Kronijk van Zierikzee
(1821)–Olivier Groeneyk– Auteursrechtvrijten vervolge op die van J. de Kanter Phil.z
Latijnsche School.Deze School, in welke de Jeugd in de Latijnsche | |
[pagina 17]
| |
en Grieksche talen, en verder in alle die voorbereidende wetenschappen, welke bij het Besluit van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden van den 2 Augustus 1815, eerste Hoofdstuk, de Latijnsche Scholen zijn voorgeschreven, schijnt al zeer vroeg in deze Stad bestaan te hebben. Dezelve was reeds in het jaar 1304 met een Previlegie van Willem van Henegouwen begunstigd; weleer was deze School in zeker huis in het St. Lievensstraatje, aan de Noordzijde van het Kerkhof. In het jaar 1522, is dezelve in een ander huis in de St. Anthoniestraat overgebragt, alwaar dezelve nog op heden bestaat. Boven den ingang dezer School vindt men de spreuk van den Latijnschen Dichter Horatius Coelo Musa beat, benevens het jaartal 1622 4/2. Het is op deze School, alwaar den beroemden Staatsman en Dichter Jacob Cats, onder den Rector Dirk Kemp, de eerste gronden zijner uitmuntende talenten verkreeg, zoo als hij in zijn twee en tachtig jarig leven, daarvan het volgende zegt: ‘Ik konde mij voor eerst tot leeren niet begeven: De School van Zierickze scheen mij een droevig leven; Soo dat het eerste jaar geheel ten eijnde quam, Eer dat ick recht begon en iet ter herten nam. Ons meester was een man gantsch kluchtig in manieren, Hij liet hem al te veel of al te luttel vieren: Nu deftig als een Prins in zijn geduchte magt, Dan weder als een kint en uijtermate sagt.’ | |
Fransche Scholen.De Fransche School voor jonge Heeren is mede in de St. Anthoniestraat, naast de Latijnsche. | |
[pagina 18]
| |
Die der jonge Jufvrouwen op de Noordzijde der oude Haven. | |
Nederduitsche Scholen.Behalven de drie hier bovengemelde Scholen, zijn er nog drie Nederduitsche, in een van welke ook in de Fransche taal onderwijs wordt gegeven. De Rector der Latijnsche School, de Instituteur en Institutrice der Fransche Scholen genieten, behalven een tractement van Stads wege, ook vrije woning. De eerste en derde Nederduitsche Schoolonderwijzers genieten ook van de Stad zeker traktement, doch zonder vrije woning. | |
Koophandel, Zeevaart ctc.Na den jare 1795, onder het Bataafsch of Republikeins bewind, en zelfs onder het gematigd Bestuur van Lodewijk Napoléon, ging het den Koophandel binnen deze Stad, zoo al niet voordeelig, ten minsten tamelijk wel; daar ondanks den oorlog met Engeland, de Zeevaart onder neutrale vlaggen, zoo veel doenlijk was, wierd gaande gehouden; gedurende die jaren, voeren nog elf Schepen ter Koopvaardij van deze Haven. Ook wierd in het jaar 1803, door de Heeren S. Boeye en N.J. van Ysselsteyn welk weleer als Luitenant ter Zee gevaren had, en de ongelukkige Zeeslag van den 11 October 1797 onder den Admiraal de Winter, had bijgewoond, een zoogenaamde Slavenhaalder naar de kust van Guinée uitgereedt, onder toezigt van gemelden Heer van Yssel- | |
[pagina 19]
| |
steyn als Kargadoor, doch welk Schip, op deszelfs uitreize niet verre van de Spaansche, of Portugeesche kunsten, verging, waarbij de Heer van Ysselsteyn, zijn graf in den afgrond vondt, nalatende eene nog jonge weduwe, en een eenig zoontje.
Niet alleen wierd de Zeevaart in die tijden door de Engelschen, hoe zeer die de neutrale vlaggen eerbiedigden, moeijelijk gemaakt; maar onze voormalige geallieerden, de Franschen, namen onze Schepen onder allerhande voorwendsels, door derzelver Kapers, in onze eigene Zeegaten en binnen de tonnen weg; alle terugvorderingen waren vruchteloos. Bij de inlijving van ons Vaderland in het Rijk van den werelddwinger Napoléon kreeg den Handel, Zeevaart en Visscherij haren laatsten slag; zoo als wij hierna breeder zullen vermelden. Met de Visscherij was en ging het even zoo als met de Koopvaart. In het jaar 1796 telde men alhier nog zeven Visch-Schepen, deze verminderden, uit hoofde der zware kosten van Naturalisatie, allengskens. Gedurende de jaren 1799, 1800 en 1802 voeren er om bovengemelde reden, dan eens één en dan eens twee Schepen ter Visscherij. In den jare 1818, tijdens de oprigting eener nieuwe Visscherij, was het getal der Visch-Schepen, zoo door verkoop als afbraak, tot op twee oude en bijna onbruikbare verminderd. |
|