Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 381] [p. 381] Noch eens aen de selve. Op het ongeoorloft meê-nemen van mijn Rijm-konst. MYns wetens heb ick u die vrijheyt noyt geschonken, Dat ghy mijn Rijm-konst soo lichtvaerdigh en soo rap Sout brengen buytens huys, en stellen uw dan schrap Met mijn onnooselheyt te spotten. Was 't versonken In 't diepste van de Zee; soo was mijn smaet verdronken. Of was het door-geweeckt in Aqua-fort, wiens sap De letters voort verteert, soo soud' uw' Vryerschap Geen reden vinden, om daer and'ren door t' ontfonken Tot lachen: 'k heb het u somtijts getoont, 't bleef dicht Voor and'ren, die als gy niet waren afgericht: Waer van ick onderwijs kond' krijgen, sulcke zeden Versoeck ick dat gy laet, of vaer naer sulcken Landt Daer 't spotten eerlijck is. Ick kenn' mijn eygen trant, En weet wel wat het is, 't zijn woorden sonder reden. P.Y. van der Hof. Vorige Volgende