De lofzangen Israels, waar onder de Heere woont, zynde eenige geestelijke liederen (deel 1)
(1752)–Jacob Groenewegen– AuteursrechtvrijStem: Hemels ooge, enz.13de Lied1.
Heer der Heere wilt my leeren,
Zien des Schepzels nietigheid,
Konings kroonen en scepters troonen,
Dat zy zijn maar ydelheid,
O zalig leven, laat ik niet kleeven,
Aan het schepzel hier beneen,
Aan het schepzel hier beneen.
| |
[pagina 37]
| |
2.
Laat mijn ooge niet bewogen
Worden door dien schoone schijn,
Van een nietig, en verdrietig,
Schepzel tot mijn ziele pijn,
Weg weg dan wereld, hoe schoon bepereld,
God alleen en anders geen,
God alleen en anders geen.
3.
Laat maar zinke, en verdrinke,
Alles wat mijn oog ontmoet,
Eeuwig weeze, nooyt volpreeze,
Blijft mijn deel en eeuwig goet,
O veylig leeven, laat ik niet kleven,
Schepzel niet en God het al,
Schepzel niet en God het al.
4.
Hier beneden, is geen vreden,
Leeve troost en ziele rust,
Ag hoe veylig, en hoe heylig,
God te stelle tot zijn lust,
O zalig leven, laat ik niet kleven,
Schepzel niet en God het al,
Schepzel niet en God het al.
5.
Tegenspoeden, kruys nog roeden,
Baart mijn ziele geen verdriet,
Als ’t mijn ooge, ’t niet ontvlooge,
God het eeuwig al geniet,
O zalig leven, met God te zweven,
God de ware ziele rust,
God de ware ziele rust.
| |
[pagina 38]
| |
6.
Goed en eere, al ’t verkeere,
In der princen huys en hof,
Wil ik geeven, voor het leven,
Van een uurtje boven ’t stof.
O zalig leeven, daar ik na streeven,
God mijn deel en ziele rust,
God mijn deel en ziele rust.
7.
Al mijn vrinde, en beminde,
Ia mijn eyge vlees en bloet,
Wil ik haten, en verlaten,
Voor het alderhoogste goet,
O zalig leeven, daar ik na streeven,
God mijn zalig deel en al,
God mijn zalig deel en al.
8.
O woestijne, wild verdwyne,
Schepzel staa niet in het ligt,
Laat mijn ooge, na om hooge
Vliege, wijkt uyt mijn gezigt,
O zalig leeven, daar ik na streeven,
In den hemel voor den throon,
In den hemel voor den throon.
EYNDE. |
|