Bijlage XX. Overzicht onderwijs met Nederlands als voertaal, 1946-1950 [1952]Ga naar voetnoot*
|
-
voetnoot*
- Aantal Europeanen op Java-Madoera, in de Buitengewesten en in geheel Indië, onderscheiden naar in Indië geboren Europeanen, in Nederland geboren Europeanen, en Europese Vreemdelingen. Tot de laatste groep behoren de niet-Nederlandse Europeanen (en ook Amerikanen, Australiërs, Afrikanen), Japanners en andere Aziaten die met Europeanen gelijkgesteld zijn.
De gegevens zijn ontleend aan de bevolkingsstatistiek in: KV 1850-1900; Volkstelling 1905, opgenomen in KV 1907; Volkstelling 1920, 1930. De vermelde aantallen zijn voor de periode 1850 tot 1905 exclusief vloot en leger, die voor 1920 en 1930 betreffen de gehele bevolkingsgroep.
-
voetnoot1
- Voor 1870 is het aantal geborenen in de Buitengewesten op grond van de man-vrouw verhouding (Bijlage II) geschat.
-
voetnoot2
- Aantal exclusief residentie Jogjakarta met in totaal 2.920 Europeanen.
-
voetnoot3
- Berekening Van Marle (1951-52:106-7, 490): in 1940 291.500 Europeanen van wie 153.400 mannen en 138.100 vrouwen. In maart 1942 circa 300.000 Europeanen, onder wie 14.000 gelijkgestelde Inheemsen en 7.000 gelijkgestelde Chinezen - ofwel in totaal circa 7% gelijkgestelde Europeanen -, alsmede 19.000 Europese Vreemdelingen - ofwel circa 6.5% van de totale Europese bevolking.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan de bevolkingsstatistiek in: KV 1850-1900; Volkstelling 1905, opgenomen in KV 1907; Volkstelling 1920, 1930.
-
voetnoot1
- Voor 1855, 1860, 1865 alleen aantal mannen en vrouwen, exclusief kinderen, vermeld.
-
voetnoot1
- Voor 1855, 1860, 1865 alleen aantal mannen en vrouwen, exclusief kinderen, vermeld.
-
voetnoot1
- Voor 1855, 1860, 1865 alleen aantal mannen en vrouwen, exclusief kinderen, vermeld.
-
voetnoot2
- Idem als bij 1, gegevens alleen voor Java/Madoera, gegevens Buitengewesten onbekend.
-
voetnoot4
- In 1920 is het aantal Nederlanders op het totaal aantal Europeanen 90.8% (154.099), in 1930 86.8% (208.269).
-
voetnoot4
- In 1920 is het aantal Nederlanders op het totaal aantal Europeanen 90.8% (154.099), in 1930 86.8% (208.269).
-
voetnoot3
- Aantal exclusief residentie Jogjakarta met in totaal 2.920 Europeanen.
-
voetnoot5
- Inbegrepen is het totale aantal aan Europeanen gelijkgestelde Japanners: 4.148 in 1920.
-
voetnoot6
- Inbegrepen is het aantal aan Europeanen gelijkgestelde niet in Nederlands-Indië geboren Japanners, 5.586 in 1930, en het aantal van 48 buiten Nederlands-Indië geboren aan Europeanen gelijkgestelde Inheemsen.
-
voetnoot*
- Gegevens berekend op basis van Bijlage I en II.
Berekeningswijze:
% in Ned. geboren vrouwen/% in Ned. geborenen mannen maal % in Ned. geborenen/% in Indië geborenen = X %
X % maal het aantal in Indië geborenen = Y. (Y is het aantal in Indië geboren afstammelingen van ouders die beiden in Nederland zijn geboren).
‘Nederlanders’: totaal in Ned. geborenen + Y = = ( % tot. Eur.).
Indo-Europeanen: totaal in Indië geborenen - Y = = ( % tot. Eur.).
-
voetnoot1
- Het percentage Indo-Europeanen ligt in werkelijkheid iets lager, omdat het gecorrigeerd moet worden voor het aantal afstammelingen van de Europese Vreemdelingen. Het percentage Europese Vreemdelingen is in de periode 1855-1880 circa 4%, geleidelijk oplopend tot 5.5% in 1900. In de periode 1855-80 is de man-vrouw-verhouding binnen deze groep 3:1, in de periode 1880-1900 4:1. Op grond hiervan kan men er van uitgaan dat de genoemde percentages Indo-Europeanen maximaal één procent lager liggen.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan de bevolkingsstatistiek in: KV 1850-1900; Volkstelling 1905, opgenomen in KV 1907; Volkstelling 1920, 1930. Voor de Buitengewesten zijn tot 1905 geen volledige gegevens beschikbaar.
-
voetnoot1
- Van de Vreemde Oosterlingen is het percentage Chinezen in 1850 81%, 1860 82%, 1870 91%, 1880 93%, 1890 93%, 1900 92%, 1930 91.5%.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, met aanvullingen en correcties KV.
-
voetnoot1
- Getallen tussen [ ] zijn onvolledig en dus te laag.
-
voetnoot*
- Opgave aantal jongens en meisjes en het percentage meisjes op de E.L.S. Gegevens ontleend aan AVO en KV.
-
voetnoot1
- Vóór 1869 geen gegevens verdeling jongens-meisjes.
-
voetnoot2
- 179 van de 266 niet-Europeanen niet meegeteld; vergelijk Bijlage VIII.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot2
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S. dat de school volledig heeft doorlopen.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot2
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S. dat de school volledig heeft doorlopen.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot1
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S., verdeeld over laagste, middelste en hoogste klasse, hetgeen te vergelijken is met de huidige groep 3 + 4, 5 + 6 en 7 + 8 van de Basisschool.
-
voetnoot2
- Percentage van totaal aantal leerlingen E.L.S. dat de school volledig heeft doorlopen.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, VIO, met aanvullingen en correcties KV.
-
voetnoot1
- Openbare Speciale School: Ambonse Burgerschool, 1869; Depokse School, 1868; School voor militaire kinderen te Magelang, 1879-90.
-
voetnoot2
- Bijzondere Speciale School: Meisjesschool te Tomohon (Minahasa), 1881.
-
voetnoot3
- Openbare Inlandse Kweekschool te Soerakarta, 1864, verplaatst naar Magelang, 1875; Bandoeng, 1865; Fort de Kock (Sumatra), 1865; Tanah Batoe (Sumatra), 1866-73; Probolinggo, 1873; Tondano (Minahasa), 1873-85; Amboina, 1874; Banjermasin (Borneo), 1875; Magelang, 1875-85; Makassar (Celebes), 1875; Padang Sidempoean (Sumatra), 1879.
-
voetnoot4
- Bijzondere Inlandse Kweekschool: De Seminaries van het Nederlandse Zendeling Genootschap te Depok (1882-92) en Poerworedjo (1894-1900).
-
voetnoot5
- Hoofdenschool: Tondano (Minahasa), 1866-72, 1879; Bandoeng, 1879; Magelang, 1879; Probolinggo, 1879.
-
voetnoot6
- Dokter-Djawa-School: vanaf eind 1876 Nederlands als voertaal. Meegeteld is alleen het aantal leerlingen van de voorbereidende afdeling tot het jaar 1891. Vanaf dat jaar werden alle leerlingen betrokken van de E.L.S. of de Hoofdenschool.
-
voetnoot8
- De ronde haakjes geven aan dat het om een benadering gaat; de tussen vierkante haakjes vermelde aantallen zijn onvolledig en dus te laag.
-
voetnoot7
- NVVT: Nederlands als vreemde voertaal. In de meeste opleidingsscholen was het Nederlands aanvankelijk leervak en werd de landstaal of het Maleis als voertaal gebruikt; langzamerhand werd het Nederlands de voertaal bij andere leervakken.
-
voetnoot1
- Openbare Speciale School: Ambonse Burgerschool, 1869; Depokse School, 1868; School voor militaire kinderen te Magelang, 1879-90.
-
voetnoot2
- Bijzondere Speciale School: Meisjesschool te Tomohon (Minahasa), 1881.
-
voetnoot3
- Openbare Inlandse Kweekschool te Soerakarta, 1864, verplaatst naar Magelang, 1875; Bandoeng, 1865; Fort de Kock (Sumatra), 1865; Tanah Batoe (Sumatra), 1866-73; Probolinggo, 1873; Tondano (Minahasa), 1873-85; Amboina, 1874; Banjermasin (Borneo), 1875; Magelang, 1875-85; Makassar (Celebes), 1875; Padang Sidempoean (Sumatra), 1879.
-
voetnoot4
- Bijzondere Inlandse Kweekschool: De Seminaries van het Nederlandse Zendeling Genootschap te Depok (1882-92) en Poerworedjo (1894-1900).
-
voetnoot5
- Hoofdenschool: Tondano (Minahasa), 1866-72, 1879; Bandoeng, 1879; Magelang, 1879; Probolinggo, 1879.
-
voetnoot6
- Dokter-Djawa-School: vanaf eind 1876 Nederlands als voertaal. Meegeteld is alleen het aantal leerlingen van de voorbereidende afdeling tot het jaar 1891. Vanaf dat jaar werden alle leerlingen betrokken van de E.L.S. of de Hoofdenschool.
-
voetnoot7
- NVVT: Nederlands als vreemde voertaal. In de meeste opleidingsscholen was het Nederlands aanvankelijk leervak en werd de landstaal of het Maleis als voertaal gebruikt; langzamerhand werd het Nederlands de voertaal bij andere leervakken.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, met aanvullingen en correcties KV.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, met aanvullingen en correcties KV.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, met aanvullingen en correcties KV.
-
voetnoot3
- Het betreft hier een schatting van het aantal leerlingen op de Inlandse School der Eerste Klasse met Nederlands als leervak/voertaal:
1908: 42 scholen (van 55) × 156 (gemiddeld aantal leerlingen) = 6552 ll. × 50% (klas 3-6) = 3276 ll. 1909: 54 scholen (van 61) × 159 (idem) = 8586 × 50% (idem) = 4293 ll. 1910: 62 scholen (van 68) × 149 (idem) = 9238 × 50% (idem) = 4619 ll. 1911: 68 scholen (van 77) × 179 (idem) = 12172 × 50% (idem) = 6080 ll.
-
voetnoot3
- Het betreft hier een schatting van het aantal leerlingen op de Inlandse School der Eerste Klasse met Nederlands als leervak/voertaal:
1908: 42 scholen (van 55) × 156 (gemiddeld aantal leerlingen) = 6552 ll. × 50% (klas 3-6) = 3276 ll. 1909: 54 scholen (van 61) × 159 (idem) = 8586 × 50% (idem) = 4293 ll. 1910: 62 scholen (van 68) × 149 (idem) = 9238 × 50% (idem) = 4619 ll. 1911: 68 scholen (van 77) × 179 (idem) = 12172 × 50% (idem) = 6080 ll.
-
voetnoot3
- Het betreft hier een schatting van het aantal leerlingen op de Inlandse School der Eerste Klasse met Nederlands als leervak/voertaal:
1908: 42 scholen (van 55) × 156 (gemiddeld aantal leerlingen) = 6552 ll. × 50% (klas 3-6) = 3276 ll. 1909: 54 scholen (van 61) × 159 (idem) = 8586 × 50% (idem) = 4293 ll. 1910: 62 scholen (van 68) × 149 (idem) = 9238 × 50% (idem) = 4619 ll. 1911: 68 scholen (van 77) × 179 (idem) = 12172 × 50% (idem) = 6080 ll.
-
voetnoot3
- Het betreft hier een schatting van het aantal leerlingen op de Inlandse School der Eerste Klasse met Nederlands als leervak/voertaal:
1908: 42 scholen (van 55) × 156 (gemiddeld aantal leerlingen) = 6552 ll. × 50% (klas 3-6) = 3276 ll. 1909: 54 scholen (van 61) × 159 (idem) = 8586 × 50% (idem) = 4293 ll. 1910: 62 scholen (van 68) × 149 (idem) = 9238 × 50% (idem) = 4619 ll. 1911: 68 scholen (van 77) × 179 (idem) = 12172 × 50% (idem) = 6080 ll.
-
voetnoot4
- Met ingang van 1912 in alle klassen Nederlands leervak of voertaal.
-
voetnoot4
- Met ingang van 1912 in alle klassen Nederlands leervak of voertaal.
-
voetnoot4
- Met ingang van 1912 in alle klassen Nederlands leervak of voertaal.
-
voetnoot5
- Met ingang van 1914 werd de Inlandse School der Eerste Klasse gereorganiseerd tot H.I.S.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot2
- Voor de Bijzondere H.I.S. zijn niet altijd volledige opgaven voorhanden, zodat de aantallen in werkelijkheid hoger liggen.
Indien de landsaard voor de Bijzondere H.I.S. niet bekend is, worden de leerlingen bij Inl. opgenomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot2
- Voor de Bijzondere H.I.S. zijn niet altijd volledige opgaven voorhanden, zodat de aantallen in werkelijkheid hoger liggen.
Indien de landsaard voor de Bijzondere H.I.S. niet bekend is, worden de leerlingen bij Inl. opgenomen.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, met aanvullingen en correcties KV.
-
voetnoot2
- Openbare Speciale School: Naast de Ambonse Burgerschool en de Depokse school (zie Bijlage VIII) werden er in de twintigste eeuw een aantal nieuwe Speciale Scholen opgericht, vaak door de omvorming van een reeds bestaande Inlandse School der Eerste Klasse: Menadose School (1901), Langkatse School te Tandjong Poera, Oostkust Sumatra (1904), Assahanse School te Tandjong Balei, Oostkust Sumatra (1905), Delise School te Medan, Oostkust Sumatra (1905), Sambase School te Borneo (1910), Saparoease School, Molukken (1911), Serdangse School, Oostkust Sumatra (1911), Tondanose School, Minahasa (1912), Langoanse School, Minahasa (1912), Airmadidihse School, Minahasa (1912), Amoerangse School, Minahasa (1912), Makassarse School (1914).
Speciaal voor kinderen van Inheemse Christelijke militairen afkomstig uit de residentie Menado, Amboina, Ternate en Timor, werden in 1911 op Java Speciale Scholen geopend te Tjimahi, Magelang en Koetaradja.
-
voetnoot3
- Periode 1900-13: Meisjesschool te Tomohon, Minahasa (1881), Hollands-Batakse School te Sigompoelan (residentie Tapanoeli) (1911), Meisjesschool ‘Mardi Kenja’ te Soerabaja (1912). Van der Wal (1963:694) geeft enigszins hogere aantallen (door ten onrechte opname van enkele namiddagcursussen?).
-
voetnoot4
- In periode 1914-26 is de Bijzondere Speciale School opgenomen bij Bijzondere H.I.S.
-
voetnoot2
- Openbare Speciale School: Naast de Ambonse Burgerschool en de Depokse school (zie Bijlage VIII) werden er in de twintigste eeuw een aantal nieuwe Speciale Scholen opgericht, vaak door de omvorming van een reeds bestaande Inlandse School der Eerste Klasse: Menadose School (1901), Langkatse School te Tandjong Poera, Oostkust Sumatra (1904), Assahanse School te Tandjong Balei, Oostkust Sumatra (1905), Delise School te Medan, Oostkust Sumatra (1905), Sambase School te Borneo (1910), Saparoease School, Molukken (1911), Serdangse School, Oostkust Sumatra (1911), Tondanose School, Minahasa (1912), Langoanse School, Minahasa (1912), Airmadidihse School, Minahasa (1912), Amoerangse School, Minahasa (1912), Makassarse School (1914).
Speciaal voor kinderen van Inheemse Christelijke militairen afkomstig uit de residentie Menado, Amboina, Ternate en Timor, werden in 1911 op Java Speciale Scholen geopend te Tjimahi, Magelang en Koetaradja.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot3
- Periode 1900-13: Meisjesschool te Tomohon, Minahasa (1881), Hollands-Batakse School te Sigompoelan (residentie Tapanoeli) (1911), Meisjesschool ‘Mardi Kenja’ te Soerabaja (1912). Van der Wal (1963:694) geeft enigszins hogere aantallen (door ten onrechte opname van enkele namiddagcursussen?).
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, met aanvullingen en correcties KV.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot1
- Tot 1929 gegevens einde kalenderjaar. Vanaf 1929-30 gegevens einde schooljaar. Met ingang van 1929-30 zijn de niet-gesubsidieerde bijzondere scholen niet meer meegerekend, waardoor de aantallen lager uitkomen.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan Bijlage IX-XIII.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan Bijlage IX-XIII.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan Bijlage IX-XIII.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan H.I.O.C. (1929-31, deel 2-2: tabel Xa) en AVO 1938-39. Het betreft hier het totaal van het openbaar onderwijs en het gesubsidieerd bijzonder onderwijs.
-
voetnoot2
- De aantallen zijn inclusief Speciale School en Schakelschool.
-
voetnoot3
- Voor 1920 is geen specificatie jongens-meisjes voorhanden.
-
voetnoot3
- Voor 1920 is geen specificatie jongens-meisjes voorhanden.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, met aanvullingen KV. De gegevens zijn onvolledig en de vermelde aantallen zijn dus in werkelijkheid hoger. In de meeste gevallen wordt er in AVO geen onderscheid gemaakt tussen Inheemsen en Vreemde Oosterlingen. Het aantal Vreemde Oosterlingen is relatief klein in deze vormen van onderwijs. Een indicatie daarvoor vormen de gegevens over de jaren 1936-1940: zie Bijlage XIXb.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot2
- Schatting op basis van het gemiddelde aantal leerlingen per vervolgsschool, vermenigvuldigd met het aantal Meisjesvervolgscholen waar Nederlands wordt gegeven:
1924: 8 scholen × 79 (= gemiddeld aantal leerlingen schooljaar 1929-30) = 632.
1925: 13 scholen × 79 (idem) = 1027.
1929-30: 137 scholen × 79 = 10793, o.w. 137 × 0.21 = 29 Vr.O.
1930-31: 160 scholen × 89 = 13890, o.w. 160 × 0.24 = 38 Vr.O.
1931-32: 183 scholen × 93 = 17022, o.w. 183 × 0.26 = 47 Vr.O.
-
voetnoot2
- Schatting op basis van het gemiddelde aantal leerlingen per vervolgsschool, vermenigvuldigd met het aantal Meisjesvervolgscholen waar Nederlands wordt gegeven:
1924: 8 scholen × 79 (= gemiddeld aantal leerlingen schooljaar 1929-30) = 632.
1925: 13 scholen × 79 (idem) = 1027.
1929-30: 137 scholen × 79 = 10793, o.w. 137 × 0.21 = 29 Vr.O.
1930-31: 160 scholen × 89 = 13890, o.w. 160 × 0.24 = 38 Vr.O.
1931-32: 183 scholen × 93 = 17022, o.w. 183 × 0.26 = 47 Vr.O.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot3
- In verband met bezuinigingen in 1930-31 cursussen op Java-Madoera gesloten, in 1932-33 idem in de Buitengewesten.
-
voetnoot2
- Schatting op basis van het gemiddelde aantal leerlingen per vervolgsschool, vermenigvuldigd met het aantal Meisjesvervolgscholen waar Nederlands wordt gegeven:
1924: 8 scholen × 79 (= gemiddeld aantal leerlingen schooljaar 1929-30) = 632.
1925: 13 scholen × 79 (idem) = 1027.
1929-30: 137 scholen × 79 = 10793, o.w. 137 × 0.21 = 29 Vr.O.
1930-31: 160 scholen × 89 = 13890, o.w. 160 × 0.24 = 38 Vr.O.
1931-32: 183 scholen × 93 = 17022, o.w. 183 × 0.26 = 47 Vr.O.
-
voetnoot2
- Schatting op basis van het gemiddelde aantal leerlingen per vervolgsschool, vermenigvuldigd met het aantal Meisjesvervolgscholen waar Nederlands wordt gegeven:
1924: 8 scholen × 79 (= gemiddeld aantal leerlingen schooljaar 1929-30) = 632.
1925: 13 scholen × 79 (idem) = 1027.
1929-30: 137 scholen × 79 = 10793, o.w. 137 × 0.21 = 29 Vr.O.
1930-31: 160 scholen × 89 = 13890, o.w. 160 × 0.24 = 38 Vr.O.
1931-32: 183 scholen × 93 = 17022, o.w. 183 × 0.26 = 47 Vr.O.
-
voetnoot2
- Schatting op basis van het gemiddelde aantal leerlingen per vervolgsschool, vermenigvuldigd met het aantal Meisjesvervolgscholen waar Nederlands wordt gegeven:
1924: 8 scholen × 79 (= gemiddeld aantal leerlingen schooljaar 1929-30) = 632.
1925: 13 scholen × 79 (idem) = 1027.
1929-30: 137 scholen × 79 = 10793, o.w. 137 × 0.21 = 29 Vr.O.
1930-31: 160 scholen × 89 = 13890, o.w. 160 × 0.24 = 38 Vr.O.
1931-32: 183 scholen × 93 = 17022, o.w. 183 × 0.26 = 47 Vr.O.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot4
- Invoering van Nederlands als leervak op de scholen C, D en E vanaf 1932-33. Tot 1936-37 geen gegevens hierover bekend.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot1
- Schatting op basis van het voorafgaande en volgende jaar.
-
voetnoot5
- 1925: op 3 van de 5 scholen (totaal 302 leerlingen) Nederlands leervak.
1926: Nederlands verplicht leervak op de Meisjesnormaalscholen (1926 422 leerlingen; 1927 470). Op Jongensnormaalscholen (in 1926 1.135 leerlingen; in 1927 1.312) wordt Nederlands facultatief buiten de schooluren onderwezen. In de berekeningen is het aantal meisjes vermeerderd met 50% van het aantal jongens. In 1928 wordt Nederlands tevens verplicht leervak op de Jongensnormaalschool.
-
voetnoot5
- 1925: op 3 van de 5 scholen (totaal 302 leerlingen) Nederlands leervak.
1926: Nederlands verplicht leervak op de Meisjesnormaalscholen (1926 422 leerlingen; 1927 470). Op Jongensnormaalscholen (in 1926 1.135 leerlingen; in 1927 1.312) wordt Nederlands facultatief buiten de schooluren onderwezen. In de berekeningen is het aantal meisjes vermeerderd met 50% van het aantal jongens. In 1928 wordt Nederlands tevens verplicht leervak op de Jongensnormaalschool.
-
voetnoot5
- 1925: op 3 van de 5 scholen (totaal 302 leerlingen) Nederlands leervak.
1926: Nederlands verplicht leervak op de Meisjesnormaalscholen (1926 422 leerlingen; 1927 470). Op Jongensnormaalscholen (in 1926 1.135 leerlingen; in 1927 1.312) wordt Nederlands facultatief buiten de schooluren onderwezen. In de berekeningen is het aantal meisjes vermeerderd met 50% van het aantal jongens. In 1928 wordt Nederlands tevens verplicht leervak op de Jongensnormaalschool.
-
voetnoot6
- In 1933 worden de laatste leergangen van het Algemeen Nederlands Verbond gesloten.
-
voetnoot*
- Gegevens ontleend aan AVO, met aanvullingen KV. De gegevens zijn onvolledig en de vermelde aantallen zijn dus in werkelijkheid hoger. In de meeste gevallen wordt er in AVO geen onderscheid gemaakt tussen Inheemsen en Vreemde Oosterlingen. Het aantal Vreemde Oosterlingen is relatief klein in deze vormen van onderwijs. Een indicatie daarvoor vormen de gegevens over de jaren 1936-1940: zie Bijlage XIXb.
-
voetnoot*
- Gegevens juni 1947 ontleend aan: Statistik 1947; juni 1948: Statistik 1948; augustus 1948: Enig cijfermateriaal 1948; juni 1949: Statistik 1949; augustus 1949: Beberapa angka 1949; september 1951: Statistik 1951; juli 1952: Statistik 1952.
-
voetnoot1
- In deze vorm van lager onderwijs is aanvankelijk het Indonesisch de voertaal en wordt Nederlands als leervak onderwezen. Op den duur wordt er overgegaan op het gebruiken van het Nederlands als voertaal.
-
voetnoot2
- De gegevens voor 1947 en 1948 gelden alleen voor de gebieden onder Nederlands bestuur, dat wil zeggen voor slechts enkele stedelijke gebieden op Java en Sumatra en voorts voor Borneo (Kalimantan) en Oost-Indonesië. Alleen de gegevens voor Oost-Indonesië geven een redelijk volledig beeld van de onderwijssituatie.
Het zogenaamde ‘herstelonderwijs’ is niet in de cijfers opgenomen.
-
voetnoot2
- De gegevens voor 1947 en 1948 gelden alleen voor de gebieden onder Nederlands bestuur, dat wil zeggen voor slechts enkele stedelijke gebieden op Java en Sumatra en voorts voor Borneo (Kalimantan) en Oost-Indonesië. Alleen de gegevens voor Oost-Indonesië geven een redelijk volledig beeld van de onderwijssituatie.
Het zogenaamde ‘herstelonderwijs’ is niet in de cijfers opgenomen.
-
voetnoot3
- In de gegevens voor begin schooljaar 1948-49 ontbreken de gegevens voor Oost-Indonesië, Pasoendan en de Republiek. Zoals uit de cijfers blijkt, wordt op veel scholen eerst met ingang van dit schooljaar begonnen met de invoering van Nederlands als voertaal.
-
voetnoot7
- In augustus 1948 wordt vermeld dat er op 331 scholen Nederlands als leervak wordt onderwezen. In augustus 1949 wordt het aantal van 33 scholen genoemd.
-
voetnoot4
- De gegevens voor 1949 gelden voor het zogenaamde Renville-gebied en zijn daarmee te vergelijken met de gegevens over het jaar 1948. Alleen de scholen vallend onder het (voormalige) Departement van Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen te Jakarta zijn opgenomen.
-
voetnoot5
- In de gegevens voor begin schooljaar 1949-50 ontbreken de gegevens voor Oost-Indonesië, Pasoendan, de Republiek en Nieuw-Guinea.
-
voetnoot7
- In augustus 1948 wordt vermeld dat er op 331 scholen Nederlands als leervak wordt onderwezen. In augustus 1949 wordt het aantal van 33 scholen genoemd.
-
voetnoot6
- Het betreft hier alleen het door de Indonesische overheid gesubsidieerde onderwijs met Nederlands als voertaal. De gegevens voor Oost-Indonesië zijn in de statistiek niet opgenomen.
Het door de Stichting Nederlands Onderwijs in Indonesië gesubsidieerde Nederlandstalige onderwijs, bedoeld voor met name de in Indonesië verblijvende Nederlandse kinderen, valt hier buiten (zie IV.6.3).
-
voetnoot6
- Het betreft hier alleen het door de Indonesische overheid gesubsidieerde onderwijs met Nederlands als voertaal. De gegevens voor Oost-Indonesië zijn in de statistiek niet opgenomen.
Het door de Stichting Nederlands Onderwijs in Indonesië gesubsidieerde Nederlandstalige onderwijs, bedoeld voor met name de in Indonesië verblijvende Nederlandse kinderen, valt hier buiten (zie IV.6.3).
-
voetnoot2
- De gegevens voor 1947 en 1948 gelden alleen voor de gebieden onder Nederlands bestuur, dat wil zeggen voor slechts enkele stedelijke gebieden op Java en Sumatra en voorts voor Borneo (Kalimantan) en Oost-Indonesië. Alleen de gegevens voor Oost-Indonesië geven een redelijk volledig beeld van de onderwijssituatie.
Het zogenaamde ‘herstelonderwijs’ is niet in de cijfers opgenomen.
-
voetnoot8
- Hiervan zit in 1947 49% in de 1e klas, 21.5% in de 2e klas, 10.5% in de 3e klas, en 19% in klas 4, 5 en 6 samen. Voor 1948 zijn deze percentages respectievelijk 34%, 25,5%, 14,5% en 26%. Voor 1949 respectievelijk 29%, 26%, 19% en 26%.
-
voetnoot2
- De gegevens voor 1947 en 1948 gelden alleen voor de gebieden onder Nederlands bestuur, dat wil zeggen voor slechts enkele stedelijke gebieden op Java en Sumatra en voorts voor Borneo (Kalimantan) en Oost-Indonesië. Alleen de gegevens voor Oost-Indonesië geven een redelijk volledig beeld van de onderwijssituatie.
Het zogenaamde ‘herstelonderwijs’ is niet in de cijfers opgenomen.
-
voetnoot8
- Hiervan zit in 1947 49% in de 1e klas, 21.5% in de 2e klas, 10.5% in de 3e klas, en 19% in klas 4, 5 en 6 samen. Voor 1948 zijn deze percentages respectievelijk 34%, 25,5%, 14,5% en 26%. Voor 1949 respectievelijk 29%, 26%, 19% en 26%.
-
voetnoot3
- In de gegevens voor begin schooljaar 1948-49 ontbreken de gegevens voor Oost-Indonesië, Pasoendan en de Republiek. Zoals uit de cijfers blijkt, wordt op veel scholen eerst met ingang van dit schooljaar begonnen met de invoering van Nederlands als voertaal.
-
voetnoot4
- De gegevens voor 1949 gelden voor het zogenaamde Renville-gebied en zijn daarmee te vergelijken met de gegevens over het jaar 1948. Alleen de scholen vallend onder het (voormalige) Departement van Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen te Jakarta zijn opgenomen.
-
voetnoot8
- Hiervan zit in 1947 49% in de 1e klas, 21.5% in de 2e klas, 10.5% in de 3e klas, en 19% in klas 4, 5 en 6 samen. Voor 1948 zijn deze percentages respectievelijk 34%, 25,5%, 14,5% en 26%. Voor 1949 respectievelijk 29%, 26%, 19% en 26%.
-
voetnoot5
- In de gegevens voor begin schooljaar 1949-50 ontbreken de gegevens voor Oost-Indonesië, Pasoendan, de Republiek en Nieuw-Guinea.
-
voetnoot6
- Het betreft hier alleen het door de Indonesische overheid gesubsidieerde onderwijs met Nederlands als voertaal. De gegevens voor Oost-Indonesië zijn in de statistiek niet opgenomen.
Het door de Stichting Nederlands Onderwijs in Indonesië gesubsidieerde Nederlandstalige onderwijs, bedoeld voor met name de in Indonesië verblijvende Nederlandse kinderen, valt hier buiten (zie IV.6.3).
-
voetnoot6
- Het betreft hier alleen het door de Indonesische overheid gesubsidieerde onderwijs met Nederlands als voertaal. De gegevens voor Oost-Indonesië zijn in de statistiek niet opgenomen.
Het door de Stichting Nederlands Onderwijs in Indonesië gesubsidieerde Nederlandstalige onderwijs, bedoeld voor met name de in Indonesië verblijvende Nederlandse kinderen, valt hier buiten (zie IV.6.3).
-
voetnoot9
- De gebruikte afkortingen staan voor: Java, Sumatra, Borneo (Kalimantan), Oost-Indonesië en Nieuw-Guinea.
-
voetnoot2
- De gegevens voor 1947 en 1948 gelden alleen voor de gebieden onder Nederlands bestuur, dat wil zeggen voor slechts enkele stedelijke gebieden op Java en Sumatra en voorts voor Borneo (Kalimantan) en Oost-Indonesië. Alleen de gegevens voor Oost-Indonesië geven een redelijk volledig beeld van de onderwijssituatie.
Het zogenaamde ‘herstelonderwijs’ is niet in de cijfers opgenomen.
-
voetnoot2
- De gegevens voor 1947 en 1948 gelden alleen voor de gebieden onder Nederlands bestuur, dat wil zeggen voor slechts enkele stedelijke gebieden op Java en Sumatra en voorts voor Borneo (Kalimantan) en Oost-Indonesië. Alleen de gegevens voor Oost-Indonesië geven een redelijk volledig beeld van de onderwijssituatie.
Het zogenaamde ‘herstelonderwijs’ is niet in de cijfers opgenomen.
-
voetnoot3
- In de gegevens voor begin schooljaar 1948-49 ontbreken de gegevens voor Oost-Indonesië, Pasoendan en de Republiek. Zoals uit de cijfers blijkt, wordt op veel scholen eerst met ingang van dit schooljaar begonnen met de invoering van Nederlands als voertaal.
-
voetnoot4
- De gegevens voor 1949 gelden voor het zogenaamde Renville-gebied en zijn daarmee te vergelijken met de gegevens over het jaar 1948. Alleen de scholen vallend onder het (voormalige) Departement van Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen te Jakarta zijn opgenomen.
-
voetnoot5
- In de gegevens voor begin schooljaar 1949-50 ontbreken de gegevens voor Oost-Indonesië, Pasoendan, de Republiek en Nieuw-Guinea.
-
voetnoot6
- Het betreft hier alleen het door de Indonesische overheid gesubsidieerde onderwijs met Nederlands als voertaal. De gegevens voor Oost-Indonesië zijn in de statistiek niet opgenomen.
Het door de Stichting Nederlands Onderwijs in Indonesië gesubsidieerde Nederlandstalige onderwijs, bedoeld voor met name de in Indonesië verblijvende Nederlandse kinderen, valt hier buiten (zie IV.6.3).
-
voetnoot6
- Het betreft hier alleen het door de Indonesische overheid gesubsidieerde onderwijs met Nederlands als voertaal. De gegevens voor Oost-Indonesië zijn in de statistiek niet opgenomen.
Het door de Stichting Nederlands Onderwijs in Indonesië gesubsidieerde Nederlandstalige onderwijs, bedoeld voor met name de in Indonesië verblijvende Nederlandse kinderen, valt hier buiten (zie IV.6.3).
-
voetnoot2
- De gegevens voor 1947 en 1948 gelden alleen voor de gebieden onder Nederlands bestuur, dat wil zeggen voor slechts enkele stedelijke gebieden op Java en Sumatra en voorts voor Borneo (Kalimantan) en Oost-Indonesië. Alleen de gegevens voor Oost-Indonesië geven een redelijk volledig beeld van de onderwijssituatie.
Het zogenaamde ‘herstelonderwijs’ is niet in de cijfers opgenomen.
-
voetnoot2
- De gegevens voor 1947 en 1948 gelden alleen voor de gebieden onder Nederlands bestuur, dat wil zeggen voor slechts enkele stedelijke gebieden op Java en Sumatra en voorts voor Borneo (Kalimantan) en Oost-Indonesië. Alleen de gegevens voor Oost-Indonesië geven een redelijk volledig beeld van de onderwijssituatie.
Het zogenaamde ‘herstelonderwijs’ is niet in de cijfers opgenomen.
-
voetnoot3
- In de gegevens voor begin schooljaar 1948-49 ontbreken de gegevens voor Oost-Indonesië, Pasoendan en de Republiek. Zoals uit de cijfers blijkt, wordt op veel scholen eerst met ingang van dit schooljaar begonnen met de invoering van Nederlands als voertaal.
-
voetnoot4
- De gegevens voor 1949 gelden voor het zogenaamde Renville-gebied en zijn daarmee te vergelijken met de gegevens over het jaar 1948. Alleen de scholen vallend onder het (voormalige) Departement van Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen te Jakarta zijn opgenomen.
-
voetnoot5
- In de gegevens voor begin schooljaar 1949-50 ontbreken de gegevens voor Oost-Indonesië, Pasoendan, de Republiek en Nieuw-Guinea.
-
voetnoot6
- Het betreft hier alleen het door de Indonesische overheid gesubsidieerde onderwijs met Nederlands als voertaal. De gegevens voor Oost-Indonesië zijn in de statistiek niet opgenomen.
Het door de Stichting Nederlands Onderwijs in Indonesië gesubsidieerde Nederlandstalige onderwijs, bedoeld voor met name de in Indonesië verblijvende Nederlandse kinderen, valt hier buiten (zie IV.6.3).
-
voetnoot6
- Het betreft hier alleen het door de Indonesische overheid gesubsidieerde onderwijs met Nederlands als voertaal. De gegevens voor Oost-Indonesië zijn in de statistiek niet opgenomen.
Het door de Stichting Nederlands Onderwijs in Indonesië gesubsidieerde Nederlandstalige onderwijs, bedoeld voor met name de in Indonesië verblijvende Nederlandse kinderen, valt hier buiten (zie IV.6.3).
|