| |
Zamenspraak tusschen een Dronkaart en Minnaar.
Toon: La Cournoir.
'K Heb voor dezen schier altyt,
Onder Juffers, omgesworven:
Maar ik ben die plaagh nu quyt,
En dat leven afgestorven.
Ik verslyt voortaan myn jeught,
In een veel aangenamer vreught.
Wegh met laffe Maaghdelippen,
Schoon ze blinken, als Robyn;
Nu ik kus der glazen tippen,
Vinde ik vreughde, niet in schyn,
Maar in waarheit, by den Wyn.
| |
| |
'K plagh voor dezen wel een kan
Mee te werpen, door de glazen,
En te zuipen, als een man,
Onder brave Bacchus bazen:
Maar die kermiskoek is op:
'K geef aan de kroegen nu de schop.
Wegh met kostlik domineren,
Hoe het ook behage uw' zin:
Nu ik ben aan 't Juffriseren,
Vinde ik beter wellust, in
Tplegen van de zoete min.
Zotte Minnaar, als gy zyt!
Laat de trotze Juffers varen:
Kom by ons weer, die gewyt
Zyn, tot Bacchus Wynaltaren;
Zoo verkryght gy al 't geneught,
Dat oit een lichten geest verheught.
Vryheit, drinken, quinkkeleeren,
Uit een onbekommert hart,
Pypjes, kaartspel en verkeeren,
En al wat de ziele ontwart,
Uit gevoelen van haar smart.
Dwaze Dronkaart! 'k heb geen oor,
Voor uwe onbedaghte reden.
Volgh gy liever ons, op 't spoor,
Die aan min den tyt besteden;
| |
| |
Zoo bekomt gy al 't vermaak,
Dat oit kan kittlen wellusts smaak.
Lieve lachjes, zoete lonkjes,
Vlyend kouten vol ontzagh,
Zuikre kusjes, nektardronkjes,
En wat lust de minne plagh
Meer te brengen, voor den dagh.
Zegh veel liever: vroegh en spaad,
Twulpze dier naar 't gat te loopen:
Staagh te smeken, om genaad,
En voor al u jankend hoopen,
Niets te krygen als een neen:
Of is het wat een blauwe scheen,
Met een paar verbleekte koonen,
Of ziet gy uw min beloonen?
Tis meest, met een knorrigh wyf,
Huisverdriet voor tytverdryf.
Houd, Mevrient, 't is hoogh genoegh
'K raak zoo licht niet in uw fuikken.
Want wat geeft u toch de kroegh?
Dikvermaste waterbuikken,
Leege beurzen zonder gelt,
Harss'nen los en ongestelt,
Moorden, van uw eigen leven,
En by elk versmaat te zyn.
| |
| |
Daarom wil ik my begeven,
In den dienst van Rosalyn,
Me mea disperdat nullo prohibente puellae.
|
|