten en een brede middennaald. Lelievormige ankers.
De 17de-eeuwse zijgevel aan de Lombardstraat is opgetrokken uit donkere geel-rode baksteen en heeft helderrode baksteen in de strekken boven de vensters. In de zijgevel ziten 19de-eeuwse vensters en twee deuren. De gevel wordt door een bakstenen geprofileerde 17de-eeuwse goot afgesloten. Getuige de plaats van de staafankers verschilt het niveau van de verdiepingsvloeren in de panden Lombardstraat 2 en 2A. Het voorste gedeelte heeft op de verdieping een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel, met een raveling links. Het plafond van het onderhuis van Lombardstraat 2A bestaat eveneens uit een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de Voorstraatgevel met dichtbijeen liggende balken op z'n plat, ondersteund door vroeg 17de-eeuwse consoles.
| |
Voorstraat 37
Dwars pand in bescheiden eclectische vormen met verdieping onder zadeldak met de daknok evenwijdig aan de straat. De gepleisterde voorgevel wordt afgesloten door een kroonlijst met omkranste consoles. Het linkergedeelte van de begane grond wordt
■ Voorstraat 37 en 39 te Vianen, opname 1988
ingenomen door een winkelpui met twee uitstalkasten en een middendeur. Het venster op de begane grond en de vier vensters op de verdieping hebben afgeronde hoeken en geprofileerde stuclijsten met kuif. Dakvenster met vleugelstukken en opzetstuk met palmet. Gevelsteen: de eerste steen // gelegd door // aejw rooseboom // 10 maart 1874.
| |
Voorstraat 39
Tweebeukig dwars huis met verdieping, waarvan het achterdeel lager ligt, onder hoge zadeldaken met daknokken evenwijdig aan de straat. De voorgevel van vier traveeën breed is van een pleisterlaag met ingesneden voegen voorzien en wordt door een eenvoudige kroonlijst beëindigd. De indeling is asymmetrisch; de voordeur met pilasteromlijsting en hoofdgestel met consoles ligt links van het midden. De zesruitsvensters op de begane grond en de verdieping hebben een brede middennaald. Midden 19de-eeuwse terracottaversiering zitten onder en boven de verdiepingsvensters (vgl ook nr. 53). Het dakvenster heeft uitgezaagde vleugelstukken.
Stoephek over de hele breedte met knoppen en spijlen. De behandeling van de voorgevel is midden 19de-eeuws. Het gebouw zelf is veel ouder, waarschijnlijk uit de 16de of 17de eeuw, gezien de steile helling van de kap. In het inwendige bevinden zich stucplafonds.
| |
Voorstraat 45
Tweebeukig dwars pand met verdieping onder met leien gedekt zadeldak met hoekschoorstenen voor en onder schilddak achter. De gepleisterde voorgevel wordt door een eenvoudige kroonlijst afgesloten. De indeling ervan is asymmetrisch: de van een pilasteromlijsting met hoofdgestel en consoles voorziene deur met bovenlicht zit links van het midden. Rechts zijn de vensters gereconstrueerd naar analogie van die aan de linkerkant. Alle vensters hebben geprofileerde lijsten. Twee dakkapellen met pilasters en rococo vleugelstukken. Fraaie gekrulde 17de-eeuwse muurankers. In het inwendige heeft de begane grond links een samengestelde balklaag loodrecht op de voorgevel. De rechtervoorkamer heeft een laat 19de-eeuws stucplafond. De achterkamer rechts heeft een stucplafond uit het begin van de 19de eeuw. Een half verdiept liggende kelder aan de achterkant is afgebroken. Op de verdieping ligt aan de voorzijde een (thans overdeelde) kamer met enkelvoudige balklaag en vroeg 17de-eeuwse consoles haaks op de voorgevel. De plaats van de oorspronkelijke schouw is tegen de rechterzijgevel. In het ten opzichte van het voorste gedeelte iets hoger liggende achterstuk bevindt zich de trap naar de zolder. Hier zit een samengestelde balklaag. De voorste zolder heeft een eikehouten kapconstructie, bestaande uit twee jukken
■ Voorstraat 45 te Vianen, opname 1981
en een driehoekspant. Vanaf rechts gehakte telmerken. De door een schilddak gedekte achterste zolder heeft een grenehouten kapconstructie van dezelfde opbouw. De gehakte merken beginnen hier aan de linkerkant.
Het voorste deel van het huis onder het zadeldak zal uit het begin van de 17de eeuw dateren. Tamelijk snel daarna is de tweede beuk gerealiseerd. In de 18de eeuw hebben moderniseringen plaats gevonden (dakkapellen, voordeur en kozijnen). Het huis is tenminste tweemaal in de 19de eeuw gewijzigd.
In 1808 werd in de tuin van dit pand ter vervanging van de te klein geworden schuilkerk aan de Voorstraat 97-99 een nieuw kerkgebouw neergezet, (bereikbaar via een zijgang in de kosterswoning op nr. 43), dat op zijn beurt in 1877 vervangen werd door de neogotische kerk Maria ten Hemelopneming aan de Achterstraat. Het huis zelf deed dienst als pastorie.
| |
| |
| |
Voorstraat 49
Tweebeukig dwars huis met verdieping onder hoge, met pannen gedekt zadeldaken met hoekschoorstenen. De gepleisterde voorgevel wordt met een eenvoudige kroonlijst afgesloten. De indeling is asymmetrisch met een deur met pilasteromlijsting, gesneden latei en hoofdgestel rechts van het midden. Op de verdieping zesruitsvensters met brede middennaald. Dakkapel. In het inwendige bevindt zich op de begane grond rechts een samengestelde balklaag met console loodrecht op de voorgevel. Het achterhuis heeft rechts een kelder met troggewelven. Gezien de bouwmassa en de aard van de balklaag met consoles zal het huis uit het eerste kwart van de 17de eeuw dateren. De voorgevel is uit omstreeks 1820. Een tweede voordeur is in 1982 aangebracht.
| |
Voorstraat 53
Dit in oorsprong 16de-eeuwse, samengesteld pand is in het eerste deel uitvoerig behandeld.
| |
Voorstraat 61
Diep en breed pand met verdieping onder schilddak met de daknok haaks op de straat. Het pand is onderkelderd. De gepleisterde voorgevel heeft een cordonlijst onder de vensters van de verdieping en wordt door een geprofileerde kroonlijst afgesloten. De dakkapel is van vleugelstukken voorzien. De voorgevel is asymmetrisch van indeling: de voordeur met bovenlicht zit rechts van het midden. Boven deur en vensters zijn strekken in de pleisterlaag aangegeven. Het rechtervenster op de begane grond en de verdieping is breder dan de overige. Het
Langendijk 54 56/58 60/62
■ Voorstraat 61 te Vianen, opname 1981
gebouw zal uit de 17de eeuw dateren; de voorgevel is in het derde kwart van de 19de eeuw gemoderniseerd.
Voor het huis ligt een natuurstenen stoep, die wordt afgesloten met een spijlenhek.
| |
Voorstraat 69
Diep pand met verdieping en mezzanino onder met rode pannen belegd schilddak met de daknok haaks ten opzichte van de straat. De voorgevel is in de 19de eeuw van een pleisterlaag met blokvoegen voorzien en wordt door een geprofileerde kroonlijst afgesloten. De onderpui is in de 20ste eeuw gewijzigd ten behoeve van de winkelfunctie. De verdiepingsvensters en die van de mezzanino hebben 18de-eeuwse lijsten, waartegen de pleister is aangezet. De muurdam links is breder dan die aan de rechtse kant. Het lijkt waarschijnlijk dat bij de vernieuwing ervan in de 19de eeuw een ozendrop (druipstrook) aan de linkerkant bij het pand getrokken is.
| |
Voorstraat 79-81
Dwars pand met verdieping onder hoog, evenwijdig met de straat lopend, zadeldak met hoekschoorstenen en twee dakkapellen. De met blokken gepleisterde voorgevel wordt door een kroonlijst afgesloten. De indeling van de voorgevel is thans die van een onder en bovenhuis, aangebracht bij de verbouwing van de voorgevel in het midden van de 18de eeuw, waarbij de indeling van de begane grond gewijzigd werd. Vensters, deuren en dakkapellen hebben een segmentvormige beëindiging en natuurstenen onderdorpels. De voordeur naar het bovenhuis heeft een 18de-eeuwse profilering. De tot een winkel ingerichte benedenverdieping is opmerkelijk hoog en heeft in het voorste gedeelte onder het zadeldak een samengestelde balklaag van vier vakken loodrecht op de voorgevel. Moerbalken met laat 16de-eeuws sleutelstuk. Aan de linkerzijde zit een raveling ter plaatse van een voormalige schouw. Ook de verdieping is van een moer- en kinderbintconstructie voorzien. Stoephekken. De gevel kan uit het eerste kwart van de 18de eeuw zijn; het huis zelf is ouder, mogelijk laat 16de- of vroeg 17de-eeuws.
| |
Voorstraat 97-99
Deze twee huizen uit de 16de eeuw zijn in het eerste deel beschreven.
| |
Voorstraat 101-103
Ter plaatse van een stadsboerderij, uitzonderlijk in de Voorstraat, werd in 1907 het onderhavige pand, iets terugliggend uit de rooilijn neergezet. Het gebouw, oorspronkelijk een kantoor met woonhuis, is opgetrokken in
| |
| |
een voor die tijd kenmerkende Berlagiaanse baksteenarchitectuur en bestaat uit twee bouwlichamen van respectievelijk een en twee bouwlagen hoog. In het linker gedeelte is thans het Stedelijk Museum gevestigd.
| |
Voorstraat 113, hoek Molenstraat 2
Tweebeukig pand met verdieping onder zadeldaken evenwijdig aan de straat met hoekschoorstenen en met haakse achterbouw, eveneens onder een zadeldak. Twee dakkapellen. De uit rode baksteen opgetrokken voorgevel uit 1825 is symmetrisch ingedeeld met een deur, voorzien van pilasteromlijsting met hoofdgestel en een gesneden bovenlicht en wordt door een kroonlijst met tandlijstversiering afgesloten. Op de linkerhoek, vlak boven de plint een gevelsteen met: ‘a. van eck // leid den // eersten // steen op // den 2den april // 1825’. Fraaie, waaiervormige stoephekken uit 1847. Aan de kant van de Molenstraat is het eerste gedeelte van de gevel blind. In het tweede gedeelte zitten vensters met zesruitsverdeling.
| |
Voorstraat 115, hoek Molenstraat
19de-eeuws hoekpand met verdieping onder met rode pannen belegd zadeldak met schild aan de voorzijde. De gevels zijn gepleisterd en volgen ietwat het beloop van de bocht. Tegen dit huis was de Landpoort aangebouwd. In de kelders is een mogelijk restant daarvan aangetroffen.
■ Vianen, Voorstraat, oneven zijde
- gevelwandtekening
Schaal 1:3000. Opmetingstekening door J.J. Brugman, 1948
(Zie ook pag. 408-409, 410-411, 412-413)
■ Voorstraat 6 / hoek Langendijk te Vianen, opname 1988
| |
Voorstraat 6/hoek Langedijk
Breed en diep hoekpand van vier vensterassen breed met verdieping met de daknok haaks op de Voorstraat onder een schilddak met blauwe en rode pannen bedekt. In de gepleisterde voorgevel zitten de vensters en deuren van het linker en rechter gedeelte op ongelijke hoogte en niet recht boven elkaar. Mogelijk zat er aan de linkerkant een poort of een overdekte steeg, die in de 19de eeuw achter de nieuwe gevel is verdwenen. Een eenvoudig geprofileerde gootlijst sluit de gevel af. In de huidige uitmonstering is het huis uit het midden van de 19de eeuw, van oorsprong is het echter zeker ouder, 16de- of 17de-eeuws.
| |
Voorstraat 8
Pand met verdieping, van drie vensterassen breed, bestaande uit een dwars voorgedeelte onder mansardekap, met een haaks daarop geplaatst, evenhoog achterstuk onder zadeldak. De voorgevel is van een pleisterlaag met ingesneden voegen voorzien, wordt door een geprofileerde kroonlijst afgesloten en heeft een symmetrische indeling met een middendeur en een venster te weerszijden, twee vensters op de verdieping. Eenvoudige dakkapel. In de gevel zijn staafankers aangebracht. Aan achterzijde heeft de puntgevel segmentvormige bogen boven de vensters en kleine, dichtgezette, duivengaten. Oorspronkelijk dateert het huis uit de 17de eeuw. Het huidige voorkomen zal uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren. De onderpui is in de 20ste eeuw vernieuwd.
| |
Voorstraat 22-24
Dwars huis van twee bouwlagen met haaks aangebouwd achterhuis, waarvan de daknok op dezelfde hoogte ligt als die van het voorste deel. De voorgevel staat iets op vlucht. Zij is vier traveeën breed en is in de 19de eeuw gewijzigd aan vensters, deuromlijsting en gootlijst. 17de-eeuwse gekrulde muurankers.
In het inwendige bestaat de constructie van het voorste stuk uit een samengestelde balklaag met een console onder de moerbalk, haaks op de voorgevel, het achterste stuk heeft de samengestelde balklaag evenwijdig met de voorgevel. De kapconstructie met krommers is van eikehout en heeft gehaalde telmerken. Het huis lijkt, gezien de constructie van balklagen en kap uit de 16de eeuw te dateren. Dit komt overeen met een in het huis gevonden haardsteen, die als jaartal 1524 geeft.
| |
Voorstraat 26
Pand met verdieping en mezzanino ter breedte van drie vensterassen onder zadeldak evenwijdig aan de straat. De uit rode baksteen opgetrokken gevel wordt door een eenvoudige kroonlijst afgesloten. De voordeur zit rechts en
| |
[pagina 408-409]
[p. 408-409] | |
■ Voorstraat 22-28 te Vianen, opname 1981
heeft een pilasteromlijsting met hoofdgestel. Zesruitsvensters op de begane grond en de verdieping. De vensters hebben geprofileerde lijsten. In het inwendige zit een samengestelde balklaag met moer- en kinderbinten.
Het pand kan oorspronkelijk uit de 16de of 17de eeuw dateren. De wijziging van de voorgevel heeft echter in de jaren tussen 1892 en 1914 in traditionele vormen plaats gevonden.
| |
Voorstraat 28, hoek Stadhuisstraat
Dit dwarse huis is in het eerste gedeelte ter sprake gekomen.
Op de andere hoek ligt het stadhuis. Voor een uitvoerige beschrijving hiervan wordt verwezen naar het hoofdstuk over de raadhuizen.
■ Voorstraat 28-34, opname 1988
| |
Voorstraat 34
Dwars huis van twee bouwlagen en een kapverdieping onder zadeldak tussen een trapgevel links (reconstructie) en een tuitgevel rechts. Het dakschild aan de achterzijde loopt ver door. De met ingesneden voegen gepleisterde voorgevel vertoont een 19de-eeuws beeld. De onderpui wordt door een gekorniste en versierde lijst afgesloten. Een uitgebouwde étalagekast is hierin aangebracht, versierd met kolommetjes. De voordeur wordt geflankeerd door dezelfde kolommetjes. Op de verdieping zitten twee zesruitsvensters en de gevel wordt door een geprofileerde kroonlijst met rozetten op het fries afgesloten. De rechterzijgevel vertoont sporen van een voormalige trapgevel. Getuige de houtconstructie in het inwendige blijkt het huis echter veel ouder te zijn. Op de begane grond ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. Op de verdieping is de samengestelde balklaag echter een kwartslag gedraaid en ligt haaks ten opzichte van de voorgevel. Onder de balken op de begane grond komen twee verschillende typen sleutelstukken voor: een sleutelstuk met peerkraalprofiel dat goed vergelijkbaar is met die in het stadhuis zijn toegepast (1473) en een wat kleiner sleutelstuk, waarbij de peerkraal gereduceerder in vorm is en met een buikvorm wordt afgerond. Mogelijk is dit type wat later. Het laat zich aanzien dat er in de loop van de 16de eeuw een grote verbouwing heeft plaats gevonden, waarbij de balklaag is gewijzigd (van samengesteld naar enkelvoudig?). De balklaag op de verdieping is eveneens gewijzigd - dunnere balken zijn tussen de zware moerbalken gelegd -. Zij kan uit de tweede helft van de 16de-eeuws zijn. De 16de-eeuwse kap bestaat uit twee dekbalkjukken op elkaar met krommers.
| |
Voorstraat 52
Een goed voorbeeld van twee wat kleinere, voor wat het uiterlijk betreft 17de-eeuwse diepe huizen zijn de nrs. 52 en 54.
Nr. 52 is een pand met verdieping onder zadeldak tegen een trapgevel met zes trappen en een uitgekraagde toppinakel. De begane grond is ten behoeve van een winkelfunctie gewijzigd; op de verdieping en in de geveltop zitten zesruitsvensters, waarboven ontlastingsbogen met verdiepte velden en natuursteenblokken in de bogen. De uitgekraagde toppilaster wordt door een bol bekroond. Gekrulde muurankers zijn op de beide verdiepingen aangebracht. Tussen de beide huizen bevindt zich een ozendrop.
■ Voorstraat 50-52-54 te Vianen, z.j.
| |
Voorstraat 54
Het kleine huis nr. 54 is een pand met verdieping onder zadeldak tegen een ingezwenkte topgevel. In het inwendige bevond zich oorspronkelijk op de begane grond een laat 15de-eeuwse, samengestelde balklaag evenwijdig aan de voorgevel, die in de 17de eeuw in een enkelvoudige balklaag is gewijzigd. De zware 15de-eeuwse moerbalk heeft een sleutelstuk met peerkraalprofiel (vgl. nr. 34) en onder de kleinere balken zijn consoles aangebracht. Op de verdieping ligt de enkelvoudige balklaag eveneens evenwijdig aan de voorgevel. Tegen de rechterzijgevel stond oorspronkelijk de schouw. De onderste spantbenen van de kap zijn eiken krommers. Een ontstaansdatum van dit huis ligt in de 15de of 16de eeuw. In de 17de eeuw is het ingrijpend verbouwd, waarbij de balklagen en de voorgevel zijn veranderd.
| |
Voorstraat 56
Dit vierkante herenhuis is uitvoerig in het eerste deel behandeld.
| |
Voorstraat 88
Diep huis van twee bouwlagen en een kapverdieping tegen een 17de-eeuwse trapgevel met zeven trappen en een uitgemetselde toppilaster. Het bovenste deel staat op vlucht. De begane grondsindeling is het resultaat van een restauratie, de vensters op de verdieping zijn in de 19de eeuw vergroot. Boven de verdiepingvensters zitten ontlastingsbogen, versierd met blokken. Boven de vensters van de begane grond is een houten 17de-eeuwse (?) puibalk zichtbaar. Tussen de begane grond en de eerste verdieping loopt een bakstenen waterlijst, waar de vensters doorheen schieten. Het metselwerk vertoont ter linker en rechter zijde klezoren op de hoeken in de koppenlagen. Fraai gekrulde muurankers
| |
[pagina 410-411]
[p. 410-411] | |
■ Voorstraat 88 te Vianen, opname 1981
zijn tussen en naast de verdiepingsvensters zichtbaar. In het inwendige ligt een samengestelde balklaag evenwijdig aan de voorgevel, voorzien van sleutelstukken met peerkraalprofiel. De schouw is tegen de rechterzijgevel geplaatst. Het is niet ondenkbaar, dat het huis uit de 16de eeuw dateert, in de 17de eeuw van een trapgevel is voorzien en in de 19de en 20ste eeuw is gewijzigd. Voor het huis staat een renaissance stoeppaal.
| |
Voorstraat 90
Dwars huis van twee bouwlagen onder zadeldak met lagere, smallere achterbouw met schild. Van het vier traveeën brede pand staat het bovenste deel op vlucht. Tussen de begane grond en de eerste verdieping loopt een geprofileerde waterlijst. De voorgevel is gepleisterd en met voegen ingesneden
en wordt door een eenvoudig geprofileerde lijst afgesloten. De voordeur, rechts van het midden heeft een getoogd bovenlicht en een pilasteromlijsting. Het venster rechts daarvan is eveneens getoogd en van geprofileerde lijsten voorzien. De vensters links op de begane grond zijn in 1976 aangebracht, ter vervanging van een winkelpui. De verdiepingvensters hebben een zesruitsverdeling met brede middennaald. Het pand zal, gezien de vrij steile kap, de waterlijst en het feit dat het bovendeel op vlucht staat, uit de 16de of 17de eeuw kunnen dateren. De pleisterlaag, deur en vensters zullen van het midden van de 19de eeuw zijn.
| |
Hervormde kerk, Voorstraat 110
Bronnen en literatuur
■ Archieven RDMZ; Beurden, A.F. van, ‘Twee honderd grafsteenen der Groote Kerk van Vianen a.d. Lek’, Wapenheraut, 1913, (XVI-XVII), 168-178; Eldering-Niemeijer, W., De Grafzerken van Vianen 1960; Gierveld, A.J., Het Nederlandse huisorgel in de 17de en 18de eeuw, Utrecht 1977, 335; Heeringa, K., Inventaris van het archief van het kapittel ten Dom, (R.A.U.), Utrecht-'s-Gravenhage 1929-1951; Heijden, L.J.v.d., Parochie van O.L. Vrouw ten Hemelopneming te Vianen, ca 1939; Horden, 144; Labouchère, G.C., ‘De herbouw der Maria Hemelvaartkerk te Vianen na een brand in 1540’, Oudheidk. Jaarboek, 7 (1938), 1-4; Van Mieris, IV, 1021, 1022; Muller Fz, S., Regesten van het archief der bisschoppen van Utrecht (722-1528), deel 1, Utrecht 1917; Quak, M.H., ‘Kerkzilver in Vianen’, In het land van Brederode, 13de jrg. 1 (1988); Temminck Groll, 1957; Weersma, A., Het grafmonument van een grand seigneur in de Nederlanden ten tijde van de renaissance, Utrecht 1988 (doctoraalscripte, bibl. RDMZ);
| |
Type en ligging
Laat-gotische, uit rode baksteen opgetrokken driebeukige kruiskerk, met 5/10 gesloten koor en zijkoren, inwendig voorzien van houten, elkaar snijdende tongewelven; gedeeltelijk ingebouwde westtoren van vijf geledingen met helm en lantaarn.
De kerk ligt aan het zuideind van de Voorstraat, ver uitstekend over de rooilijn vrijwel tegen de stadsmuur. De noord-zuid doorgang onder de toren ligt in de hartlijn van de straat.
| |
Geschiedenis
In of enige jaren vòòr 1327 werd in Vianen een ‘vrije’ kapel opgericht, waarschijnlijk bij of aan een reeds bestaand kerkje, door Hubert van Vianen en Agnies van Langerak, danwel hun zoon Sweder van Vianen (Van Mieris IV, 1021). De kapel werd op 1 augustus 1327 door Sweder van Vianen met inkomsten begiftigd, bestaande uit 12 morgens land in Sliterhoeven (Muller, Regesten, 555), hetgeen door de officiaal van Utrecht op 5 augustus daaraanvolgend werd bevestigd (Muller, Regesten, 556). In deze kapel, die geen parochiale rechten bezat, mocht alleen de H. Mis worden gelezen en gepreekt. Overigens was de kapel afhankelijk en onderhorig aan de parochiekerk te Hagestein. In 1345 werd op verzoek van Willem van Duivenvoorde, Heer van Oosterhout en diens vrouw Heilwig, Vrouwe van Vianen de kapel verheven tot parochiekerk, toegewijd aan H. Maria ten Hemelopneming, met een doopvont, kerkhof en recht van begrafenis (Heeringa, 955; Van Mieris IV, 1022), waartoe het Domkapittel op 15 maart 1345 zijn toestemming verleende, zonder inbreuk te maken op de rechten van de moederkerk Hagestein (Muller, Regesten, 768): de Viaanse parochiekerk bleef door de pastoor van Hagestein bediend worden.
■ Hervormde kerk te Vianen, zuidzijde van toren en schip, opname 1969
Eerst in 1433 werden de beide parochies gescheiden, hetgeen mede werd ingegeven door de animositeit tussen de twee heerlijkheden Hagestein en Vianen (Van Mieris IV, 1021, Heeringa 956).
Een grote brand in 1540 beschadigde de parochiekerk en de toren zo ernstig dat de gehele inventaris daarbij te loor ging (Labouchere, 1). Het herstel werd onmiddellijk ter hand genomen: er werd begonnen met het koor, waarvan het dak in augustus 1541 al met leien kon worden gedekt. De hele kerk was een jaar later onder de kap.
De Viaanse Mariakerk viel onder het decanaat van Oudmunster te Utrecht, het collatierecht was voorbehouden aan de heer van Vianen.
De Reformatie heeft in een vroeg stadium haar intrede gedaan in Vianen, aangezien de heer van Vianen, Hendrik van Brederode, bijgenaamd de Grote Geus, een vurig aanhanger van de nieuwe leer was. Op 25 september 1566 werden op diens bevel de beelden uit de kerk verwijderd en alleen in de kapel van het Gasthuis werden nog rooms katholieke godsdienstoefeningen geduld. De eerste prediking werd op 1 oktober van dat jaar gehouden. Van een eigen predikant is echter pas in 1579 sprake.
De kerk van Vianen bleef overigens redelijk gespaard tijdens de onlusten: in ieder geval is het opmerkelijke grafmonument van Reinoud III en zijn gemalin toen niet beschadigd; wel zal dit het geval geweest zijn met het daarachter staande altaarretabel, waarvan waarschijnlijk toen de beelden kapot geslagen zijn.
| |
[pagina 412-413]
[p. 412-413] | |
■ Vianen, hervormde kerk
- plattegrond
Schaal 1:300. Opmetingstekening bureau Van Hoogevest (1956), met verwerking van gegevens van C.L. Temminck Groll bewerkt door J. Jehee, 1987
| |
Bouwgeschiedenis toren
Het oudste gedeelte van de toren wordt gevormd door de drie onderste geledingen (baksteenformaat 30 × 14 × 7 cm), die versierd zijn met lisenen en rondboogfriezen en waarin aan noord- en zuidzijde een spitsbogige doorgang uit dezelfde tijd zit. Dit deel zal in het eerste kwart van de 14de eeuw tot stand gekomen zijn, voordat de kapel tot parochiekerk was verheven. Bij een bouwkundig onderzoek in 1897 zijn sporen van de daknok van de oude kapel onder de tweede waterlijst gevonden, hetgeen erop wijst, dat de toren er toen (1327) al stond. De vierde geleding van de Viaanse toren met (dichtgezette) galmgaten is nauwelijks jonger dan het onderste stuk en zal zijn aangebracht ten tijde van de verheffing van de kapel tot parochiekerk in de jaren na 1345. De kerk werd vergroot tot een pseudobasiliek, waarbij de toren aan oostzijde over een lengte van 2,50 m werd ingebouwd. Aan de noordkant van de toren kwam de meest oostelijke nis als het ware gedeeltelijk ín de kerkmuur te liggen. Door een schuine dagkant is dit probleem het hoofd geboden.
De bovenste geleding is weer een eeuw later, waarschijnlijk van na 1433, toen de Viaanse parochie zelfstandig was geworden en de kerk tot een hallekerk werd uitgebreid. De galmgaten in de
■ Zuidwestelijke schipgevel en onderste deel van de toren van de hervormde kerk, opname 1988
verdieping eronder werden bij die verbouwing dichtgezet ter versteviging van het muurwerk.
De torenbekroning met spits is vermoedelijk na 1744 aangebracht, toen er brand door blikseminslag in de toren was uitgebroken. De huidige spits en de balustrade zijn restauratieprodukten uit 1904, evenals de lantaarn, die toen in grenehout vernieuwd is en in 1955 nogmaals, maar nu in eiken.
| |
Bouwgeschiedenis kerk
Het is niet onwaarschijnlijk dat er vóór de oprichting van een kapel in 1327 al een uit tufsteen opgetrokken, kleiner gebouwtje ter plaatse aanwezig was, dat los stond van de toren. De tufsteen is later, bij uitbreidingen van de kerk, opnieuw verwerkt. De uit baksteen opgetrokken kapel (formaat 30 × 14 × 7 cm) uit 1327 zou een eenbeukig gebouw met een twee traveeën diep koor met 5/10 sluiting geweest kunnen zijn, dat tegen de toren stond. Sporen van deze kapel zijn tijdens de restauratie in de jaren vijftig aangetroffen. In het midden van de 14de eeuw werd het schip verhoogd en met twee lage zijbeuken uitgebreid, tot iets voorbij de toren, waardoor een pseudobasiliek ontstond. Resten van deze bouwfase zijn duidelijk zichtbaar in het westgevel te weerszijden van de toren: in het zuidelijk gedeelte is links van het huidige venster de plaats van het oorspronkelijke, smallere en lager geplaatste, venster te zien, alsmede een bouwnaad tussen het baksteenwerk (formaat 29/30 × 13 × 6 cm) en het jongere tufsteenwerk onder het venster, die ongeveer de oorspronkelijke breedte van de zijbeuk aangeeft. In het gevelgedeelte ten noorden van de toren zijn eveneens sporen, zij het minder duidelijk, van de oudste zijbeuk te herkennen, onder andere de plaats van een westvenster, waarvan de onderkant lager lag dan die van het tegenwoordige.
| |
[pagina 414-415]
[p. 414-415] | |
In de 15de eeuw, mogelijk na 1433 toen Vianen een zelfstandige parochie werd, is de kerk opnieuw, in gedeelten, vergroot. De zijbeuken werden verbreed en op de hoogte van het middenschip gebracht, zodat een halleschip van zeven traveeën lang ontstond; het koor werd verlengd en kreeg een vijfzijdige sluiting. Daarna werden twee korte, lage vijfzijdig gesloten zijkoren toegevoegd, het noorderkoor wat hoger en breder dan het zuiderkoor, alsmede drie aanbouwen: het enigszins scheef staande noorderportaal en twee aanbouwen bij het koor.
De herbouw na de stadsbrand van 1540, waarbij een groot deel van de 15de-eeuwse hallekerk verwoest werd, vond plaats onder leiding van Cornelis Frederiks van der Goude; deze maakte van de gelegenheid gebruik de kerk een geheel nieuwe opbouw en daarmee ook een geheel nieuwe ruimtewerking te geven, door het systeem van de Haagse St. Jacobskerk toe te passen. Het schip, dat oorspronkelijk zeven traveeën telde, werd evenals het middenkoor verhoogd en kreeg ter plaatse van het oostelijke schipvak een breed en in noordelijke en zuidelijke richting uitgebouwd transept;
■ Vianen, Voorstraat, even zijde
- Gevelwandtekening
Schaal 1:300. Opmetingstekening door J.J. Brugman, 1948
(zie ook pag. 416-417, 418-419, 420)
■ Vianen, hervormde kerk
- Dwarsdoorsnede naar de toren.
Schaal 1:300. Opmetingstekening bureau Van Hoogevest (1956), met verwerking van gegevens van C.L. Temminck Groll bewerkt door J. Jehee, 1987
tussen dit transept en de gehandhaafde smalle westtravee - de aansluiting met het nieuwe baksteenwerk is herkenbaar aan de noordkant aan een accoladeboog - verrezen drie nieuwe traveeën, even hoog als het middenschip en voorzien van tegen topgevels eindigende dwarskappen, waardoor een andere ruimtevorm tot stand kwam. Aan zuidzijde werd een nieuwe ingang gemaakt.
Aan het metselwerk van de topgevels is nog duidelijk te zien dat de vensters in de zijbeuken oorspronkelijk even hoog waren als die in de eindgevels van de transepten. Wanneer ze zijn verlaagd (om reden van technische aard?), is niet bekend, maar gezien de deels nog originele laatgotische traceringen in twee vensters van de zuidgevel (waarnaar die in de noordgevel zijn gereconstrueerd) zal dit waarschijnlijk niet lang na de herbouw zijn gebeurd. Een onder de vensters opgeknikte waterlijst werd toegepast, die hoger lag dan de waterlijst van het
■ Accoladeboog in het metselwerk aan de noordzijde van de hervormde kerk, opname 1988
15de-eeuwse halleschip. De transeptgevels, waaraan nogal wat oude baksteen werd hergebruikt, werden versierd met blokken Ledesteen; met name de merkwaardige versiering van de vlechtingen der topgevels valt hier op.
Nadien hebben slechts ondergeschikte wijzigingen aan de kerk plaats gevonden. Op kosten van de Staten van Holland werden in 1727 herstellingen uitgevoerd (Horden, 144). De opstelling van het meubilair onderging een verandering toen in 1803 een orgel in de kerk werd geplaatst, bij welke gelegenheid tevens houten schotten werden aangebracht ter afsluiting
■ Vianen, hervormde kerk
- Plattegrond met weergave van bouwfase eerste helft 14e eeuw
Schaal 1:600. Tekening naar gegevens C.L. Temminck Groll door J. Jehee, 1987
■ Vianen, hervormde kerk
- Plattegrond met weergave van bouwfase tweede helft 15de eeuw
Schaal 1:600. Tekening naar gegevens C.L. Temminck Groll door J. Jehee, 1987
| |
[pagina 416-417]
[p. 416-417] | |
van de ruimte waarin kerk gehouden werd. Het noorderzijkoor werd in 1828 hersteld.
Tussen 1949 en 1956 heeft een grootscheepse restauratie van kerk en toren plaats gevonden.
De plannen daartoe werden al veel eerder, in 1936, ontwikkeld. Door het ontbreken van de nodige middelen en vervolgens door het uitbreken van de oorlog werden de werkzaamheden uitgesteld.
In 1946 werd de draad weer opgenomen. Na overleg met het Rijksbureau voor de Monumenenzorg, waarbij de plannen werden bijgesteld, kon in juli 1949 begonnen worden met het urgente herstel van de daken, goten en gewelven. Het werk stond onder leiding van architectenbureau G. en ir. T. van Hoogevest uit Amersfoort. In november 1950 waren kap en daken boven het schip gereed; dan wordt de voltooiing van het schip gepland, opdat dat ingericht zou kunnen worden voor de eredienst, zodat het oude meubilair, dat nog in transept en koor stond, daar veilig gedurende de rest van de restauratie kon worden opgesteld.
Het orgel kreeg toen pas zijn definitieve plaats in de westtravee tegen de toren.
Tijdens de verdere restauratiewerken wordt de naar de mening van de restauratiearchitect oorspronkelijke plaats van de herenbank, in de opening tussen koor en schip, gevonden; de bank had in 1803 plaats moeten maken voor het orgel en was toen opgesteld tussen twee meer westwaarts gelegen pijlers in de eerste travee na het transept.
■ Gedeelte van de zuidgevel met sporen van voormalige steunberen in het tufsteenwerk en het baksteenwerk rechts van de toegang, opname 1988
In 1953 werd besloten ook de restauratie van de toren ter hand te nemen.
Op 12 juli 1956 konden de gerestaureerde kerk en toren in gebruik genomen worden.
| |
Toren
De toren heeft een vierkant grondplan en wordt in opstand uitwendig door vier waterlijsten in vijf verdiepingen verdeeld.
Uitwendig zijn alle gevels nagenoeg aan elkaar gelijk. De drie benedenste verdiepingen hebben op de hoeken brede lisenen; op de grondverdieping verlopen zij in een fries van zeven halfcirkelvormige boogjes met kraagsteentjes. Aan de noordzijde zitten twee nissen. Een venstertje aan de westzijde is dichtgezet. De twee volgende verdiepingen hebben een smalle middenliseen; elk vak is daar gedekt door een fries van drie boogjes. Aan noord- en zuidzijde zitten smalle lichtspleten. De vierde geleding, waarin aan vier zijden rondbogige galmgaten met een deelzuiltje zaten, heeft overigens geheel glad metselwerk. De vijfde geleding heeft drie spitsboognissen met traceringen aan iedere zijde. In de middelste nis zijn de galmgaten uitgespaard. De hoeken van deze verdieping zijn verfraaid met blokken Ledesteen. Het torenlichaam wordt door een balustrade, die in 1904 is gereconstrueerd, afgesloten. De achtzijdige helm en de lantaarn zijn met leien in Maasdekking gedekt.
Inwendig wordt de toren door eiken vloeren in verschillende verdiepingen verdeeld.
Op de eerste bovenverdieping bevinden zich aan de oostzijde boven elkaar twee dichtgemetselde openingen; waarschijnlijk voerde de onderste
■ Zuidoost aanzicht van de hervormde kerk met een dichtgezet spitsboogvenster in de zuidmuur van het hoofdkoor, opname 1988
opening naar de kerkruimte en de bovenste naar de kap van de eenbeukige kerk.
Op de tweede bovenverdieping is aan de oostzijde een dichtgemetselde lichtopening, hetgeen bewijst dat de kaphoogte van de oude kerk onder dit venster bleef. Op de derde en vierde bovenverdieping vindt men een later aangebrachte vloer; deze vloer ligt nu dwars over het midden van de gesloten romaanse galmgaten en op de binten waarop thans de klokkestoel rust. Om deze klokkestoel te dragen werden een verdieping lager dwarsbinten met muurstijlen en korbeels aangebracht. In die tijd zijn waarschijnlijk de op die verdieping uitkomende galmgaten gedicht, zowel omdat zij geen dienst meer deden, als om de stevigheid van de toren beter te verzekeren.
Een van de (14de-eeuwse) galmgaten geeft nu toegang tot de kerkkap.
Op de vijfde bovenverdieping vindt men de klokkestoel.
| |
Kerk, exterieur
De westelijke gevel van de zuiderzijbeuk is opgetrokken uit rode baksteen met speklagen van Römer tuf in een afwisseling van drie lagen baksteen, drie lagen tufsteen. Spitsboogvenster met gaffeltraceringen op waterlijst.
Onder het venster sporen van de 14de-eeuwse pseudobasiliek. In de ge-
■ Noordgevel van de hervormde kerk met het iets schuin geplaatste noorderportaal, opname 1988
| |
[pagina 418-419]
[p. 418-419] | |
■ Detail van de tongewelven met trekbalken over schip en zijbeuken, opname 1988
veltop zijn de vlechtingen zichtbaar van de topgevel van de 15de-eeuwse hallekerk. Op de hoek een lage, overhoekse steunbeer, die eveneens een restant is van de 15de-eeuwse kerk. De westelijk gevel van de noorderzijbeuk is geheel uit rode baksteen en bevat een spitsboogvenster met gaffelstracering. Plint en waterlijst onder het venster. Ook in dit gedeelte zijn sporen zichtbaar van de 14de-eeuwse kerk (de plaats van het westvenster) en van de 15de-eeuwse hallekerk (vlechtingen onder de geveltop en lage overhoekse steunbeer).
De zuidgevel is voornamelijk uit rode baksteen opgetrokken, met uitzondering van de meest westelijke travee tot aan het venster, waar het muurwerk tot de hoogte van de kleine steunbeer uit speklagen van bak- en tufsteen bestaat. Tot aan de zuidelijk toegang is bovendien tot een hoogte van 1,70 m tufsteen toegepast. Tot aan het transept drie tuitgevels met vlechtingen, waarin spitsboogvensters, voorzien van bakstenen traceringen met visblaasmotieven (de twee westelijke zijn origineel), waarboven een dichtgezette oculus en een klein rond venstertje
in de geveltop. Boven de vensters zijn sporen zichtbaar, die erop wijzen, dat zij oorspronkelijk hoger geweest zijn. Lage waterlijst in de westelijke travee, corresponderend met het 15de-eeuwse werk en een hoge natuurstenen waterlijst, verspringend ter plaatse van de vensters, die bij de 16de-eeuwse bouwfase hoort. Rondboogtoegang met geprofileerde dagkanten.
Zowel in het tufsteenwerk in de derde travee, als in het baksteenwerk in de vierde travee zijn de sporen van voormalige, 15de-eeuwse steunberen te herkennen. Dit gedeelte staat niet op een plint.
Het zuidertransept heeft versieringen van blokken Ledesteen in de haakse steunberen, langs de dagkanten en in de geveltop. Hoog venster met bakstenen traceringen en rond licht in top. Plint- en waterlijst. In de oostmuur van het zuidertransept zijn de sporen zichtbaar van een steunbeer en de helling van de geveltop, alsmede een lage waterlijst, die behoorden aan de 15de-eeuwse hallekerk.
In de zuidmuur van het hoofdkoor zit een dichtgezet spitsboogvenster, een lagere rondboog, een waterlijst, waarschijnlijk de daklijst van het 15de-eeuwse koor, een laag koorvenster en een kleine steunbeer, eveneens behorend tot het 15de-eeuwse koor.
De aanbouw onder schilddak tegen het hoofdkoor is in de huidige vormgeving tot stand gekomen tijdens de restauratie. Een gedeelte van het muurwerk is 15de-eeuws. Inwendig een kruisribgewelf op kolommen met lijstkapitelen, gereconstrueerd naar vondsten.
Onder het middenvenster van de oostgevel zit een gedrukte nis. De hoogte van de 15de-eeuwse steunberen is vaag zichtbaar in het huidige werk. Hoofd- en nevenkoren hebben alle een plint en (lage) waterlijsten uit de 15de eeuw.
De noordgevel is geheel uit baksteen opgetrokken en staat op een plint. De transeptgevel is, evenals aan de zuidzijde, versierd met blokken Ledesteen. In de kleine westelijke travee met een overhoekse steunbeer zit een laag spitsboogvenster op waterlijst, waarboven een dakmoet, overblijfselen van de 15de-eeuwse hallekerk. In de eerste haakse steunbeer en het muurwerk direct daaraan volgend is duidelijk de aansluiting door middel van accoladebogen van het 15de-eeuwse met het 16de-eeuwse metselwerk te zien.
Drie traveeën met spitsboogvensters, oculi en ronde lichten als aan zuidzijde; de traceringen zijn een reconstructie naar die aan de zuidkant. Het noordportaal staat schuin ten opzichte van de kerkplattegrond en heeft een trapgevel met gedraaide bakstenen pinakels. Rondboogtoegang in spitsboognis, geflankeerd door pinakels, gereconstrueerd kruisvenster op de verdieping.
In de oostmuur van het transept, dat gelijk is aan dat aan de zuidzijde, zit onregelmatig metselwerk, behorend bij de voormalige hallekerk.
In het muurwerk van het hoofdkoor zit op dezelfde hoogte als aan de andere kant een dichtgezet spitsboogvenster.
De aanbouw aan de noordzijde, die onder een kap loopt met het noorderzijkoor en vrijwel geheel het produkt van restauratie is, bevat de sacristie.
| |
Kerk, interieur
De smalle westtravee is vlak afgedekt met een moer- en kinderbalkconstructie op sleutelstukken met peerkraalprofiel. De rest van de kerk is met houten gewelven overdekt, die bestaan uit een tongewelf over de middenbeuk en koor, dat door dwarse tongewelven over de zijbeuken en de transeptarmen gesneden wordt. De gewelfribben komen uit op gesneden renaissanceconsoles. Op de snij- en kruispunten
■ Vianen, hervormde kerk
- Pijler, aanzicht en doorsneden
Schaal 1:100, profielen 1:10. Opmetingstekening J. Jehee, 1987
van de ribben en aan de onderzijde van de muurplaten zitten gesneden bloemornamenten. In het schip zijn trekbalken aangebracht tussen de pijlers. De bakstenen pijlers in het schip hebben natuurstenen lijsten aan de basementen en kapitelen; zij zijn samengesteld uit een vierkante kern met halfzuilen, waarop de gemetselde scheibogen van de zijbeuken aanlopen, alsmede de korbeels van de trekbalken in het schip.
De transepten openen met spitsbogen naar de nevenkoren.
In het hoofdkoor en het noordelijke nevenkoor komen de gordelribben neer op muurstijlen in de vorm van gedrongen kolonetten met renaissancedetaillering; een gotische detaillering met dubbel peerkraalprofiel vertonen de muurstijlen in het zuidkoor.
De kerkvloer is met blauwe hardstenen plavuizen belegd, waartussen de grafzerken liggen.
Het hoofdkoor is van de kerkruimte door de herenbank uit 1642 afgesloten. Het zuiderkoor wordt door de 16de-eeuwse koorhekken afgesloten, dient als vergaderruimte en heeft een spitsboognis in de zuidgevel.
In het noorderkoor, afgesloten aan kerkzijde door een 16de-eeuws koorhek, is de Brederodekapel met grafkelder ingericht. Aan noordoostzijde zit een spaarboog onder het venster, aan oostzijde bevindt zich een tamelijk diepe, schuin weglopende nis, die mogelijk eens een doorgang was naar buiten.
Aan de noordzijde is een aanbouw gemaakt, die twee treden lager ligt en met luiken boven elkaar geopend is naar de Brederodekapel. De functie van de luiken is niet bekend. Mogelijk deed de aanbouw in de 16de eeuw dienst als bidkapel voor de Brederodes van waaruit men door de opengeslagen luiken het altaarretabel kon zien en zo in staat was vanuit een afgesloten ruimte de dodenmissen bij te wonen.
De kerk bevat een aantal belangrijke inventarisstukken.
| |
Altaarretabel
In de Brederodekapel staat een kalkstenen altaarretabel opgesteld dat dateert uit omstreeks 1542.
Het altaar bestaat uit een geprofileerde verkropte plint, waarop een predella. De predella wordt in tweeën verdeeld door pilasters, versierd met grotesken in rolwerkstijl. In de twee liggende vlakken zijn voorstellingen in laag reliëf aangebracht, waarvan één de mannaregen uitbeeldt. De andere voorstelling is door beschadigingen niet meer te herkennen. Op de predella staan drie nissen, waarvan de middelste hoger is dan de buitenste twee. De bogen van de zijnissen zijn voorzien van een schelpmotief en op de wanden zijn de kwartierwapens aangebracht van de stichters Reinoud III van Brederode en Philippote van der Marck. In de zwikken zijn wilde zwijnskoppen afgebeeld.
Bij de restauratie van de kerk is het retabel om hoog gebracht: de bovenste helft van de plaat bevindt zich nu 91,5 cm boven de vloer, wat voordien maar 50 cm was.
Op het altaarretabel een koperen plaat met inscriptie uit 1828, loden grafplaten uit 1666 van Helena, gravin van Holland en uit 1679 van Wolfert van Brederode.
| |
| |
■ Inwendige van de hervormde kerk naar het noordoosten, opname 1957
| |
Koorhekken en koorbanken
Op de scheiding van transept en Brederodekapel staat een hek uit 1542 opgesteld. Het hek is vijf traveeën breed en bestaat uit een onderstel van paneelwerk, waarop Ionische balusters. De middelste travee is een deur, die toegang geeft tot de kapel. Aan de schipzijde zijn de panelen voorzien van snijwerk, die mannen- en vrouwenkoppen verbeelden en maskers. Het hek wordt bekroond door een fries. Aan de kapelzijde staat in het fries de tekst ‘ sacellum illustruim dnorv ac dnarv de brederoede et de vianen’
en aan de schipzijde ‘ ladiev tve vng metovt’. In het midden prijkt het jaartal 1542, geflankeerd door wilde zwijnskoppen met twee gekruiste, brandende lauriertakken, de heraldische tekens van de familie Van Brederode.
Tussen het transept en het zuidelijk koor staat een eikehouten hek uit dezelfde tijd. Het onderstel wordt door gecanneleerde Toscaanse pilasters in zes traveeën verdeeld. De tweede en vijfde travee wordt gevormd door een deur. De deuren zijn twee panelen breed, de andere traveeën bestaan uit een paneel. In het midden van de panelen zijn door midden van kornissingen ruiten gevormd, waarin gesneden maskers. Op het onderstel zijn met snijwerk versierde balusters geplaatst, voorzien van een Ionisch kapiteel. Ook deze zone wordt door de pilasters in zes traveeën verdeeld. Op de schachten van de pilasters zijn gesneden kandelabermotieve aangebracht, gevormd door ranken en menselijke en dierlijke figuren. Het hek wordt bekroond door een hoofdgestel met boven de pilasters even naar voren springende verkroppingen, versierd met rolwerkmotieven.
Tussen hoofdkoor en zuidelijk koor is een eveneens eikehouten hek uit omstreeks 1542 opgesteld. Het hek bestaat uit een onderstel van paneelwerk, waarop balusters met Ionische kapitelen en gedeeltelijk gecanneleerde schachten zijn geplaatst. Ionische pilasters verdelen deze zone in acht traveeën. De schachten van de pilasters zijn voorzien van kandelabermotieven met bladwerk en hermen. Het hek wordt bekroond door een verkropt hoofdgestel. De verkroppingen zijn versierd met symmetrische renaissancemotieven met maskers, menselijke figuren, ranken en bladwerk.
| |
Koorbanken
In het hoofdkoor zijn tegen het koorhek restanten van een eenvoudig eikehouten koorgestoelte uit de 15de eeuw geplaatst, bestaande uit acht zetels. De zitplaatsen worden gescheiden door H-vormige tussenschotten met aan de voorzijde zowel boven als onder de zitting een achthoekig zuiltje. De knoppen en tussenschotten zijn versierd met een gesneden acanthusblad. Op de wangen, die het koorgestoelte aan de zijkanten afsluiten, zijn vooruitspringende Ionische zuilen geplaatst, gedeeltelijk met snijwerk versierd en gedeeltelijk gecanneleerd.
Deze zuiltjes vormen de overgang van koorgestoelte naar koorhek zijn met de plaatsing van het koorhek in de 16de eeuw aangebracht.
| |
Preekstoel
Tegen een van de zuilen aan de zuidzijde van het schip is de vroeg 17de-eeuwse preekstoel opgesteld, die bestaat uit een (nieuw) klankbord, ruggeschot met vleugels, kuip, voet en trap.
De achthoekige kuip bestaat uit toogpanelen op een hoge voetlijst van paneelwerk en op de hoeken staan Tos- | |
| |
caanse pilasters. Het fries van de kuip is versierd met acanthusbladconsoles. Het ruggeschot bestaat uit eenzelfde toogpaneel als de kuip en heeft twee vleugels, die waarschijnlijk in het derde kwart van de 17de eeuw zijn toegevoegd. De vleugels hebben de vorm van een fantasiebeest die in zijn bek een lint met kwast houdt.
De voet van de preekstoel wordt gevormd door een achthoekige stenen voet en een houten sokkel van paneelwerk, waarop acht voluutvormige steunen zijn geplaatst. De steunen zijn versierd met blad- en bloemmotieven en lopen aan de onderkant uit in klauwen.
De trap dateert uit deze eeuw. In de trap is een door ranken gevormde S-voluut van koper uit de 17de eeuw verwerkt.
| |
Herenbank
Als afsluiting van het hoofdkoor fungeert een eikehouten herenbank, geflankeerd door twee deuren.
Enkelvoudige overhuifde herenbank van vijf traveeën breed. Het voorschot van de bank bestaat uit toogpanelen gescheiden door Ionische pilasters. Het achterschot wordt gevormd door een onderstel met dezelfde toogpanelen, waarop balusters en gecanneleerde pilasters geplaatst zijn. De overhuiving wordt gedragen door twee gestrekte bogen, versierd met vlechtbanden. Aan weerskanten van de bank zijn twee deuren geplaatst, die toegang geven tot het koor. De deuren worden gevormd door een paneel met kornissingen in geometrische figuren, waarop balusters zijn geplaatst, die aan de bovenzijde verbonden zijn door een boogstelling met aaneengeregen cirkels. De deuren worden geflankeerd door pilasters, waarvoor naar voren springende Ionische zuilen staan. Zowel de pilasters als de zuilen zijn gecanneleerd en tot op een derde van de hoogte versierd met beslagwerkmotieven. De zuilen zijn op hoge voetstukken van paneelwerk geplaatst. Banken en deuren vormen een geheel en worden bekroond met een doorlopend hoofdgestel, waarvan het fries versierd is met een symmetrisch rankenpatroon, waarin drie wapenschilden verwerkt zijn met drie gekoppelde zuilen: twee boven, een beneden (wapen van Vianen). Boven het fries is een lijst met afgewende knerren aangebracht en de kroonlijst is versierd met een tandlijst. Het sofiet is voorzien van kornissingen in geometrische vormen. De kroonlijst wordt gedragen door korbelen, versierd met beslagwerkmotieven en een uitkragend knorrenkapiteel. Op het middelste korbeel staat het jaartal 1624. De bank wordt bekroond door een gebroken fronton, waarin een aedicula. Het fronton van de aedicula wordt gedragen door gecanneleerde Ionische zuilen, die tot op een derde van de hoogte versierd zijn met beslagwerkmotieven. Boven de zuilen korbelen, eveneens versierd met dergelijke motieven. In de aedicula prijken de wapens van de opdrachtgevers Johan Wolfert van Brederode en diens eerste echtgenote Anna Johanna van Nassau-Siegen.
| |
Orgel
In 1803 werd het orgel, gebouwd door de Utrechtse orgelbouwer Abraham Meere, ingewijd en in het westelijk gedeelte van het hoofdkoor geplaatst. Bij verplaatsing van het orgel naar de westzijde van de kerk in 1952, is de tweede kast, waarmee het in 1925 was uitgebreid, eraf gebroken en het binnenwerk verkocht. Door W. van Leeuwen, orgelbouwer te Leiderdorp is een nieuw instrument gebouwd, dat op 12 juli 1956 in gebruik genomen werd. Het orgel heeft een hoofdwerk en een rugpositief. Het hoofdwerk wordt gevormd door de grote kas met drie torens, die bijna tegen de torenmuur staat en waarin de grootste pijpen zijn genomen.
Op de middelste toren van het orgel staat een 7,50 meter hoog vrouwenbeeld, voorstellende de Godsdienst. Twee obelisken te weerszijden met het jaartal anno 1803; op het rugpositief een koperen plaat met een inschrift en enig snijwerk voorstellende muziekinstrumenten en twee vazen.
| |
Kabinetorgel
Het kabinetorgel lijkt op een groot formaat secretaire-orgel met kabinetachtige vleugeldeuren. Op het met mahonie gefineerd eiken meubel een opzetstuk, ingelegd met een metalen ruitvormige versiering, waarboven een beeldengroep, voorstellende drie met lauwerkransen getooide figuren, die muziekinstrumenten bespelen. Op de hoeken twee bollen.
Het kabinetorgel wordt toegeschreven aan J.J. Vool, die het rond 1805 zal hebben gebouwd.
Het orgel is in de jaren '50 van deze eeuw aan de kerk geschonken; daarvoor heeft het in de Pietserskerk te
■ Kabinetorgel in de hervormde kerk van Vianen, opname 1988
Utrecht dienst gedaan (Gierveld, 335).
| |
Praalgraf
In de Brederodekapel staat het uit marmer en hardsteen opgebouwde grafmonument van Reinoud III van Brederode en Philippote van der Marck, dat tussen 1540 en 1556 tot stand gekomen is (Weersma, 57).
Het praalgraf bestaat uit twee verdiepingen en is geplaatst boven de grafkapel van de familie Van Brederode. Direct op de grond ligt een zwarte hardstenen plaat, waarop een transi rust op een gevlochten doodsmat. Op de hoeken staan vier pijlers, versierd met kandelabermotieven. Hiertussen zijn houten zuiltjes geplaatst, die de tweede zwarte, hardstenen dekplaat dragen. Hierop liggen de uit Savonières, een fijne kalksteen, vervaardigde gisants van de opdrachtgevers Reinoud III van Brederode en diens echtgenote Philipotte van der Marck, gekleed in soepel vallende lange gewaden en met de handen gevouwen in de schoot. Hun hoofden rusten op kussens. Aan hoofden voeteneinde staan op piedestals, versierd met een herme, gevleugelde engelen met brandende toortsen. Op de voetstukken zijn grotesken en het wapen van Van Brederode en Van der Marck aangebracht. Op de vier hoeken van de dekplaat zitten gevleugelde putti met omgekeerde gedoofde fakkels. Om het graf is in de het derde kwart 17de eeuw ter bescherming van het grafmonument een houten hekwerk geplaatst, bestaande
| |
| |
■ Praalgraf van Reinoud III van Brederode en Philippote van der Marck met 17de-eeuws baldakijn in de hervormde kerk van Vianen, opname 1957
uit balusters. Hierop staan vier gemarmerde pijlers en vier gemarmerde zuilen met Ionische kapitelen, die de overhuiving dragen, gevormd door vier driehoekige frontons. De onderzijde van de overhuiving is beschilderd met festoenen.
| |
Grafzerken
Naast het grafmonument en -kelder van de Brederodes in de kapel -gedurende de restauratie bleken de oude grafkelders niet te handhaven te zijn en werd onder het grafmonument èèn kelder gemaakt, waarin de resten van de families Vianen en Brederode zijn ondergebracht-komen verspreid door de kerk grafzerken voor van regerende heren en van families die in de stad en omgeving een belangrijke rol gespeeld hebben. Hoewel het vanaf 1812 verboden was in de kerk te begraven, dateren de laatste graven uit 1827.
Uit 1913 dateert een inventarisatie van tweehonderd grafstenen in de kerk. Na de restauratie, in 1960 is door de Zuidhollandse Vereninging voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht’ een onderzoek naar en een inventarisatie van de grafstenen in de kerk gemaakt en in boekvorm uitgegeven, waarnaar hier kortheidshalve verwezen wordt (Van Beurden, 168 e.v.; Eldering-Niemeijer, 1960).
| |
Tekstborden
In de zuidelijke transeptarm hangen twee houten borden met de tekst van de Tien Geboden. De tekst is gecalligrafeerd. De borden zijn voorzien van een geprofileerde, zwart geverfde houten lijst met gouden biezen.
In de noordelijke transeptarm hangen twee houten borden met de tekst van het Onze Vader en de Geloofsartikelen. De borden zijn voorzien van een geprofileerde, zwart geverfde houten lijst met gouden biezen en afgewerkt met een tandlijst.
| |
Koper
Preekstoellezenaar
Aan de preekstoel is een koperen lezenaar uit de tweede helft van de 17de eeuw bevestigd met opengewerkt blad, bestaande uit dik bladwerk en ranken op een gebogen draaibare arm. De arm eindigt aan de ene kant in een voluut, waaruit ranken ontspringen, die zich om de arm krullen. Aan de andere kant loopt de arm uit in een kelkvorm, waarop een vorkvormig gedeelte is bevestigd, dat over de gehele breedte van het hele blad doorloopt en arm en blad met elkaar verbindt.
Het blad van de voorzangerslezenaar bestaat uit een rechthoekige geprofileerde lijst, waarbinnen een opengewerkt patroon van maretakkransen met bessen en als centraal motief een gekanteeld poortgebouw, met het jaartal 1668. Het blad wordt gedragen door een getordeerde stam, die op een 19de-eeuwse ijzeren voet is gemonteerd.
In het hoofdkoor hangen twee draaibare wandarmen uit het derde kwart van de 18de eeuw. De arm bestaat uit een C-voluut, waaraan de gebogen en gedeelteijk getordeerd en opengewerkte arm is bevestigd. De arm eindigt in een verdikking, waarop de vetvanger met kaarsenhouder is bevestigd.
Op de herenbank uit 1624 zijn zes staande kandelaars gemonteerd. De geprofileerde voet is achthoekig en de stam en kaarsenhouder lopen in elkaar over. De stam verjongt zich naar onderen toe en heeft twee knopen, die verschillend van vorm zijn. De zes kandelaars zijn niet alle identiek. Vier kandelaars vertonen eenzelfde profilering, de overige twee zijn enigszins anders gedetailleerd.
| |
Zilver
Een gedeelte van het zilver is afkomstig uit de voormalige Waalse kerk.
Twee bekers op voet van 20 cm hoog. De stam is versierd met bladwerk. Vijf merken: 1) gekroond stadswapen Amsterdam; 2) jaarletter N (= 1772); 3) provinciale leeuw; 4) meesterteken van Pieter Bartolomeus van Linden; 5) gekroonde O (herkeuring 1807) (Quak, 14).
Op de onderzijde staat de tekst ‘Eglise Wallone de Viane 1772’
Twee onversierde, ronde schalen met parelrand op drie pootjes, doorsnede 27 cm. Vijf merken: 1 + 2) het gekroonde stadswapen van Utrecht; 3) jaarletter H (= 1791); 4) meesterte- | |
| |
ken GB (= Gerrit Bresser) (Frederiks, III, nr. 77); 5) gekroonde O (herkeuring 1807).
Doopbekken met deksel en op voet van 33 cm hoog. De voet en stam zijn van koper en bestaan uit een ronde geprofileerde voet, met op de voetrand twee granulerandjes, een band versierd met palmetbladeren en een band versierd met kelkjes. Ingesnoerde stam met aan de bovenzijde, op de overgang naar het bekken, een uitkragende opengewerkte rand. Het bekken en de deksel zijn in zilver uitgevoerd. Het bekken is onbewerkt. De deksel is versierd met twee granulerandjes en wordt bekroond door een denneappel en een rand van blaadjes. Vier merken: 1) Minervakopje; 2) klimmende leeuw; 3) jaarletter K (= 1819); 4) meesterteken van G. Peeters te Rotterdam (Quak, 15). Op de deksel staat de inscriptie: ‘Geschenk van de Gezusters Mejufrouwen Catharina Maria, Elizabeth en Geertruy Anna Maria de Vry aan de Nederduitse Hervormde Kerk, te Vianen 1818’
| |
Avondmaalsstel
Ovale schaal met parelrand, lengte 40 cm, breedte 31 cm. Vier merken: 1) Minervakopje; 2) klimmende leeuw; 3) jaarletter O (1823); 4) meesterteken van J.J. van Nieuwcasteel te Utrecht (Quak, 15). Aan de onderzijde staat de inscriptie ‘Deze Schotel benevens het overige zilverwerk toegewijd aan de viering van des Heeren Heilig Avondmaal onder opzigt van het College van Kerkvoogden, bestaande uit de Heeren: Gerrit van Duyt, Predikant, Consulent Pieter Drost, President Jacobus de Graaff, Gerrit Vos, Ento Jansen Mecima, Daniel Luyken JL Secretaris, Gerrit Brouwer, Ontvanger, Benjamin Muyzert Koster te Vianen den 13 july 1823’
Twee offerschalen op voet, versierd met granulerand op de schaal en op de voet, hoog 14 cm. Merken als boven. Aan de onderzijde de inscriptie ‘Vianen den 13 July 1823’.
Twee bekers, hoog 20 cm, gemaakt naar voorbeeld van de bekers uit 1772. Drie merken: 1) Minervakopje; 2) klimmende leeuw; 3) jaarletter O (= 1823).
Twee kannen van 40 cm hoog met lip en een handvat, dat aan boven- en onderzijde versierd is met een palmettak.
■ Schaal van het kerkzilver van de hervormde kerk te Vianen, opname 1988
Op de kannen de inscriptie ‘Aangekocht uit de Fondsen der Hervormde Kerk te Vianen 1860. Tijdens de Kerkvoogden W. Rooseboom, president, H. de Vor Cz., J.J. Cambier, P. Brouwer, P.J. van Weijgerden sec.’ De kannen zijn gemerkt met jaarletter Z (= 1859) en meesterteken van 'Fa J.M. van Kempen en Zn, Voorschoten. Aan de binnenkant lip: ‘ van kempen hofleverancier’.
| |
Klokken, klokkenspel en uurwerkinstalatie
In de toren hangen drie klokken.
Klok 1 is gescheurd en dient nu nog alleen als slagklok. De klok is gegoten door T. Both in 1593 en heeft een diameter van 153 cm. In de tekstband staat: ‘ick slae naden tyt de vre vrevcht oft stryt danckt godt mit vlydt dye twerck ghebenedyt thomas both me fecit 1593.
N.B. De letters ‘N’ staan in spiegelbeeld.
De kroontakken dragen Christuskoppen.
■ Detail van een van de luidklokken uit 1593, opname 1987
Figuurreliëfs met tweemaal het wapen van Vianen (Vrije Fries, 1886, 211 (geeft als verblijfplaats Werkhoven); Hist. comm. 277; Nav. XIII, 1863, 12; Inv. 1942/43).
Klok 2 is een luidklok, gegoten door T. Both in 1593, diameter 135,3 cm. In de tekstband: al myn ghelvyt vrovch ende spaede syn vermaen van gods weldade thomas both me fecit 1593. Figuurreliëfs met tweemaal het wapen van Vianen (Vrije Fries, 1886, 211; Hist. comm. 277; Nav. XIII, 1863, 12; Inv. 1942/43).
Klok 3 is een luidklok, gegoten door Gebr. Van Bergen, Midwolda in 1950, met een diameter van 117,8 cm. In de tekstband staat: firma gebr. van bergen te midwolda me fecit a.d. 1950. op de mantel; deze klok vervangt die van 1758 // welke in 1944 door de vijand voor // oorlogsdoeleinden werd weggehaald.
Figuurreliëf met het wapen van Vianen, waaronder op een banderolle: stad vianen. Daaronder: 1950.
De klok, gegoten door P. Seest in 1758 is in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan (Inv. 1942/43).
Het hand- en automatisch klokkenspel van 42 klokken is gegoten door B. Eijsbouts te Asten in 1965/67 (Lehr, 381).
Elektrische uurwerkinstallatie. Het mechanische torenuurwerk, vervaardigd door Gebr. Van Bergen te Midwolda omstreeks 1920, staat in de tuin van het Museum.
Buiten de stadsgrachten lag aan de noordzijde langs de weg naar het veer, die zeer toepasselijk dan ook ‘Buitenstad’ heet, reeds vroeg enige bebouwing. Hierboven is dat reeds aan de orde gekomen.
De overige zijden bleven lange tijd schaars bebouwd. De aanleg van het Zederikkanaal, later vergroot tot Merwedekanaal met de daarbij behorende kunstwerken aan de oostzijde van de stad is in het eerste gedeelte uitvoerig besproken. Aan de zuidkant werd in 1828 een begraafplaats aangelegd. Deze begraafplaats en het zuidelijk hiervan gelegen gehucht Helsdingen worden hieraanvolgend behandeld en vormen daarmee tevens de afsluiting van dit hoofdstuk.
| |
| |
| |
Sparrendreef
In 1828 werd aan de Sparrendreef een hervormde begraafplaats aangelegd, nadat in 1825 bij Koninklijk Besluit het begraven in de kerk was verboden. In hetzelfde jaar volgde de aanleg van een begraafplaats voor rooms katholieken, die in 1829 werd gewijd. Ook de Joodse gemeenschap kreeg toestemming om hun eigen begraafplaats aan de Sparrendreef aan te leggen, waarmee hun oude begraafplaats aan het Walsland werd opgeheven. De verschillende begraafplaatsen zijn door heggen van elkaar gescheiden.
De aanleg is met elkaar recht kruisende paden eenvoudig van opzet. Twee zerken, genummerd 7 en 8, behorend tot de familie Mecima en de kapitein ter zee Carpentier en twee gietijzeren grafmonumenten, het monument Hanken/Spaan uit 1829-1834 en dat van Jan Blanken uit 1838, resteren uit die eerste jaren. Van de gietijzeren monumenten, die beide waarschijnlijk afkomstig zijn van de Deventer ijzergieterij Nering Bögel, is dat van Blanken, dat in een zeer slechte staat verkeerde, hersteld. Beide monumenten zijn opgebouwd in de vorm van een altaar en bestaan uit drie delen, een voetstuk een romp en een bekroning. Het monument van Hanken/Spaan wordt door een urn met eikenloof bekroond, dat van Blanken, dat wat rijker van uitvoering is, door een fronton aan iedere zijde met acroteria op de hoeken.
| |
Helsdingen
Literatuur
■ Beuningen van Helsdingen, L.J. van, Het geslacht van Helsdingen etc. 's-Gravenhage 1915; Tegenwoordige Staat, Holland IV, 525; Horden, 12; Den Uyl, 99; Woudsma, G., ‘Kapel van Helsdingen’, Heemschut, 51 (1974), 134-135;
| |
Nederzettingsgeschiedenis
Het gehucht Helsdingen ligt op de zuidelijke oeverwal van de Lek, ten zuidwesten van Vianen. In de 13de eeuw was ‘Hulsdingen’ een uithof van het klooster te Oostbroek bij De Bilt
■ Helsdingen
Topografische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden,
schaal 1:50 000, 1973 (facsimile herdruk van 1847-'48), blad 38, uitvergroot fragment
(Utr.). ‘Het hoff ende dat guedt van Hulsdingen, dat leget over die Lecke bij Vyanen’ werd in 1306 gepacht door de heren van Vianen (Beuningen, 6). In 1356 is er sprake van een schoutambt Helsdingen (Horden, 12). In latere bronnen wordt Helsdingen tot de heerlijkheid van Vianen gerekend. De ouderdom van de nederzetting gaat vermoedelijk verder terug dan de hierboven genoemde 14de-eeuwse vermeldingen. Zoals onder ‘Bewoningsgeschiedenis’ is geschetst, wijzen de ligging en de naam van de nederzetting op een bewoning die drie of vier eeuwen ouder kan zijn. De opbouw van de plattegrond, bestaande uit een gevorkt op elkaar aansluitende Voorweg en Achterweg is typerend voor een deel van de nederzettingen in het rivierengebied en komt ook elders in de Vijfheerenlanden voor (Den Uyl, 99). De bebouwing, bestaande uit een voormalige kapel en enkele boerderijen ligt langs deze wegen. Opmerkelijk is, in vergelijking met de meeste dorpen in het gebied, dat de zeer geringe omvang van de bebouwing ook in deze eeuw nauwelijks is toegenomen en en Helsdingen daarmee nog een sterk agrarisch karakter heeft.
| |
Historisch bebouwingsbeeld
De oudste, nog aanwezige boerderijen dateren in oorsprong uit de 17de
■ Helsdingen Topografische kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, schaal 1:25 000, opname 1978, blad 38, fragment
eeuw (Helsdinger Voorweg 1, verbouwd in de 20ste eeuw en Helsdinger Voorweg 2). Het zijn alle voerdeelboerderijen. Drie typen komen in dit kleine buurtschap voor: het traditionele type op rechthoekige plattegrond, met woon- en bedrijfsgedeelte onder een doorlopende kap (Helsdinger Voorweg 2); het L-vormige type, overigens ontstaan uit een rechthoekige voorgangster (Helsdinger Voorweg 1) en de T-boerderij (Helsdinger Achterweg 16, 20 en 22).
| |
Helsdinger Achterweg 22
Boerderij ‘Het Verlaat’ uit 1849, op de plaats van een oudere boerderij. Uit rode baksteen opgetrokken voerdeelboerderij met dwarsgeplaatst voorhuis onder met riet gedekt zadeldak. De kap van het bedrijfsgedeelte is eveneens met riet gedekt en eindigt met een wolfeind.
■ Helsdinger Achterweg 22, opname 1987
| |
| |
In de symmetrisch ingedeelde voorgevel is de voordeur met bovenlicht geplaatst tussen twee zesruitsvensters met luiken aan weerskanten. In de rechterzijgevel van het woongedeelte, waar zich eveneens een deur bevindt, zijn jaartalankers aangebracht met ‘1849’. Een kelder bevindt zich aan de linkerkant van het dwarshuis.
De achtergevel heeft de normale indeling voor een voerdeelboerderij: grote middendeur, geflankeerd door twee lagere deuren terzijde. Hooiluik op de verdieping.
Opmerkelijk bij deze boerderij is het aan de linkerkant aangebouwde, met pannen belegd zomerhuis/bakhuis, ook weer met een middenlangsdeelindeling. Dit verschij nsel komt weinig in de Vijfheerenlanden voor.
Op het erf voorts een vrijstaande stenen schuur met pannen dakbedekking.
| |
Helsdinger Voorweg 1
In oorsprong 17de-eeuwse boerderij op L-vormige plattegrond onder rieten kap, in de 18de eeuw in die vorm ontstaan uit een rechthoekige voorgangster. In de voorgevel zijn de sporen van vlechtingen, korfbogen en gekrulde muurankers uit de voorgaande, rechthoekige fase duidelijk zichtbaar. Enkelvoudige balklaag met 17de-eeuwse consoles in de middenkamer, evenwijdig met de voorgevel. De linkerzijgevel heeft ter hoogte van de keukentravee een uitgebouwde en onderkelderde kapel, eveneens 17de-eeuws.
Op het erf een eveneens L-vormig zomerhuis/bakhuis met pannen dak, dat ook een rechthoekige voorganger gekend heeft.
| |
Helsdinger Voorweg 2
Uit rode baksteen opgetrokken voerdeelboerderij op rechthoekige plattegrond onder met riet gedekt wolfdak. In de brede voorgevel, die tot halve hoogte witgesaust is, zitten op de begane grond drie schuifvensters en een opkamervenster en kelderluik uiterst rechts, geen deur meer. Drie vensters op de verdieping.
In het muurwerk van de voorgevel zijn klezoren in de koppenlagen van met metselwerk toegepast. Vlechtingen en staafankers.
De rechterzijgevel met deur en venster
■ Helsdinger Voorweg 2, boerderij met schuur aan de linkerkant, opname 1987
is vernieuwd. Ter hoogte van de stal een deur met zijlicht en stalvenstertjes.
De linkerzijgevel vertoont oud metselwerk en is vrijwel blind.
In de achtergevel hoge deeldeuren, geflankeerd door venstertjes en mestdeuren aan de zijkanten. Hooiluik op de verdieping. Gezien de aard van het metselwerk lijkt een datering van de boerderij in de 17de of begin 18de eeuw gerechtvaardigd. In de 19de eeuw hebben wijzingen aan vensters en deuren plaats gevonden.
Aan de linkerkant is een mogelijk 18de-eeuwse schuur van vier vakken diep gebouwd, dat met een tussenlid met de boerderij is verbonden. Op het erf staat een houten schuurberg met zes eiken roeden en een vrijstaande stenen schuur uit de 19de eeuw.
■ Helsdinger Voorweg 9, voormalige kapel, opname 1987
| |
Helsdinger Voorweg 9
Op de splitsing van de Helsdingse Voor- en Achterweg gelegen voormalige 15de-eeuwse kapel met driezijdige koorsluiting. De kapel is in de loop van de tijd buiten gebruik geraakt en tot woning verbouwd, waartoe aan de westzijde een lager gedeelte onder rieten wolfdak is toegevoegd.
In de hierboven genoemde oorkonden is wel sprake van landerijen en een hof (Beuningen, 45-47), nergens wordt echter melding gemaakt van een kapel of kerkje. De algemeen gangbare opvatting dat de Helsdingse kapel ouder zou zijn dan de kerk te Vianen (Woudsma, 134), is dan ook niet aan te tonen. Indien het metselwerk van het oudste deel ter hoogte van de koorsluiting vergeleken wordt met dat aan de hervormde kerken te Lexmond of Vianen, ligt een datering in de 15de eeuw voor de hand.
Het oudste deel, in twee fasen, direct na elkaar gebouwd, is ongeveer 13 m lang en 5 m breed, staat op een plint, is opgetrokken uit rode baksteen (formaat 25,5-26,5 × 12,8 × 6,4 cm, 10 lagen = 76 cm) en is met een rieten kap gedekt. De koorsluiting heeft steunberen; aan de noordzijde bij de aansluiting met de lage, witgepleisterde aanbouw bevindt zich een overhoekse steunbeer. Bij de restauratie in 1974 door ir. R. Visser uit Schoonhoven zijn de 18de-eeuwse vensters vervangen door spitsbogen, zoals die na ontpleistering in het metselwerk werden aangetroffen. |
|