Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Kindt wonderlijck verlost in den Jare 1626. DAt Godts Almogentheydt d'onnooselen bewaert Bleeck over veertigh Jaren: Aen Theunis Reepsens Soon, die hy het leven spaerd' Als Jonas in de Baren. Hy viel, door kindts gespeel, in 't water, daer hem voort 't Riool heeft in-geswolgen. De Vader, die wel haest, dit droevigh noodtlot hoort, Soeckt hem terstondt te volgen. [pagina 81] [p. 81] Een Schuyt, met licht voorsien, naest Godt sijn toeverlaet, Most hem sijn Soon herstellen. Maer d'ongemene stanck stelt hem weêr buyten raet, En doet syn hert beknellen: De hoop scheen hier ten end: tot dat een blyde stem, In dese droeve Kercker, Hem toe-riep, kom weêrom; uw' Soon leeft. Leeft met hem. Waer bleeck Godts macht oyt stercker? Vier hondert vyftigh treed, in stanck en duysterheydt, Door een gewelf te dryven, Dat scheen onmogelyck, had Godt hem niet geleydt En levendigh doen blyven. Soo bleeck, en blyckt als noch Godts onbepaelde macht, Die dooden doet herleven: Soo leeft die vrome ziel noch in syn na-geslacht, Die Godt syn heyl wil geven. 1666. Vorige Volgende