Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 373] [p. 373] Eerste Antwoordt. HEb danck voor d' Uchten-dranck, die gy my hebt geschoncken, Waer door mijn logge geest, weêr vaerdigh wierd', en rap Om yets te dichten, niet, dat ick my stelle schrap Uw juyste Zang-heldin te volgen: 'k lag versoncken In waen soo 'k sulcx deê, 'k heb noyt soo veel gedroncken (Hoewel 't my goet sou zijn) van wijsheyts dierbaer sab Als gy, het geen ick doe, ontrent mijn Vryerschap, 't Geen Godt noch u behaeght, sal, hoop ick, door de voncken Van deugt, in d' ouderdom verstuyven. Was mijn dicht Soo wel als 't uwe is konst-matigh afgericht: 'k Bestrafte al mijn quaedt, en hatelijcke zeden, Op hoop, om na mijn doodt, het eeuwigh Vaderland Te bouwen, en aldaer met Goddelijcke trant Te singen, Godt zy d' eer na waerheyt en na reden. J. Zoutman. Vorige Volgende