Kronijk van Zierikzee
(1821)–Olivier Groeneyk– Auteursrechtvrijten vervolge op die van J. de Kanter Phil.z
[pagina 15]
| |
De Oude en Nieuwe Haven.Deze waren zeer in verval, en ofschoon van tijd tot tijd de hoogstnoodzakelijke reparatien aan dezelve geschiedde, waren zij echter bij de omwenteling van 1813 zoodanig verachterd, dat zij op de meeste plaatsen, vooral aan de Oude Haven, geheel dreigden in te storten, en ook werkelijk ingestort waren. Doch de Stedelijke kas, geheel buiten staat zijnde de importante kosten tot het reëele herstel dezer werken te dragen, besloot het Stadsbestuur, welke de reeds zoo langen tijd gedrukte ingezetenen geene verdere of meerdere belastingen wilde opleggen, zich tot Zijne Majesteit der Koning der Nederlanden te wenden, en Hoogstdeszelfs autorisatie te verzoeken, tot het doen eener Negotiatie van ƒ40,000 bij een Huis van Negotie te Amsterdam; welke autorisatie door Hooggedachte Zijne Majesteit in den jare 1815 goedgunstig verleend zijnde, is hier vorengemelde Negotiatie, volgens getroffene overeenkomst tusschen Heeren Burgemeesteren der Stad Zierikzee, en de Heeren S. en D. Saportas, te Amsterdam, tot stand gebragt; onder speciale voorwaarde, dat, voor de kapitale som en interessen, af te lossen in acht achtereenvolgende jaren, zoude worden verbonden de Effecten der gemelde Stad, uit het Legaat van wijlen Mr. Pieter Mogge aankomende. Zoodra nu dit alles, naar behooren en overeenkomstig de dispositie van Zijne Majesteit, tot | |
[pagina 16]
| |
volkomenheid was gebragt, werd in het begin van het daaraanvolgende jaar 1815 met de herstelling dezer Havenwerken eenen aanvang gemaakt, met dat goed gevolg, dat door het herstel dezer zoo zeer vervallene werken, de Stad als het ware op nieuw, uit den afgrond, waarin zij gedompeld was, tevoorschijn kwam. Ter gedachtenis van het herstel dezer voor de Stad zoo gewigtige als kostbare werken, wierd, na dat dezelve geheel voltooid waren, aan de oostzijde der groote of zoogenaamde Steenenbrug, in arduinsteen het volgende Monument geplaatst:
In het jaar 1816, zijn de Kaaijen dezer Stad Zierikzee, onder het Bestuur der Edele Achtbare Heeren Burgemeesteren: F.W.J. den Boer en M.C. de Crane, en de Heeren Leden der Commissie van Financien: W. Crannenburg, Mr. M.B. de Jonge, J. Nelemans. Mr. H.A. van Ysselsteijn, Secretaris der Commissie, en K. de Kruiff, Stads Fabriek; gedeeltelijk hersteld, gedeeltelijk vernieuwd. Zoo dat Zierikzee, door het weldadig besluit van Neêrlandsch geëerbiedigden en hartelijk geliefden Koning willem den eersten, de teederste blijken zijner welwillenheid, om haar uit haren bedroefden staat wederom op te beuren, heeft mogen ondervinden. |
|