Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 263] [p. 263] Antwoordt op de Pause. 'K Las uw verzoek terwijl ik bezigh was met rooken, Waar in ik lust tot rust en schultbetalingh zagh. Maar meenje, Vriendtje, dat mijn geest zoo veel vermagh Dat ik uw' rijm voldoe en noch met u kan smooken. Uw' vrientschap zoekt de koud mijn 's breins wel wech te stoken, Doch schoon ick niet ben Paeps 'k eysch echter vasten-dagh Van uw' Poëtenkost, die ik zoo dickwils plagh Te nutten, dat ik nu in zatheit zit gedoken. Nu min ik wel u vyer, en Zomers meer uw' Hof: Maar kan ik dan uw' gunst met aengenamer stof Verplichten, 'k sal dan bet verplicht zijn aen mijn leven; Om dat ik dan verhoop mijn Schepper met meer lof Als hem oit is gebraght van mijn vernuft, te grof In plicht van dankbaarheit, zijn Godd'lijke eer te geven. Vorige Volgende