De lofzangen Israels, waar onder de Heere woont, zynde eenige geestelijke liederen (deel 1)
(1752)–Jacob Groenewegen– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Stem: Psalm 38.1ste Lied1.
Komt Iehovaas lievelinge,
Wilt nu zinge;
Wekt u op tot Godes lof:
Waarom langer neer’gebogen,
Met u oogen,
Heft u zielen uyt het stof.
2.
Laat u herte zig verblyde,
t’Aller tyde,
In den Heer u zalig lot:
Laat u mond u hert en keele,
Altijd kweele,
Zingt den lof van uwen God.
| |
[pagina 2]
| |
3.
Zouden de arme Wereldlinge,
Iuyge zinge,
In de boeije van de hel
En zult gy zijn Uytverkoore,
En herboore,
Zitten als in druk en kwel.
4.
Zou ’t geen stof van blijdschap weeze,
Die voor deeze,
Lag in Satans boze net:
Die uyt Duyvels sterke banden,
Door Gods handen,
Zijt getrokken en geret.
5.
Ia die om u ziele wouden,
En u zouden,
Tot zijn eyge roem en eer:
Zijn Zoon zijn beste pand gegeven,
Heeft ten leeven,
Tot u Losser en u Heer.
6.
Al u schulden en elenden,
Komt hy wenden,
En u zonden veel en groot:
Die verzoent hy door zijn lyden,
Om te vryden,
U voor eeuwig van den dood.
7.
Nu zal Gods haat over ’t quade,
U niet schade,
Want gy zijt met God bevrind:
| |
[pagina 3]
| |
Die u eer gy waart geboore,
Uytverkooren,
En met liefde heeft bemind.
8.
Dat is stoffen t’allen tyden,
Tot verblyden,
Omin God te zijn verheugt:
Dat is stof om op te springen,
En te zingen,
Dat is wezenlyke vreugt.
9.
Zout gy niet u stem doen hooren,
Uytverkooren,
Lievelinge van u God:
Die eens in volmaakte deugden,
Eeuwig vreugden,
Zult genieten en wiens lot.
10.
Zijn zal eeuwig te verkeere,
By den Heere,
Als de dood u ooge sluyt:
En bevrijt van smert en rouwen,
Zult aanschouwen,
God, o uytverkoore Bruyt.
11.
Daar zult g’eeuwig zijn ontbonden,
Van de zonden,
’t Witte kleed van heyligheid:
Eeuwig drage nagt en dage,
Zonder vrage,
Na de dagen uur of tijd.
12.
En u ziele eeuwig zinken,
En verdrinken,
| |
[pagina 4]
| |
Sonder ruste dag of nagt:
Eeuwig roeme love prijzen,
Eer bewyzen,
’t Lam dat voor u is geslagt.
13.
Rigt dan op u hert na boven,
Om te looven,
Hem die u heeft lief gehat:
En u eer gy waart gebooren,
Uytverkooren,
Voor de zalige Hemel stat.
14.
Hou dan op van treurig leeven,
Soeckt te zweeven,
Bove stof van druk en zorg:
Sijn’t de zonde die u wonden,
G’hebt gevonden,
Iezus tot u vaste borg.
15.
Soekt dan hier u stem te pare,
Met die schaare,
Die met u des Heeren lof,
Eeuwiglijck uyt zullen galmen,
Met die Psalmen,
Die men zingt aan ’t hemels hof.
EYNDE. |
|