| |
| |
| |
Verdedigingswerken
In de Alblasserwaard bevinden zich drie plaatsen die in de Middeleeuwen van stadsrechten voorzien zijn, te weten Ameide, Gorinchem en Nieuwpoort.
Ameide ontving omstreeks 1300 stadsrechten van Dirk van Herlaer, die in 1433 werden bevestigd door Reinoud van Brederode, heer van Vianen.
Ameide was sedert 1418 met Vianen aan de Breder odes gekomen (Teixeira IV (I), 130).
In het geval van Gorinchem wordt aangenomen dat zij in het laatste kwart van de 13de eeuw als stad functioneerde, stadsrechten zijn echter pas in 1382 verleend.
Nieuwpoort werd in het midden van de 13de eeuw met stadsrechten begiftigd. Het gevolg van die stadsrechtverlening is bij alle steden het aanbrengen van verdedigingsgordels geweest, die in later eeuwen veranderd en aangepast zijn, samenhangend met de veranderingen in het verdedigingssysteem.
Zijn in Ameide thans alle sporen van verdedigingswerken verdwenen, in Nieuwpoort en Gorinchem zijn zij nog goed herkenbaar aanwezig. In Nieuwpoort zijn de verdedigingswerken in hun huidige vorm aangelegd aan het einde van de 17de eeuw als onderdeel van de versterkingen in de (oude) Hollandse Waterlinie en sedertdien vrijwel niet meer gemoderniseerd, omdat de functie van vestingstad in 1816 kwam te vervallen. In Gorinchem daarentegen zijn de verdedigingswerken na de Middeleeuwen steeds vernieuwd en in staat van paraatheid gebleven, gezien de belangrijke rol van de stad als vesting in de oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie.
| |
Archivalia
Gorinchem: ARA Hingman 889, 2454 en 3279; Hingman, 2e suppl. 652d; ARA AG pl. v. vgn. G 72, G 75, 87, 89, 91, 92, 99; ARA, Tweede Afdeling, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afd. K&W 1875-1918, inv. nr. 942.
Nieuwpoort: ARA. AG memorie N 162, 1694; ARA, pl. v. vgn. N 99, 99a en 100; ARA, kaartafdeling, OPV S77, S78, S78A; Hingman, 2e suppl. 652; ARA, Tweede Afdeling, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afd. K&W 1875-1918, inv. nr. 1174; Dossiers RDMZ 1941-1967; 1980- (Arsenaal)
| |
Bronnen en literatuur
Van der Aa, 4de deel (E-G), 1843, 8ste deel (N-O), 1846; Atlas Vestingwerken; Busch, A.J., ‘De Hoofdwacht aan de Grote Markt’, in: Gorcumse Courant, 27 juni 1979; Busch, A.J., ‘De Lingewacht’, in: Gorcumse Courant, 11 december 1975; Busch, A.J., ‘De Waterpoort’, in: Oud-Gorcum Varia, tijdschrift van de historische vereniging Oud-Gorcum, 1989 - 2, nr. 15, 69-81; Don, P. Voorne-Putten, Zeist/Zwolle, 1992; Fox, J., ‘De ontwikkeling van Gorinchem's stedelijke autonomie in de middeleeuwen’, Holland, Regionaal-historisch tijdschrift, I (1969), 165-171; Gaasbeek, F.L., De Gravelandse poort te Nieuwpoort. Geschiedenis en reconstructie, z.p., z.j. [1989] (aanwezig bibliotheek Monumentenzorg); Van Goch; Historische stedenatlas; De Hollandse Waterlinie, redactie Hans Brand en Jan Brand, Utrecht/Antwerpen 1986; Labouchere; Mohr, A.H., Vestingbouwkundige termen, Stichting Menno van Coehoorn, 's-Gravenhage, Zutphen 1983; Monumentenlijsten Gorinchem en Nieuwpoort; Register
| |
| |
Gorinchem; Stamkot, 1982; Teixeira IV (I); Terlouw, F., ‘De Stede Nieupoort’, in: De Stede Nieupoort; eerste verzameling bijdragen 1983, Nieuwpoort 1983, 9-24; Verkerk, C.L., ‘Het stadsrechtprivilege van Nieuwpoort van 28 april 1283 en zijn overlevering’, in: De Stede Nieupoort; eerste verzameling bijdragen 1983, Nieuwpoort 1983, 25-36; Vesting. Vier eeuwen vestingbouw in Nederland, red. J. Sneep, H.A. Treu en M. Tydeman, Stichting Menno van Coehoorn, 's-Gravenhage, Zutphen 1982.
| |
Bestemming, karakteristiek en ligging van de vestingen Gorinchem en Nieuwpoort
Gorinchem
Na 1412, toen Gorinchem aan de graaf van Holland was gekomen, was zij voor de verdediging van het graafschap Holland van groot belang. Verbeterd en uitgebreid rond 1600 werd de vesting Gorinchem in 1673 in de Hollandse Waterlinie opgenomen. Na 1814 werd zij een kern vesting in de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
In 1874 werd het Nederlandse vestingstelsel bij de wet geregeld. De Vestingwet van 1874 bepaalde dat het zwaartepunt van de landsverdediging zou worden gelegd in een gebied dat werd begrensd door de Nieuwe Hollandse Waterlinie in het oosten, door de Stelling van het Hollands Diep en het Volkerak in het zuiden, door de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet alsmede het Kustfront in het westen en de Stelling van Amsterdam in het noorden. Al deze stellingen zouden de naam ‘Vesting Holland’ krijgen (Vesting, 84). Gorinchem vervulde als vesting een belangrijke rol in het oostfront van de Vesting Holland. De vesting Gorinchem diende ondermeer ter verdediging van de rechter Waaldijk, de Lingedijken, de inundatiewerken en voorts, in samenwerking met omliggende vestingen en forten, ter bestrijking van de Linge, Maas, Waal en Merwede. De bestemming van de vesting Gorinchem was een vijandelijk doordringen uit het oosten en uit het zuiden te beletten. Voorts was zij een stormvrije depotplaats tot aanvulling van oorlogsbehoeften aan de troepen en de bezettingen der forten belast met de verdediging van het zuidelijke deel der Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De vesting ligt op een strategisch belangrijk punt bij de samenvloeiing van Maas, Waal en Linge. Zij vormde met Woudrichem en Loevestein een belangrijke vestingdriehoek.
Na de Tweede Wereldoorlog had de Hollandse Waterlinie haar militaire betekenis verloren. De meeste forten en vestingwerken zijn opgeheven als vestingwerk in de zin der wet (Atlas historische vestingwerken III (1), 14-18). Voor Gorinchem kwam dat moment voor een deel al in 1926: de vesting werd toen tot het oostelijk deel beperkt. De resterende vestingwerken zijn als zodanig opgeheven bij KB van 9-6-1959, stbl. 205.
De vesting vormt een onregelmatige veelhoek en bestaat uit elf gebastioneerde fronten, die zijn aangelegd te weerszijden van de Lingemonding en die door een hoofdgracht zijn omgeven.
| |
Nieuwpoort
In de Middeleeuwen was deze stad een grensvesting tussen Holland en Utrecht en in de 16de eeuw tussen Holland en Gelderland. Van 1673 tot 1816 maakte Nieuwpoort deel uit van de (oude) Hollandse Waterlinie en diende, samen met de vesting Schoonhoven, tot verdediging van de Lek. Voorts ter verdediging van het zuidelijk dijkacces en de inundatievoorzieningen in de zuidelijke Lekdijk. De vesting werd opgeheven bij KB van 21 juni 1816, nr. 65. De vesting Nieuwpoort ligt op de zuidelijke oeverwal van de Lek en is aangelegd aan weerskanten van de Haven, de Buitenhaven en de Binnenhaven,
| |
| |
die aan noord- en zuidzijde door gemetselde duikersluisjes wordt afgesloten. Het is een onregelmatige, zeshoekige gebastioneerde vesting met een hoofdgracht, voornamelijk aangelegd volgens het Nieuwnederlandse stelsel. Het noordelijke deel van de hoofdwal (van bastion I naar bastion IV), alsmede de oostbeer met de later daarnaast aangelegde dam met weg hebben een waterkerende functie.
| |
Geschiedenis
De middeleeuwen
25 Ameide, plattegrond van het dorp en omgeving, waarbij de omgrachting duidelijk te zien is. Gekleurde pentekening van J. Perrenot uit het midden van de 18de eeuw (coll. Bodel Nijenhuis, R.U. Leiden, nr. 2123)
Over de middeleeuwse versterkingen van Ameide is maar weinig bekend. In 1021 komt Ameide voor het eerst voor als een Utrechts leen, waarmee de Overstichtse graaf van Goor beleend was. Ameide, aanvankelijk een vlek die hoorde bij het huis Herlaer (ook ‘kasteel van Ameide’ genoemd, hoewel het lag op Tienhovens grondgebied) wordt voor het eerst in 1266 in een oorkonde genoemd. In 1298 verbond Dirk van Herlaer zich met de graaf van Holland tegen de (Utrechtse) bisschop. Alleen de plaats bleef een Utrechts leen. Het huis werd Hollands. In 1312 werd het huis echter weer aan de Utrechtse bisschop opgedragen, zodat huis en plaats samen weer een Utrechts leen waren. Het was hoogstwaarschijnlijk dezelfde Dirk van Herlaer die aan Ameide de stadsrechten heeft geschonken, die in 1433 bevestigd werden door de heer van Vianen, Reinoud van Brederode (Teixeira IV (I), 130). Het is aannemelijk, dat de stad Ameide van eenvoudige verdedigingswerken voorzien is geweest, bestaande uit een gracht en een omwalling. Volgens de Tegenwoordige Staat heeft de ontmanteling van de vestingwerken in 1527 plaats gehad (Tegenwoordige Staat, Holland IV, 531). Dit is heel goed mogelijk, want Jacob van Deventer, die alle versterkte steden in dit gebied heeft getekend omstreeks 1560, geeft geen plattegrond van Ameide. Het beloop van de middeleeuwse verdedigingswerken is nog te zien op een tekening uit 1751 (Collectie Bodel Nijenhuis, 2129).
De naam Gorinchem komt voor het eerst voor in een oorkonde uit 1224, waarin graaf Floris IV van Holland aan de mannen van de graaf van Bentheim de tolvrijheid bevestigt, die omstreeks 1220 door diens vader Willem I gegeven was (Fox, 166). Gorinchem ressorteerde toentertijd onder de heerlijkheid Wolferen. De vroegste versterking van de nederzetting kwam aan het eind van de 13de eeuw tot stand. Stamkot veronderstelt dat de oostelijke stadswal liep ter hoogte van de Korten- en Langendijk. De Lingehaven is dan ontstaan uit de daarbuiten liggende vestinggracht. Aan de westkant volgde het beloop ongeveer de route van de huidige Haarstraat, Kruisstraat, Krijtstraat, Boerenstraat en de Krabsteeg. De Schuttersgracht is een concreet overblijfsel van de westelijke stadsvest. De Wolferensepoort vormde tot 1412 de afsluiting van de Molenstraat aan de zuidkant. Dit deel van Gorinchem wordt ook wel ‘Benedenstad’ genoemd (Stamkot, 1982, 17).
De oudste omwalling bestond uit een aarden wal met grachten, die in de loop van de 14de eeuw versterkt werd met houten palissaden en poorten.
Gedurende de Middeleeuwen vonden uitbreidingen en moderniseringen plaats aan de vesting. Aan het eind van de 14de eeuw werd de vesting naar het oosten (‘de Bovenstad’) uitgebreid via het beloop Robberstraat - Kalkhaven - Keizerstraat - Blauwe Torenstraat. Een stenen ommuring met torens kwam in de plaats van de aarden omwalling. Op de plaats van het vroeg 15de-eeuwse kasteel van graaf Willem VI van Holland aan de zuidkant van de stad aan de Merwede verrees in 1461 de burcht De Blauwe Toren (zie verder: ‘Kastelen en Buitenplaatsen’).
Jacob van Deventer heeft de vesting Gorinchem kort na het midden van de 16de eeuw getekend. De structuur van de middeleeuwse stad en het tracé van de stadsmuren en -grachten is daarop duidelijk waar te nemen. De Benedenstad was met een enkele gracht omgeven, de Bovenstad met een dubbele gracht met een singel daartussen. Het kasteel was afzonderlijk omgracht en via een rondeel met de westelijke stadsmuur verbonden. Volgens zijn tekening
| |
| |
26 Detail uit plattegrond van Gorinchem van Van Deventer van omstreeks 1560.
was de middeleeuwse ommuring met waltorens van hoofdpoorten voorzien ter plaatse van de invalswegen. Bij de paragraaf ‘Stadspoorten’ zal hierop worden teruggekomen.
De plaats Nieuwpoort behoorde aan twee heren toe: het westelijk gedeelte maakte deel uit van de (Hollandse) baronie van Liesveld, het oostelijk deel hoorde aan de (Stichtse) heren van Langerak. Op 28 april 1283 gaven Arnoud van Liesveld en Gijsbrecht van Langerak aan Nieuwpoort een handvest, waarin oude rechten, tussen 1253 en 1277 geschonken door hun vaders Herbaren vanden Berge en Wouter van Langerak (Historische Stedenatlas, 25), bevestigd werden. ‘...hebben gegeven ende gezwooren eenne vryheyt der Nypoort. Tusschen Ammers ende de Lecke, tusschen Aerntsloet ende Zeghers’ (Verkerk, 31).
Ook in Nieuwpoort zal de oudste verdediging van de stad bestaan hebben uit een gracht en een aarden wal met poorten. Ten zuiden van de hoofdgracht, ongeveer 200 meter buken de wallen, voor de courtine V-VI bevindt zich nog een deel van het middeleeuwse stadsgebied met een restant van de middeleeuwse gracht. Deze gracht heet ‘Oude-Vest’. Binnen de omwalling zijn restanten van de middeleeuwse vestinggracht in het westelijk en noordelijk stadsdeel te vinden - hier zijn het slechts rudimenten - en in het oostelijk stadsdeel, waar het ‘de Hangsloot’ heet.
Nieuwpoort is als grensvesting vele malen belegerd en geplunderd. In 1402 werd de stad door de troepen van Jan van Arkel platgebrand. De verdedigingswerken zijn nadien weer in orde gebracht. In 1489 zou de stad
| |
| |
ingenomen zijn door Hollandse troepen. De poorten zouden toen zijn afgebroken en de wallen geslecht. Toch lijkt men de vesting weer te hebben opgeknapt, want in 1514 wordt er melding van twee poorten gemaakt (Historische stedenatlas, 29). In de loop van de 16de eeuw is de stad door branden, vijandelijke, voornamelijk Gelderse, invallen en andere calamiteiten zodanig getroffen, dat men niet meer toe kwam aan het herstel van de verdedigingswerken (Terlouw, 20). Een en ander moge ook blijken uit de kaart van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560 waar Nieuwpoort op het blad is getekend waar de vesting Schoonhoven op Staat. Hierop vallen alleen grachten te zien, doorsneden door de Lekdijk, maar geen poorten, wallen of muren, zodat er verondersteld kan worden dat het stadje niet (meer) ommuurd was in de 16de eeuw (Atlas historische vestingwerken IV (I), 19; Terlouw, 21).
27 Detail uit de plattegrond van Schoonhoven en Nieuwpoort van Van Deventer van omstreeks 1560.
In het laatste kwart van de 16de eeuw werden de vestingwerken van Gorinchem geheel gemoderniseerd volgens het Oudnederlandse stelsel. Dit systeem van vestingbouw, vooral door Simon Stevin ontwikkeld, heeft als hoofdkenmerken een gebastioneerd stelsel voorzien van een onderwal, waarbij de flanken van het bastion loodrecht staan op de courtine, het rechte of licht gebroken deel van de wal dat tussen twee bastions is gelegen (Mohr, 15-16). Tijdens de Tachtig-Jarige oorlog - de stad had de zijde van de Prins van Oranje gekozen - werd daartoe besloten. Deze verbetering van de vestingwerken is in verschillende fasen uitgevoerd. In 1572 werd begonnen met een provisorische versterking van de stad tegen de Spanjaarden. Buiten de vesting in de weg staande opstallen als het pesthuis, gelegen buiten de Laag-Arkelpoort en de Lazaruskerk, gelegen buiten de oude Kanselpoort werden afgebroken. De sloop van minder belangrijke middeleeuwse muren en vestingdelen, onder andere aan de zuidoostkant van de stad volgde als voorbereiding op de aanleg van nieuwe verdedigingswerken. In 1574 werd de Kalkhaven gegraven en de stad verder zuidoostwaarts uitgebreid, waarbij een nieuw gedeelte wal werd aangelegd met een klein bolwerk (Atlas historische vestingwerken IV (I), 10).
Bij resolutie van 11-6-1579 droegen de Staten van Holland aan de Gorcumse schout Jacob Kemp op om, in samenwerking met de vestingbouwkundige mr. Adriaan Anthonisz. van Alkmaar (1541-1620) een bestek voor de verbeteringen te maken. Op 4 augustus 1578 werd de sluis voor de beer bij de Hoog-Arkelpoort aanbesteed. De aannemer was Adriaan Heukelum Cornelisz. De ontmanteling van muren en poorten en het kasteel ging door en een noodomwalling werd ontworpen met eenvoudige bastions, waardoor de Nieuwstad aan de westkant van de stad en de in 1574 ter plaatse van de oostelijke binnenvestinggracht gegraven Kalkhaven binnen de vesting kwamen te liggen (Stamkot, 1982, 56), die daarmee aanmerkelijk verbreed werd. In 1579 werden stenen beren buiten de Hoog-Arkelpoort en het tolhuis gemaakt. Het gedeelte tussen de havenmond en de Dalempoort werd in 1584 versterkt (Van Goch, 13).
In 1586 kwam geld vrij voor verbeteringen aan de noord- en westgedeelten. Men mocht hiervoor gebruiken ‘alzulken blauwen steen’ als de stad had. Die blauwe steen kon voornamelijk genomen worden van de Blauwe Toren, die immers ontmanteld werd in die tijd (Van Goch, 207). Opnieuw was het mr. Adriaan Anthonisz. die werkzaamheden verrichtte: in 1587 maakte hij een ontwerp voor een nieuwe Kanselpoort. De oude werd in 1589 afgebroken. Dit afkomend materiaal wendde men aan voor de bouw van de Doelen in de Molenstraat (zie ook: Openbare gebouwen).
De voltooiing van de nieuwe vesting vorderde maar langzaam. Enige jaren later, in 1595, werd de aanzet gegeven voor de aanleg van drie bastions aan het oostelijk front die in 1598 werden verwezenlijkt. Ook in 1595 werden uiteindelijk de Kansel- en Dalempoort vernieuwd.
In 1600 was de vergroting een feit: een natte gracht en een aarden omwalling met elf bastions (en het kleinere Tolbastion), die buitendijks met stenen bekledingsmuren waren versterkt, alsmede een ravelijn op de plaats waar de Linge in de vestinggracht uitmondt, en vier stadspoorten, de Laag-Arkelpoort,
| |
| |
28 Plattegrond van Gorinchem door J. Blaeu uit het midden van de 17de eeuw.
de Kanselpoort, de Dalempoort en de Waterpoort vormden de vernieuwde vesting Gorinchem. Bij het Tolbastion werd een 80 meter lange inundatiesluis met schuiven aangelegd, die tevens diende om het water vanuit de rivier in de stadsgracht te leiden en zo de doorspoeling van de vele open watergangen binnen de wallen kon bewerkstelligen. Aangezien dat al gauw de belangrijkste functie van de sluis werd, werd zij in 1642 in beheer aan de stad Gorinchem overgedragen (Teixeira IV (I), 478-480).
Dit bleef de hoofdvorm van de vesting, zij het dat er wel wijzigingen nadien zijn uitgevoerd.
| |
De zeventiende eeuw
Vanaf de 17de eeuw hebben alle drie de steden Ameide, Gorinchem en Nieuwpoort een rol gespeeld in de verdediging van de (oude) Hollandse waterlinie, die in 1629 grotendeels op het eigen gebied van Holland werd aangelegd. Toen in 1673 de linie vooruitgebracht werd in oostelijke richting, werd zij aanmerkelijk verbeterd door de bouw van een aantal vestingen en forten. Voor de Alblasserwaard was het Nieuwpoort waaraan de grootste verbeteringen plaats vonden. Ameide werd ook versterkt. Voor ingrijpende verbeteringen aan de vesting Gorinchem bestond op dat moment weinig aanleiding. Alleen de Waterpoort aan de zuidkant van de stad werd in 1642 vernieuwd, een jaar later werden de borstweringen aan de oostzijde verhoogd, in 1664 werden de grachten uitgediept en de wallen nog eens opgehoogd en in 1672 werden aan het oostelijk front drie ravelijnen (lage voorwerken) en een enveloppe (buitenste bescherming met aardwerken) aangelegd, die thans nog aanwezig zijn.
In de oorlogsjaren 1672 en 1673 werd aanvankelijk de inundatie van de Hollandse Waterlinie tussen Lek en Merwede aan de Lekzijde gedekt door een dijkpost bij Ameide. Stadhouder prins Willem III van Oranje liet in 1672 achter de sluizen aldaar dwars over de Lekdijk een post of schans aanleggen zonder gracht en met twee rijen palissaden, ter verdediging van de accessen van de Hollandse Waterlinie. In 1672 en 1673 werd de schans door de Fransen veroverd en weer verlaten (Atlas historische vestingwerken, IV (I), 1).
| |
| |
Op voorstel van prins Willem III zijn de vestingwerken te Nieuwpoort in hun huidige verschijningsvorm voor het grootste deel aangelegd in de jaren 1673-1698, bij besluit van de Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland. De vesting werd voornamelijk volgens het Nieuwnederlandse stelsel aangelegd.
Dit stelsel, ontwikkeld in het laatste deel van de 17de eeuw, heeft als hoofdkenmerk een gebastioneerd stelsel met grotere bastions en ravelijnen, waarbij de flanken van het bastion niet loodrecht op de courtine staan, zoals bij het Oudnederlands stelsel. Onderwallen werden bij voorkeur niet meer toegepast (Mohr, 15). In Nieuwpoort werd de nieuwe variant met de schuine flanken wel toegepast, maar de kwetsbarc onderwal uit het Oudnederlandse systeem bleef hier voor vijf van de zes courtines gehandhaafd. Alleen aan de noordzijde, de rivierzijde, ontbrak die. De vesting Nieuwpoort kreeg zes bastions, aan de oostkant een stenen beer met twee monniken en een poort aan zuidzijde, alsmede in 1696 een veilige inlaatsluis ten behoeve van de inundaties onder een overkluizing. (Atlas historische vestingwerken IV (I), 19). In 1672 had men de dijken hier nog door moeten steken. Om de sluis onbereikbaar te maken voor unwillige boeren, die niet graag hun land onder water zagen verdwijnen, werd een jaar later in 1697 het stadhuis over de sluis heen gebouwd (De Hollandse Waterlinie, 23). Aanvankelijk werd alleen de Gravelandse poort aan de zuidkant gebouwd en de buitenste helft van de vesting voltooid. Pas in 1690 werd de binnendijkse helft op hoogte gebracht en de oostbeer met de twee monniken afgebouwd. In het oostelijke bastion werd een kat aangelegd, een verhoging waarop het geschut kon worden opgesteld, waarmee het buitenterrein bestreken kon worden. De nieuwe vesting strekte zich niet zover zuidwaarts uit als de middeleeuwse. De oude zuidvest bleef bestaan als watergang vóór het nieuwe zuidfront.
| |
De achttiende en negentiende eeuw
De Gorinchemse verdedigingswerken werden in de loop van de 18de en 19de eeuw geregeld (in geringe mate) aangepast. Zo werden in 1701 de bedekte weg en het glacis aan de oostzijde voor de fronten aangelegd. De Laag-Arkelpoort werd in 1725 herbouwd (Labouchere, 53). In 1740 werden de fronten aan oostzijde verhoogd, evenals de aan die zijde gelegen ravelijnen. In 1755 werd in de vesting het Tuighuis of Arsenaal tussen de Boerenstraat en de Schuttersgracht gebouwd. De vergroting van de onderbouw van de Dalempoort vond in 1770 plaats. Het jaartal van de verbouwing staat op een sluitsteen van de poort. In hetzelfde jaar werd de sluis voor de poort aangelegd. In 1772 kwam de stenen beer met twee monniken met natuurstenen bonnetten voor de saillant (de uitstekende punt) van bastion I tot stand. Op de natuurstenen blokken aan ieder eind van de beer Staat het jaartal ‘1772’ ingehakt. Tussen 1791 en 1793 werd de nieuwe Hoofdwacht aan de Grote Markt gebouwd.
In het begin van de 19de eeuw waren de Gorinchemse vestingwallen zeer vervallen. De stad was in 1795 door Franse troepen ingenomen. Gedurende de Franse bezetting werden enkele verbeteringen aan de vestingwerken door de Franse genie uitgevoerd, zoals in 1813 de aanleg van een poterne (een uitvalsweg) in de courtine VIII-IX. Na het beleg en de overdracht van de stad in de winter van 1813-1814, waarbij door bombardementen aanmerkelijke schade aan gebouwen in de stad werd toegebracht, kwam Gorinchem weer toe aan wijzigingen aan de vesting, mede in verband met de werken aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie na 1815, de aanleg van het kanaal van Steenenhoek in 1818-1819 en de aanleg van het Zederikkanaal in 1824-1825. De Dalemse dijk met dammen door de grachten over het ravelijn voor de courtine VIII-IX dateert uit 1815. Hierna volgde weer een periode van relatieve verwaarlozing, waarbij alleen de bekledingsmuren werden onderhouden. In 1826 werd in de stad de Willemskazerne gebouwd op het terrein van een binnen de wallen gelegen buitenplaats. Tussen 1830 en 1832 zijn de wallen opnieuw onder profiel gebracht. In 1835 is het wachthuis bij de Kanselpoort tot stand gekomen. Een affuitloods voor berging van kanonnen in het tolbastion werd in 1838 gebouwd.
Een bomvrij buskruitmagazijn in bastion XI realiseerde men in 1837-'38. De
| |
| |
bouw werd uitgevoerd onder leiding van de 2de luitenant-ingenieur G. van der Hoeven. Het werk werd aanbesteed op 14 September 1837 en opgeleverd op 30 september 1838. In 1860 kwamen de zogenoemde Vijfde Uitgang door de linkerface van bastion XI en een brug op de sluis in de linker Lingedijk tot stand. In ongeveer dezelfde tijd werden ter plaatse van de oude stadspoorten de Arkelpoort en de Kanselpoort coupures met profielmuren aangebracht.
Vier jaar later werd een bomvrij laboratorium in bastion IX gebouwd. Dit werk werd uitgevoerd onder leiding van 1ste luitenant-ingenieur J.F. Klinkhamer. Omstreeks 1880 kwamen de twee kruitmagazijnen op bastion VIII tot stand. Ten gevolge van de aanleg van het Merwedekanaal in de jaren 1883-1893 zijn de westelijke fronten (tussen de voormalige Arkelpoort en de Waterpoort) ingrijpend veranderd. Een van de bastions, Bastion III, het bolwerk met de naam Hoog-Blokland, werd geheel weggegraven, en de aansluitende courtines werden gewijzigd. De bastions werden vervolgens opnieuw genummerd. Het tot dan toe ongenummerde kleine Tolbastion kreeg het nummer VI. Bastion III (nieuw) is toen gewijzigd en voorzien van een uitgebouwde bomvrije caponnière met droge gracht, tot flankering van de gebroken courtine tussen de saillant van bastion III en bastion II en het voorgelegen terrein met de Merwedesluis. De coupure bij de Arkelpoort onderging een grondige wijziging, die bij de Kanselpoort werd door een nieuwe, meer buitenwaarts gelegen coupure vervangen. Op de bomvrije caponnière tegen bastion III is in 1893 een cementbetondekking met aanaarding aangebracht.
Op bastion XI is omstreeks 1930 een gewapend betonnen kazemat gebouwd (Hollandse Waterlinie, 187). Achter de kazemat Staat een klein gebouwtje uit 1930 dat als gaskamer is gebouwd, als onderdeel van de militaire gasschool om oefeningen in te houden (Gem. Archief Gorinchem).
Na het opheffen van de vesting in 1959 is er nogal wat nieuwbouw gepleegd op en tegen de bastions, waardoor de visuele ervaring van een riviervesting verarmd is geraakt.
Aan de vestingwerken van Nieuwpoort hebben in de loop van de 18de eeuw diverse wijzigingen plaats gevonden.
In de Lekdijk is aan de oostkant een rechtstreekse uitgang gemaakt langs de beer. De westkant van de vesting is waarschijnlijk altijd direct toegankelijk geweest via de dijk over de punt van het westelijke bastion. Een eventuele
29 Luchtfoto van Nieuwpoort (Capital Press Schiphol 1977).
| |
| |
vijandelijke aanval werd immers aan de oostzijde verwacht. Langs de oostbeer kwam een houten brug, waarvoor in later tijd de huidige dijk met weg in de plaats is gekomen. De kat werd grotendeels geamoveerd. De open verbinding tussen de Buitenhaven en de havenmond werd gesloten en vervangen door een afsluitbare duiker onder de doorgezette omwalling. Het gevolg hiervan was, dat niet meer de door de vesting lopende dijk, de Hoogstraat, waterkering was, maar de buitendijkse vestingwal. Aan het oostfront werden omstreeks 1780 de rechte flanken vervangen door holgebogen flanken. Binnen de wallen, aan de Buitenhaven, is in 1781 het Arsenaal gebouwd (Atlas historische vestingwerken, 19-20; Historische stedenatlas, 34-35).
In 1787 werd in het gebied tussen Lek en Merwede de frontlijn van Nieuwpoort-Gorinchem vooruitgebracht naar de lijn Diefdijk-Asperen-Gorinchem. Het gevolg voor Nieuwpoort was dat de functie als vestingstad hiermee verviel. Bij de aanleg van de werken voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie na de Franse tijd werd de oude Hollandse Waterlinie aanvankelijk nog als reservelinie aangemerkt, maar al betrekkelijk snel niet meer als zodanig gebruikt. De vesting Nieuwpoort werd op 21 juni 1816 dan ook bij KB opgeheven. De verdedigingswerken werden in 1826 aan de gemeente verkocht. Bij de verkoop werd bedongen dat de hoofdwal van de vesting moest worden gesiecht tot walganghoogte, met uitzondering van die delen die tot waterkering dienden, te weten het gedeelte van de vestingwal ten noorden van de Hoogstraat. De natte winter van 1860-'61 deed echter het denkbeeld rijzen om ook de zuidelijke wallen binnen de Lekdijk waterkerend te maken, ofwel te verhogen. De open heul op het kruispunt Lekdijk/Haven werd door een waterkerende duikersluis vervangen. Op het kruispunt Haven/Nieuwpoortseweg werd een gemetselde doorgang met dubbele schotbalkkering gemaakt. In de loop van 1862 werd dit werk uitgevoerd. Aan de noordkant is de wal in het belang van een doorgaande waterkering in 1876, 1884 en 1901 geheel of gedeeltelijk verhoogd en verzwaard, waarmee het oorspronkelijke profiel teloor gegaan is (Teixeira IV (I), 582, 588, 589, 608). De aardwerken en de wateren voor zover gelegen ten zuiden van de Hoogstraat, alsmede de oostbeer met twee monniken met hardstenen bonnetten werden in de jaren 1974-1983 gerestaureerd naar de toestand van 1698. De halfgebogen flanken aan het front IV-V zijn in die jaren weer rechtgetrokken.
| |
De stadspoorten
Van Gorinchem en Nieuwpoort zijn stadspoorten bekend. De nu nog enig overgeblevene is de Dalempoort te Gorinchem. Alle anderen zijn in de loop van de geschiedenis gesloopt.
Na de bouw van het kasteel De Blauwe Toren vanaf 1461 had de middeleeuwse stad Gorinchem een stenen ommuring met 23 muurtorens. Het kasteel en diverse stadspoorten waren daarin opgenomen. Er bestaat enige onzekerheid over de precieze ligging van de poorten. Aan de hand van de plattegrond van Van Deventer van omstreeks 1560 kan men aannemen dat er in ieder geval de volgende poorten bestonden.
Aan de oostzijde van de stad lag aan de toegangsweg vanaf Dalem de Burgpoort, die ook wel (maar ten onrechte) de Dalempoort genoemd wordt. De eigenlijke (en nog steeds bestaande) Dalempoort werd aan het eind van de 16de eeuw aan de zuidoostkant van de stad gebouwd als onderdeel van de nieuwe verdedigingswerken. In 1519 werd aan de oostkant van de stad een tweede gracht gegraven langs de latere Kalkhaven/Keizerstraat. Tussen de dubbele gracht verrees voor de Burgpoort omstreeks 1550 een rondeel met voorpoort, die ‘Quellingpoort’ genoemd werd (Stamkot, 1982, 40). Van Deventer tekent de dubbele gracht en het halfronde rondeel duidelijk.
Aan het westelijk uiteinde van de stad, daar waar de Hazewindhondstraat, Westwagenstraat en Oude Lombardstraat bijeenkomen, stond de Kanselpoort. Bij de noordelijke uitvalswegen stonden twee poorten: de Laag-Arkelpoort,
| |
| |
30 Gezicht op Gorinchem vanuit het oosten gezien (Schilderij uit 1568, aanwezig in het Museum ‘Dit is in Bethlehem’, Gorinchem).
aan het eind van de Arkelstraat en de Hoog-Arkelpoort of Goddenpoort aan het eind van de Kortendijk.
Welke poorten aan de zuidkant van de stad lagen is niet met zekerheid bekend. In ieder geval was daar ooit de Wolferensepoort aan het eind van de huidige Molenstraat. Deze werd echter door hertog Willem, graaf van Holland al in 1412 aan het eind van de Arkelse oorlogen afgebroken en ter plaatse door een kasteel vervangen. Aan het Eind van de Langendijk zal geen poort gestaan hebben, aangezien de stadsmuur daar aansloot op het afgesloten kasteel-complex. Wel stond er ter hoogte van de Peterbrug op de kruising Eind van de Langendijk en de Bornsteeg een poort met de naam Blauw- of Leypoort. Ten zuiden van het Eind was een kleine waterpoort, niet groter dan een steiger, die toegang bood tot een kleine aanlegplaats voor schepen. Andere namen voor deze waterpoort waren St. Christoffel-, Steiger- of Waterpoort. Het is niet ondenkbaar dat aan de overkant van de Lingemonding, aan de Kriekenmarkt ook een stadspoort stond. Van Deventer tekent op die plaats een poortachtig bouwwerk. Op een schilderij uit 1568 dat in het plaatselijke museum bewaard wordt en waarop de stad Gorinchem verbeeld Staat, wordt deze poort ‘Hoofdpoort’ genoemd.
De beide poorten aan het Eind van de Langendijk, de Blauwpoort en de Water-of St. Christoffelpoort, werden in 1573, in verband met de
31 De Arkelpoort in de 18de eeuw, gewassen pentekening, 225 × 143 mm door P.J. van Liender (coll. RPK, inv. nr.: A 1654).
| |
| |
32 Gorinchem buiten de Waterpoort. Gewassen pentekening, 318 × 185 mm door Pietervan Liender, midden 18de eeuw. (coll. RPK, inv. nr.: '21:75).
modernisering der verdedigingswerken afgebroken en vervangen door een klein klinket bij de grafelijkheidstol.
De Burgpoort is afgebroken toen de vesting in 1573 werd uitgelegd naar het oosten.
De Dalempoort is tussen 1595 en 1597 gereed gekomen.
De middeleeuwse Hoofdpoort werd in 1592 gesloopt (Labouchere, 46). Bij de nieuwe verdedigingswerken speelde zij geen rol meer.
Pas in 1629 werd de Hoog-Arkel- of Goddenpoort afgebroken.
De Kanselpoort, die tegelijk met de Dalempoort in 1595 was gebouwd, werd in verband met de aanleg van het kanaal van Steenenhoek in 1818 gesiecht.
33 De Waterpoort vlak voor de afbraak (foto RDMZ, A. Mulder, 1893).
De Laag-Arkelpoort, herbouwd in 1725, is op 1 augustus 1857 onder de slopershamer gevallen. Ter plaatse van beide poorten zijn omstreeks 1860 coupures met profielmuren aangebracht, die tussen 1886 en 1893 ter gelegenheid van de werken aan het Merwedekanaal door coupuremuren met schotbalksponningen werden vervangen.
De Waterpoort aan de zuidzijde werd in 1642 door een nieuwe fraaie poort vervangen. Bij de bouw werd gebruik gemaakt van materialen van de in 1573 afgebroken Burgpoort, waarvan de restanten op dat moment nog steeds niet geruimd waren. De rechthoekige bakstenen poort bestond uit een ellipsvormige doorgang waarboven op de verdieping een wachtlokaal met schouw. De poort had een lagere voorbouw aan rivierzijde. Zij werd met een overstekend, iets ingezwenkt schilddak gedekt. Het dak rustte op bewerkte consoles en had een opengewerkt torentje met klok. Aan stadszijde was de doorgang gesierd met een met zandsteenplaten beklede, gebosseerde poort met een console als sluitsteen in het midden. Aan beide zijden van de poortopening waren Toscaanse pilasters aangebracht, waarboven een kroonlijst liep die zich in het midden verbreedde tot een segmentvormig fronton. In het fronton bevond zich een gebeeldhouwde cartouche met een voorstelling van de legendarische Jan van Arkel, de Sterke, die zich met paard en al aan de Hoog-Arkelpoort optrekt. Rechts was het wapen van de stad Gorinchem en links dat van het geslacht Arkel aangebracht. Cartouche en wapenschilden waren met een doekfestoen onderling verbonden. Op de schouderstukken van het fronton lagen twee gebeeldhouwde leeuwen. Het fronton werd bekroond met een peer op een voetstuk. Op een foto die genomen is vlak voor de afbraak is te zien dat het natuursteenwerk geschilderd was. Op de verdieping waren twee stenen kruiskozijnen met driehoekige frontons en luiken in het onderste deel aan stadszijde ingebracht. Drie gekrulde muurankers zaten onder de dakrand. Aan rivierzijde was de gevel eenvoudiger. De begane grond met de doorgang had een overigens onversierde middenrisaliet en smalle vleugelmuren. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een vereenvoudiging in 1855. In dat jaar zou, waarschijnlijk wegens verzakking, een voorbouw met halfzuilen en een driehoekig fronton met
| |
| |
34 De opstelling in de tuin van het Rijksmuseum te Amsterdam, (foto RDMZ, coll. Steenbergh z.j.).
beeldhouwwerk zijn afgebroken (Busch, 1989-2, 73). Op de verdieping was een getoogde toegang tot het wachtlokaal, via een trap in de Tolsteeg te bereiken, en een houten kruiskozijn. Vier muurankers zaten onder de dakrand.
Als onderdeel van de werken aan het Merwedekanaal werd in 1892 de Voorhaven gegraven. Daarna was het niet meer mogelijk om langs de Wolpherense dijk de aanlegplaats ‘Buiten de Waterpoort’ te bereiken. Al het verkeer moest door de stad via de Waterpoort naar de aanlegplaats. Daar kwam nog bij dat het gedeelte Buiten de Waterpoort watervrij werd opgehoogd, waardoor de poortdoorgang te laag werd voor het verkeer.
Genoeg argumenten voor het gemeentebestuur om het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid toestemming te vragen voor de sloop van de poort, redenerend ‘... De Waterpoort is een volmaakt onnut gebouw, niet passende bij eene moderne vesting, hinderlijk voor het verkeer, niet uitmuntende door architectonische schoonheid, zelfs niet eerbiedwaardig door ouderdom, daar zij nog geen drie eeuwen telt...’ (Busch, 1989-2, 77). Vanwege het Ministerie van Binnenlandse Zaken werd tegen de sloop protest aangetekend. Er werd van die kant voorgesteld om de weg onder de poort iets te verlagen, zodat de hinderlijke laagte van de doorgang daarmee teniet gedaan werd en de poort niet gesloopt hoefde te worden. Ook het Ministerie van Waterstaat voelde wel voor die zienswijze. De gemeente Gorinchem hield echter kortzichtig, alle argumenten ten spijt, voet bij stuk met de woorden ‘... Wij gaan in onze vereering van het oude niet zoover, dat wij daaraan het goede wenschen op te offeren en geroepen om de belangen van deze kleine stad te bevorderen, zijn wij er diep van doordrongen, dat alleen dan het gevaar om in later tijd tot de villes mortes te worden gerekend kan worden afgewend, wanneer wij het oog blijven richten op de eischen van het moderne verkeer...’ (ARA, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. K&W, 1875-1918, inv. nr. 942, stuk 26).
De aanbesteding van de afbraak van de poort en de wijziging van de doorgang was op 23 augustus 1893. De poort is vervangen door twee muren, waartussen een schotbalkkering kan worden geplaatst. De zandsteenstukken, die de versiering vormden van het binnen- of stadsfront der voormalige Waterpoort, uurwerk en klok werden in 1893 aan het Rijksmuseum te Amsterdam gezonden. In de tuin van het Rijksmuseum werd het stadsfront van de poort opnieuw opgebouwd, maar smaller dan voorheen.
Over poorten in de middeleeuwse omwalling van Nieuwpoort is weinig concreets bekend. Dat ze er waren is zeker, want in 1489 werden er bij de inname van de stad poorten afgebroken en in 1514 werden er twee herbouwd (Historische stedenatlas, 29). Lang kunnen ze niet gestaan hebben, aangezien Van Deventer geen versterkingen tekent op zijn kaart van ca 1560. In de eerste helft van de 17de eeuw is er sprake van de bouw van een vijftal poorten. Aan de westkant van de stad lag de Veer-, West- of Gelkenesserpoort. Aan de Westen oostzijde van de haveningang lagen poorten, namelijk de West-Lekpoort en de Noordoost-Lekpoort. Aan de oostkant van de stad lag de Oostpoort en aan de zuidkant tenslotte de Gravelandse, Goudriaanse, Gorinchemse of Zuidpoort. Aanvankelijk waren alleen de poorten aan oost- en westzijde van steen, in 1627 werd de houten Zuidpoort door een stenen exemplaar vervangen (Historische stedenatlas, 33, 51-52).
Deze situatie veranderde ingrijpend toen de vesting in 1673 werd vernieuwd. Het bouwen van een nieuwe Gravelandse poort aan de zuidkant van de stad was een van de eerste uitgevoerde onderdelen ter gelegenheid van de nieuwe fortificaties van Nieuwpoort. De poort kwam tussen november 1673 en mei 1674 gereed, op de plaats waar nu de coupure in de zuidelijke stadswal ligt en naast de sluis waardoor het water van de Binnenhaven in de stadsgracht uitmondt. De eenvoudige bakstenen poort stond op een rechthoekig grondvlak en bestond uit een overwelfde doorgang, met deuren af te sluiten, waarboven een wachtlokaal voor de poortwachter was ingericht. Aan de Alblasserwaardse kant was een opschrift aangebracht met: ‘pro defendenda religione & libertate patriae haec urbs fossis maenibusque est
| |
| |
circumdata. ao 1673’ (Ter verdediging van de godsdienst en der vrijheids des lands, is deze stad met grachten en wallen omringd. In het jaar 1673) (Van der Aa, (N-O), 1846, 178). In 1795 brandde de poort af, nadat Franse troepen de stad waren binnengetrokken. In de jaren daarna werd de poort afgebroken tot op de vier hoeken boven de toog. Het resterend gedeelte werd van een gronddekking voorzien (Gaasbeek, 2,8).
In 1862 kwam ter plaatse een gemetselde doorgang met dubbele schotbalksluiting.
| |
Beschrijving van de vestingwerken
Gorinchem
De vesting vormt een onregelmatige veelhoek en bestaat uit elf (voorheen twaalf) gebastioneerde fronten, die zijn aangelegd te weerszijden van de Lingemonding. De vesting is door een hoofdgracht omgeven. Voor de courtines VIII-IX, IX-X en X-XI liggen ravelijnen (lage voorwerken). Een bedekte weg met glacis loopt tussen de enveloppe voor courtine VII-VIII tot de gracht voor de rechterface van de ravelijn voor courtine VIII-IX en vandaar tot de Linge voor de linkerface van bastion XI.
De flanken van de bastions staan vrijwel loodrecht op de courtines, hetgeen een der belangrijkste kenmerken is van het Oudnederlandse vestingbouw-systeem.
In de grachten ligt voor de saillant (de uitstekende punt) van bastion I een aarden dam met stenen beer. Voor de courtine I-II bij de Arkeluitgang ligt een stenen dam met een vaste brug en een brug met opneembare val. Voor bastion V ligt een stenen beer uit 1889 met ijzeren hek. Voor courtine VII-VIII ligt bij de Dalempoort een aarden dam met sluis. Voor courtine VIII-IX ligt een aarden dam. Bij de Vijfde Uitgang voor de linkerflank van bastion XI ligt een aarden dam met sluis en brug.
35 De vesting Gorinchem. Schematische weergave der bastions en ligging der militaire gebouwen en de bijbehorende kunstwerken. Schaal 1:12.500. Getekend door B.H.J.N. Kooij, 1991.
Op enkele plaatsen is het water rond de vesting ter plaatse drooggevallen. Het beloop van dat, thans verlande, water is door middel van een lichter raster weergegeven. Het voormalige bolwerk Hoog-Blokland aan de westkant van de stad dat rond 1890 is geruimd wegens de aanleg van het Merwedekanaal is met een stippellijn aangeduid.
I | Korenmolenbolwerk |
II | Bolwerk Schelluinen, bolwerk Arkel of Jan Bentisbolwerk |
III | Kerkhofbolwerk |
IV | Moestuinbolwerk of Wolferenbolwerk |
V | Pelmolenbolwerk of Sandenborch |
VI | Tolbastion |
VII | Runmolenbolwerk of Altena- en Stuivezandbolwerk |
VIII | Dalembolwerk |
IX | Lijnbaansbolwerk |
X | Klein bolwerk of bolwerk Kekum |
XI | Galgbolwerk, Roeienborchbolwerk, bastion Oosterwijk of Revolutiebolwerk |
1 | Dalempoort |
2 | Coupure bij de voormalige Waterpoort |
3 | Coupure bij de voormalige Kanselpoort |
4 | Coupure bij de voormalige Arkelpoort |
5 | stenen beer |
6 | wachthuis bij de Kanselpoort |
7 | Lingewacht |
8 | Hoofdwacht |
9 | Arsenaal of tuighuis |
10 | voormalige Militaire bakkerij |
11 | Affuitloodsen |
A | Kruitmagazijn |
B | Kruitmagazijn |
C | Kruitmagazijn |
D | Kruitmagazijn |
E | Kruitmagazijn |
F | Caponnière |
| |
| |
36 Caponnière (Register Gorinchem, de vestingwerken, afb. 80).
Als waterkeringen voor de vesting dienen in de Arkeluitgang drie rijen schotbalken, evenals in de Kanseluitgang. In de uitgang van de voormalige Waterpoort kunnen twee rijen schotbalken worden ingebracht, evenals in de Dalempoort en in de poterne onder courtine IX-X.
| |
De bastions
De bastions hadden alle een of meer namen en een nummer. Tijdens de aanleg van het Merwedekanaal omstreeks 1890, is het bolwerk (Hoog-) Blokland dat toen bastion III heette, geruimd, waarna de bastions hernummerd zijn.
Naar volgorde van de nummering, die aan de noordkant, westelijk van de Lingehaven begint, heten de bastions als volgt:
- Korenmolenbolwerk, bolwerk aan de Hoog-Arkelpoort met beer aan het Paardewater, bastion I
- Bolwerk Schelluinen, bolwerk Arkel, Jan Bentisbolwerk, bastion II
- Kerkhofbolwerk, bastion III (vóór 1890 bastion IV)
- Moestuinbolwerk, Wolferenbolwerk, bastion IV (vóór 1890 bastion V)
- Pelmolenbolwerk, Sandenborch, bastion V (vóór 1890 bastion VI)
- Tolbastion, bastion VI (vóór 1890 ongenummerd)
- Runmolenbolwerk, Altena- en Stuivezandbolwerk, bastion VII
- Dalembolwerk, bastion VIII
- Lijnbaansbolwerk, bastion IX
- Klein bolwerk, bolwerk Kekum, bastion X
- Galgbolwerk, Roeienborchbolwerk, bastion Oosterwijk, Revolutiebolwerk, bastion XI
| |
Caponnière F voor en tegen de saillant van bastion III
De caponnière omvat een begane grond en een kelderverdieping en heeft aan frontzijde een droge gracht. Een deel sluit aan tegen de bekledingsmuur van het buitensluishoofd van de Merwedeschutsluis. De caponnière heeft aan de bovenzijde een cementbetondekking. Het gebouw is van een gronddekking voorzien. De caponnière is via een opneembare brug toegankelijk. In de frontmuur van de kelderverdieping zitten zeven lucht- of geweerschietgaten. Op de begane grond zijn drie geweer- en vier mitrailleur-schietgaten en vijf munitienissen. Boven de mitrailleur-schietgaten zitten ventilatieopeningen. De luchtvoorziening geschiedt verder door vier afsluitbare luchtkokers door de beton- en aarddekking heen. De caponnière diende ter verdediging van de Grote Merwedesluis.
| |
Kruitmagazijn E achter de walgang van de linkerface van bastion V
Dit magazijn bestaat uit een portaal en een magazijn. De overdekking van het inwendige is met een ellipsvormig gewelf. Het magazijn is van een gronddekking voorzien. De toegang is thans dichtgezet.
| |
Kruitmagazijnen C en D in bastion VIII
De uit omstreeks 1880 daterende magazijnen liggen in en achter bastion VIII en bestaan uit een magazijn en twee portalen. Magazijn C heeft een gang die uitkomt in het noordoostelijke talud. De overdekking in het inwendige is met een segmentvormig gewelf. De gebouwen zijn van een gronddekking voorzien.
| |
De Dalempoort bij courtine VIII-IX
Het poortgebouw is opgetrokken uit rode baksteen aan het onderste gedeelte en rode baksteen, afgewisseld met geschilderde natuursteenbanden aan het bovengedeelte. De poort bestaat uit een open doorgang of poort, een eerste verdieping, een zolderverdieping onder een iets ingezwenkt, overstekend schilddak dat rust op consoles en gesneden saters op de hoeken. Een torentje bekroont het geheel.
De doorgang van de poort is gemetseld van donkerrode baksteen. De boog is van natuursteenblokken bij de boogaanzet en in de sluiting voorzien. Op de sluitsteen Staat het jaartal 1770. Een deel van de doorgang is met een tongewelf
| |
| |
overwelfd, een deel heeft een gecementeerd, ribloos kruisgewelf met ijzeren banden over de ribben. Halverwege de doorgang is op driekwart hoogte een horizontale balk met vierkante gaten aangebracht, die overeenkomen met gaten in een in het poortgewelf gemetselde balk, alles bedoeld om er palen te stellen tot afsluiting van de poort. In de rechtstandmuren zitten twee hardstenen schotbalksponningen. Aan rivierzijde heeft de doorgang gebosseerde bakstenen pilasters en een peilsteen. Op de verdieping zijn aan stad- en rivierzijde een deur met gedeeld bovenlicht en een venster met roedeverdeling ingebracht. Drie gekrulde muurankers zijn onder de dakrand aangebracht. De
37 De Dalempoort in het begin van deze eeuw (foto RDMZ, coll. Steenbergh, z.j.).
38 Dalempoort (Register Gorinchem, de vestingwerken, afb. 91 en 92).
vertrekken op de verdieping zijn plat afgedekt met een balklaag. De toegang tot de verdieping is aan de oostzijde en loopt via een trap in het binnentalud van de walgang van courtine VII-VIII.
39 Laboratorium (Register Gorinchem, de vestingwerken, afb. 86).
In de rechterflankmuur aan rivierzijde is een steen ingemetseld met: ‘pyl/der dalemse overlaaten/volgens het contract/in dato den 16 augusti 1742’.
| |
Sluis met brug bij Dalempoort
De sluis heeft haar functie verloren. Vroeger, toen de dam voor de courtine VIII-IX niet bestond - deze is in 1815 tot stand gekomen - waren vloeddeuren in de sluis aanwezig om in geval van hoge rivierstanden het water te keren. De sluis heeft twee sluismuren. In elk van de muren zitten sponningen voor schotbalken. In elke sluismuur is tevens een hardstenen slagstijl voor een sluisdeur en in het bovenvlak zit een ijzeren halsbeugel. Een brug ligt op de sluismuren. In de natuurstenen afdekplaat valt het jaartal 1770 te lezen.
| |
Laboratorium b in bastion IX
Het laboratorium dateert van 1864. Het uit baksteen opgetrokken gebouw staat op een rechthoekige plattegrond en was tot 1955 van twee zadeldaken voorzien, waarvan de dakbedekking in geval van oorlog kon worden afgenomen. De indeling van het laboratorium was als volgt: in het midden was een grote werkplaats. Links daarvan lagen een stookhuis, een kookhuis en een kleine werkplaats. Rechts bevonden zich een portaal, een bureel, een kruitmagazijn en een meng- en saskamer. De vertrekken zijn door halfcirkelvormige gewelven gedekt. Op de gewelven en tussen de verhoogde muren van het gebouw lag een gronddekking, die thans is verwijderd.
| |
| |
40 Coupure bij de Waterpoort (Register Gorinchem, de vestingwerken, afb. 96).
41 Steen van de oude Waterpoort (foto RDMZ, 1991).
42 Coupure bij de voormalige Waterpoort (foto RDMZ, 1991).
| |
Poterne a onder courtine IX-X
De poterne uit 1813 is een gemetselde doorgang. Zij heeft een frontmuur aan westzijde en twee vleugelmuren. De afdekking van de doorgang is met een halfcirkelvormig gewelf. Hierin zit een opening waarboven een koker met een houten afsluiting is aangebracht, waardoor de vier schotbalksponningen bereikbaar zijn. De poterne is van een gronddekking voorzien.
Voor zover bekend is de combinatie poterne met van buitenaf bereikbare schotbalksponningen uniek voor Nederland.
| |
Kruitmagazijn B achter de walgang van courtine X-XI
Dit magazijn bestaat uit een portaal en een magazijntje. De afdekking in het inwendige is met een ellipsvormig gewelf. Het gebouw is van een gronddekking voorzien.
| |
Groot kruitmagazijn A in bastion XI
Het in 1838 tot stand gekomen gebouw is uit rode baksteen opgetrokken en bestaat uit een begane grond en een kapverdieping onder een met pannen gedekt zadeldak. Het dak is met verschillende soorten blauwe en rode pannen belegd, waaronder op het zuidelijk dakvlak Oegstgeester pannen. Het gebouw is inwendig gedekt door een halfcirkelvormig gemetseld gewelf. De voormalige indeling van de ruimte, voordat het gebouw zijn militaire functie verloor, was een munitiemagazijn van 21 × 7,94 meter, geflankeerd door twee portalen.
| |
Coupure van de voormalige Waterpoort
De Waterpoort is in augustus 1893 afgebroken en vervangen door een coupure bestaande uit twee profielmuren. De muren zijn de niet afgebroken gedeelten van de zijmuren van de poort, waartegen aan de dagzijden en voor de uiteinden een beklamping is aangebracht. In elk van de muren zijn twee sponningen voor twee rijen schotbalken. De schotbalken zijn achter de bekledingsmuur op de walgang van de linkerflank van bastion VI onder een houten overkapping opgelegd. In elke muur zitten duimen tot het afhangen van ijzeren hekken. In 1982 is een steen, afkomstig van de 17de-eeuwse Waterpoort, in de aansluitende westelijke bekledingsmuur gemetseld. Er valt te lezen: ‘civitas in qua maxime cives legibus/parent et in pace beata et bello/invicta est anno domini mdcxlii’ (de stad, wier burgers het meest aan de wetten gehoorzamen, is zoowel in vredestijd gelukkig, als onoverwinnelijk in den oorlog) (Van der Aa, vierde deel, E-G, (1843), 674).
| |
Coupure bij de voormalige Kanselpoort
In de tussen 1886 en 1892 vervaardigde nieuwe vestingwal van courtine III-IV is een gemetselde coupure gemaakt. De coupuremuren hebben vleugel-, scherm- en steunmuren. In de steun- en coupuremuren zijn spaarbogen aangebracht. In elk der coupuremuren zitten drie schotbalksponningen.
| |
Coupure der voormalige Arkelpoort
In de tussen 1886 en 1892 vervaardigde nieuwe vestingwal van courtine I-II is een gemetselde coupure (een open doorgang) met scherm- en steunmuren aangebracht. In de coupuremuren zitten spaarbogen. In elke muur zitten drie
| |
| |
43 Coupure bij de Arkelpoort vlak na de voltooiing (foto Hameter, Dordrecht, 1890).
44 Stenen beer bij bastion I in Gorinchem (foto RDMZ, 1991).
45 Stenen beer bij bastion V (Register Gorinchem, de vestingwerken, afb. 109).
schotbalksponningen. De schotbalken zijn opgelegd in een loods achter de walgang van bastion I. Op de zuidelijke hellingen van de westelijke en oostelijke coupuremuren staan ijzeren hekken.
| |
De stenen heren
Bij bastion I, naar de Noorderlingedijk ligt een stenen beer met twee gemetselde monniken, elk gedekt met een hardstenen kap uit 1772.
De stenen 19de-eeuwse beer bij bastion V naar de Wolpherensedijk is van een ijzeren hek voorzien.
| |
De wachthuizen
Bij verschillende stadspoorten stonden wachthuizen, waarvan dat bij de voormalige Kanselpoort nog als zodanig te herkennen valt. Het in 1835 gebouwde wachthuis aan de Wolpherenwal 1-3 is vijf traveeën breed, Staat op een rechthoekige plattegrond en wordt door een afgeknot schilddak met pannen gedekt. Aan stadszijde heeft het gebouw een arcade met drie bogen.
| |
| |
46 Het wachthuis aan de Wolpherenwal (foto RDMZ, 1965).
Links en rechts daarvan rondboogvensters met roedeverdeling. Het gebouw is in later tijd (in 1926?) in een iets lichtere kleur rode baksteen verhoogd. Aan de rechterkant en de veldzijde zijn de gevels gebosseerd gepleisterd.
Bij de Vijfde Uitgang, hoek Blauwe Torenstraat Staat de voormalige Lingewacht. Het gebouw diende tussen 1603 en 1704 als magazijn van het Land van Arkel beneden de Zouwe, waar de materialen voor het dijkonderhoud van het hoogheemraadschap lagen opgeslagen. Na 1704 kwam Blauwe Torenstraat 3 in handen van het gemene land ten behoeve van de landsverdediging met als bestemming wachthuis onder de naam ‘Lingewacht’. Tot 1967, het jaar waarin het garnizoen Gorinchem verliet, hield het zijn militaire functie. Daarna is het naar de gemeente overgegaan.
Vroeger was de Lingewacht groter. Aan westzijde is een deel weggebroken. Op de vrijgekomen plaats en tegen het resterende gedeelte werd een woning gebouwd. Die is inmiddels gesloopt. In de nieuw opgetrokken zijmuur kwamen twee blinde vensters en drie oude muurankers. Het schilddak is nieuw maar heeft de oude vorm (A.J. Busch, 1975). Het gebouw heeft een aan een zijde afgewolfd schilddak en ligt evenwijdig met de Blauwe Torenstraat.
Het dak is aan de voorzijde met rode pannen gedekt, aan de achterkant met blauwe pannen. Twee poorten met gedrukte bogen zitten aan de kant van de Blauwe Torenstraat en twee kleine vensters en een zesruits venster met luiken op de begane grond. Een uitbouw met luik zit op de verdieping.
| |
De Hoofdwacht
Vanaf 1712 was de Gorcumse Hoofdwacht, van waaruit de wachtdiensten bij de verschillende poorten geregeld werden, in een hoekpand aan de Tinnegietersteeg/Groenmarkt, dat ‘huis Keulen’ heette, gevestigd (Emck, 88). Die locatie werd als minder geschikt geacht voor een Hoofdwacht, die toch het militaire hoofdgebouw in de stad was. Toen in 1790 dan ook een huis aan de oostzijde van de Grote Markt vrijkwam en een half jaar later het buurpand dat grensde aan de Kraansteeg, werden zij aangekocht. De beide huizen werden
47 De Hoofdwacht te Gorinchem (foto RDMZ, 1962).
| |
| |
afgebroken en ter plaatse kwam de nieuwe Hoofdwacht. In de zomer van 1793 werd het gebouw in gebruik genomen. Hoewel de naam van een ontwerper niet bekend is, suggereert Busch (Busch, 1979) terecht de naam van Johannes van Westenhout (1754-1823), zoon van een Brielse stadsfabriek en leerling van F.L. Gunckel. Van Westenhout was opzichter van 's Lands Fortificatiën en bouwde in die hoedanigheid de Brielse Hoofdwacht, waarvan het bestek uit 1789 bewaard gebleven is (Don, 63-64). Hoewel de Hoofdwacht te Brielle iets eenvoudiger is dan die te Gorinchem, de boogvensters op de begane grond ontbreken daar, evenals de hardstenen bekleding te weerskanten van de risaliet, komt het ontwerp zo overeen met dat van de Gorcumse Hoofdwacht, dat aan dezelfde hand van ontwerpen gedacht moet worden. In de jaren zeventig van deze eeuw is de militaire bestemming van het gebouw vervallen.
De Hoofdwacht is een hoog, uit rode baksteen opgetrokken gebouw onder een omlopend schilddak en Staat op een vrijwel vierkante plattegrond met een licht gerende voorgevel. De voorgevel heeft een drie traveeën brede middenrisaliet, gedekt door een houten fronton, waarin het wapen van Holland is opgenomen en een in hardsteen uitgevoerde, gebosseerde begane grond, waarin een galerij met drie rondbogen. Boven de cordonlijst die de begane grond afsluit begint de verdieping met een zandstenen band. Hier zijn vijf vijftienruits schuiframen in de gevel opgenomen. In de tweede verdieping, die de zolderverdieping is, wordt de ruimte door vijf kleine vierkante venstertjes verlicht. De daken zijn met leien gedekt. Achter de arcade, die voorheen met hekken afsluitbaar was, ligt een kleine galerij onder een drietal gemetselde kruisgewelven en gebosseerde natuurstenen gordelbogen. Vanaf hier is het gebouw via drie deuren te betreden. Links in het midden bevindt zich de trap naar de verdieping. In het midden van de begane grond bevond zich het wachtlokaal voor een 20 á 30 man, rechts was de officierskamer, die van een schouw voorzien was, bovendien was er een ruimte als ‘spekkamer’, arrestantenlokaal in gebruik. De drie ruimtes op de verdieping dienden als woning voor de toeziend officier. Zijn vertrek was dan ook van een schouw voorzien, voorts waren er een wapen- en een kledingmagazijn (Busch, 1979).
| |
Het Arsenaal
Tot de gebouwen die in direct verband met de vesting stonden behoort ook het complex van het Arsenaal aan de Boerenstraat 44 dat doorloopt tot aan de Schuttersgracht. Het tuighuis of Arsenaal is gebouwd in 1755. In de 20ste
48 Het Arsenaal of Tuighuis te Gorinchem (foto RDMZ, 1991).
| |
| |
49 Gorinchem, het voormalige Arsenaal uit 1755 aan de Boerenstraat en de Schuttersgracht.
plattegrond en doorsnede.
Schaal 1:300. Opmetingstekening van B.H.J.N. Kooij, 1991-1992.
eeuw is het gebouw aan beide zijden uitgebreid. Deze uitbreidingen blijven hier buiten beschouwing.
Het Arsenaal is een groot bakstenen gebouw met verdieping en een zolder onder een met blauwe pannen gedekt, omlopend schilddak. Het is opgebouwd uit rode handvorm baksteen, 22 × 10 × 4 cm, 101. = 55 cm. in schoon metselwerk. Het gebouw heeft vier vleugels rond een nagenoeg vierkante binnenplaats. De middenrisalieten en de hoeken worden met vlakke pilasters afgesloten. Het muurwerk eindigt met een omlopende houten hoofdgestel dat ter plaatse van de pilasters kornist. De gevel aan de Boerenstraat Staat op een hardstenen plint. De gevel heeft op de begane grond drie rondboogpoorten met natuurstenen aanzetstukken en dito sluitstenen, alsmede blindnissen met een lichte zeeg en gemetselde strekken. In de sluitsteen van de middenpoort Staat het jaartal 1755. Twee kanonslopen en stenen doen als schamppalen
| |
| |
50 De vesting Nieuwpoort.
Schematische weergave der bastions en ligging der militaire gebouwen en kunstwerken.
Schaal 1:12.500. Getekend door B.H.J.N. Kooij, 1991.
Aan de noordzijde is het water rond de vesting ter plaatse drooggevallen. Het beloop van dat, thans verlande, water is door middel van een lichter raster weergegeven.
I | westelijk bastion |
II | noordwestelijk bastion |
III | noordoostelijk bastion |
IV | oostelijk bastion of Kattebolwerk |
V | zuidoostelijk bastion of Langerakse bolwerk |
VI | zuidwestelijk bastion of Gravelandse bolwerk |
1 | het Arsenaal |
2 | stenen beer met mo0nniken |
3 | inundatiesluis onder het stadhuis |
4 | coupures aan noord- en zuidzijde met schotbalkkering |
dienst. Op de verdieping zitten acht ramen met natuurstenen kozijnen en middenstijl en houten luiken. Het meest linkse is in een blindnis aangebracht en zal derhalve een latere toevoeging zijn. De kozijnen bestaan uit een natuurstenen deel en een houten deel. Aan de binnenzijde zat oorspronkelijk een naar binnen draaiend raam en aan de buitenzijde een naar buiten draaiend luik. Door latere wijzigingen is het op veel plaatsen incompleet.
De gevel aan de Schuttersgracht heeft een vergelijkbare indeling met op de begane grond een hardstenen plint, drie rondboogpoorten en zes vensters die in 1950 op de plaats van de oorspronkelijke blindnissen zijn ingebroken. Ook hier wordt de ingang door kanonslopen geflankeerd. Op de verdieping zitten zes vensters met luiken in natuurstenen kozijnen.
In de gevels die door de aanbouwen aan het gezicht onttrokken zijn zitten op de begane grond weer de blindnissen en 36-ruitsvensters op de verdieping.
De binnenplaats is met klinkers bestraat. In twee hoeken zijn pleetjes aangebracht. De gevels zijn regelmatig doorbroken met rondboogpoorten en vensters in natuurstenen kozijnen met gevarieerde roedeverdeling (20-ruits op de begane grond en 36-ruits op de verdieping. De laatste indeling is oorspronkelijk, zij het dat sommige ramen vernieuwd zijn). Op de begane grond zijn sommige vensters van tralies voorzien.
In het inwendige zijn de vleugels rond de binnenplaats op de begane grond eveneens met klinkers bestraat en met een enkelvoudige balklaag afgedekt. Onder de balklagen van de eerste verdiepingsvloer zijn stalen balken aangebracht om de draagcapaciteit te verhogen. Iedere vleugel heeft op de aansluiting met een volgende vleugel een tot buiten de daknok doorlopende brandmuur.
Via rechte trappen in de hoeken zijn de verdiepingen toegankelijk. Deze hebben planken vloeren en enkelvoudige balklagen.
De tweede verdieping ligt onder de kap. Op zolder in de zuidoosthoek staat een hijsrad. De grenehouten kapspanten bestaan uit een dekbalkjuk met daarboven een driehoekspant met tussenbalk. Twee paar flieringen maken het tot een eenheid. Latere wijzigingen van de kap hadden tot gevolg dat de dakhelling iets gewijzigd werd. Er zijn sporen verwijderd en gordingen toegepast. De houtconstruetie heeft gehakte merken, die in telling het gebouw rondlopen. Zij beginnen in de noordwesthoek en eindigen daar ook maar aan de andere kant van de brandmuur.
| |
Nieuwpoort
De vesting bestaat uit een hoofdwal met zes bastions, die door een hoofdgracht met een binnen- en een buitendijks deel wordt omringd. De courtines tussen de bastions hebben aan buitenzijde, met uitzondering van de noordkant een onderwal, een restant van het Oudnederlands vestingstelsel, dat in Nieuwpoort in hoofdzaak verlaten was voor het Nieuwnederlandse stelsel. Aan de oostkant van de stad ligt in de gracht een beer met twee gemetselde monniken met natuurstenen bonnetten. In de voet van de beer staat in een natuursteenblok de inscriptie: ‘Peyl 1755’. Inundatievoorzieningen zijn aangebracht in de courtine II-III en de courtine V-VI, alsmede onder het raadhuis annex waaggebouw.
De vesting heeft de volgende toegangen. Aan de westzijde de Veerse dijk die aansluit op bastion I. Aan de noord- of rivierzijde een gemetselde coupure met schotbalkkering met drie schotbalksponningen in de courtine II-III. De schotbalken zijn terzijde opgestapeld. Aan de oostkant ligt een dam, waarop een weg is aangelegd. De dam steunt tegen de buitenzijde van de oostbeer.
Aan de zuidzijde bevindt zich een coupure met een dubbele schotbalksluiting in courtine V-VI, ter plaatse van de voormalige Gravelandse of Alblasserwaardse poort. Hier zijn geen schotbalken meer aanwezig.
| |
De bastions
Bastion I, of het westelijke bastion is een vol bastion met een grotendeels bebouwd terreplein. De ervoor liggende gracht is ongeveer 45 meter breed. De
| |
| |
51 De stenen beer te Nieuwpoort (foto RDMZ, 1992).
Lekdijk sluit op de saillant (de uitstekende punt van het bastion) aan met een dam.
Het noordwestelijke bastion heeft het nummer II.
Bastion III aan de noordoostzijde heeft een gebogen rechterflank.
Bastion IV aan de oostkant wordt ook ‘Kattebolwerk’ genoemd naar de vroeger aanwezige ‘kat’. Een kat is een verhoogd werk om geschut op te stellen. In de loop van de 18de eeuw is de kat afgegraven. Ook in dit bastion is het terreplein grotendeels bebouwd. De al eerder genoemde beer met twee monniken is voor de saillant van dit bastion gebouwd.
Het op Langerak gerichte Bastion V aan de zuidoostzijde heet dan ook Langerakse bolwerk en is een hol bastion.
Bastion VI aan de zuidwestkant van de stad is een hol bastion dat gedeeltelijk is aangeaard en thans als begraafplaats in gebruik is. De ervoor liggende gracht is ongeveer 50 meter breed. Dit bastion staat ook bekend als het Gravelandse bolwerk.
| |
De overkluizing met inundatiesluis
Het stadhuis is gebouwd op een overkluizing van de Haven. Aan de zuidzijde is een waaggebouw aangebouwd. In het muurwerk daarvan zijn twee zandstenen banderolles ingemetseld met ‘anno’ en ‘1696’, die betrekking hebben op de aanleg van de inundatiesluis. Aan de noordzijde wordt de overkluizing beëindigd met een natuurstenen kroonlijst, waarop een ijzeren balusterhek staat. Te weerszijden van de boog zijn gebeeldhouwde zandstenen wapens aangebracht, die wegens verwering zeer slecht leesbaar zijn. Het wapen aan de westkant vertoont de klimmende leeuw van de hoge heerlijkheid Langerak. Dat aan de oostkant laat drie molenijzers zien, het Viaanse stadswapen. Langerak is verbeeld als beheerder van de polder, Vianen als punt van de administratie van de financierende Domeinen. In de overkluizing is een duiker met schuif aangebracht. In de vleugelmuren aan noordzijde zijn restanten van een stel schotbalksponningen zichtbaar.
| |
Het Arsenaal
Het belangrijkste militaire gebouw binnen de vesting was het Arsenaal of Tuighuis aan de Buitenhaven 11. Het huidige gebouw dagtekent van 1781 en is gebouwd op de plaats van een oudere, waarschijnlijk vroeg 18de-eeuwse voorganger (Historische stedenatlas, 51). Het Arsenaal werd op 31 december 1821, na het opheffen van de vesting Nieuwpoort door de Staat der
| |
| |
52 Het Arsenaal te Nieuwpoort, (foto RDMZ, 1986).
Nederlanden verkocht aan Pieter van der Stok, schout en secretaris van, en wonende te Nieuwpoort voor de somma van 1800 gulden, onder de voorwaarde dat het gebouw nooit buiten de toestemming van het Gouvernement afgebroken zou mogen worden. In 1876 was het gebouw zeer vervallen. Toen de burgemeester Joan Adriaan van der Stok daarop indirect gewezen werd, heeft hij de nodige reparaties doen verrichten. Het gebouw werd vervolgens als bergplaats en koetshuis gebruikt, en is in handen gebleven van de familie van der Stok tot op 27 maart 1907, toen het is verkocht voor 1850 gulden en in handen is gekomen van de timmerman T. Voormolen te Nieuwpoort, die het als houtbergplaats in gebruik nam. Nadien werd er ten behoeve van een suikerfabriek pulp opgeslagen, vervolgens werden er een aardappelstomerij en een graanmaalderij in gevestigd.
In 1948 ontstond er een plan om het gebouw tot zilverfabriek te verbouwen. Tot eind 1978 bleef de fabriek erin gevestigd. Daarna is het gebouw door de gemeente aangekocht, teneinde er een gemeenschapshuis in onder te brengen. De restauratie daarvan werd in 1986 afgesloten.
Het is een sober rechthoekig gebouw van twee bouwlagen en een kapverdieping onder schilddak, haaks ten opzichte van de Buitenhaven. Het gebouw is negen traveeën lang. De ruimten waren aanvankelijk onverdeeld, zoals bij het Gorcumse Arsenaal.
De bakstenen gevels hebben een omlopende houten kroonlijst. Op de hoeken staan gebosseerde hoekpilasters. In het midden van de linkerzijgevel is het muurwerk over drie traveeën uitgevoerd als een risaliet in gebosseerd baksteenwerk. De rechterzijgevel is in dat opzicht eenvoudiger: de risaliet is alleen op de hoeken gebosseerd. In iedere gevel van het gebouw zit een rondboogpoort. Aan de voorzijde is de hoofdpoort opgenomen in een ronde natuurstenen, gebosseerde omlijsting met jaartal 1781 aan de bovenzijde. De schuifvensters met kleine roedeverdeling zijn voorzien van hardstenen dorpels. In de kap zijn dakkappellen aangebracht.
Inwendig bevinden zich steektrappen met balusters uit de bouwtijd.
Rechts en links van het Arsenaal zitten rondboogpoortjes met in baksteen gebosseerde zijpilasters en een onbewerkte hardstenen sluitsteen. Aan weerszijden van de poorten aan voor- en achterzijde staan als schamppaal dienende kanonslopen.
|
|