Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 383] [p. 383] Tweede Antwoordt. DOor 't kennen van uw' schult hebt ghy my meer geschonken Als ick u geven kan. 'k Bekenn' ick was te rap Tot toornigheyt geneyght: soo licht'lijck raeckt men schrap Tot yets dat niet en deught. Mijn' gramschap was gesonken Soo haest ick u maer sagh: Noch meer toen 'k had gedronken U soet, suur, bitter Vers: waer in uw herte-sap Sijn werckingh had gedaen; soo doet uw Vryerschap, Die mijn genegentheyt, en Dochters, kunt ontvonken Tot liefde. Heb ick u gehoont door mijn gedicht, 'k Verspeck vergiffenis; gy had yets aengericht Dat ick soo niet verstont. Maer om dat toorn en zeden Niet t' samen kunnen gaen; ('t zijn Doornen in een Landt Dat anders Vruchten draegt) soo houd ick d' oude trant En wied de toorne uyt, en keer my tot de reden. P.Y. van der Hof. Vorige Volgende