Voorwoord
Graag wil ik een goed gebruik in ere houden door op deze plaats allen te bedanken die op enigerlei wijze hebben bijgedragen tot het ontstaan van dit proefschrift.
Heel veel dank ben ik mijn promotor, professor dr. J.C. Boogman, verschuldigd. Zonder zijn aanmoedigingen, zijn adviezen, zijn kritische begeleiding, maar vooral zijn warme belangstelling zou dit boek niet geschreven zijn.
Professor dr. Th. van Tijn heeft als coreferent het manuscript zorgvuldig doorgelezen en mij op enkele punten van advies willen dienen. Ik ben hem daarvoor zeer erkentelijk.
Dr. A.C. Honders, directeur van het Instituut voor Liturgiewetenschappen te Groningen, las het hoofdstuk over 't Neerlandts Israël. Ik bedank hem voor zijn waardevolle opmerkingen.
De collega's van de M.O. geschiedenis-opleiding in Utrecht leverden een bijdrage door hun stimulerende gesprekken. Zij zullen begrijpen dat ik één van hen graag met name noem: dr. H. Wansink, met wie ik veel over de ‘Predikanten’ heb gepraat. Mijn collega's van de Gemeentelijke Scholengemeenschap in Emmen, de leraren Engels drs. J. Rinzema en C. Waagmeester, waren zo vriendelijk de Engelse samenvatting te corrigeren. Ik heb dat op hoge prijs gesteld.
De laatste hartgrondige woorden van dank zijn voor vijf mensen die ik eigenlijk voor alle anderen had moeten bedanken: mijn vrouw en mijn kinderen.