Drie Brusselsche kluchten uit de zeventiende eeuw(1925)–Joan de Grieck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Achtste uytkomst Den Schoolmeester met de Schooljonghens. SCHOOLMEESTER Hoort Jonghens, sit-men stil? Ik kom weer boven strack. Past ieder op u les, soo niet ghij krijght een plack. Meester binnen. 1e JONGHEN 525[regelnummer] Ha! wat een grousaem Neus! Noytsagh ick sulks mijn daghen. SOON Stil Jongen, houdt u mondt, of 'k sal 't de Meester klagen. [pagina 103] [p. 103] 2e JONGHEN Hij is, siet, ghecoleurt als een Kalkoense haen. SOON Ick segghe datge swijght, of 'k sal u lustigh slaen. 3e JONGHEN Men sou op sulcken Neus een verkens-kot wel bouwen. SOON 530[regelnummer] Nu Jonghens, 'k vraag noch eens, of ghij u beck wil houwen? 1e JONGHEN Hij heeft twee hollen, kijckt, als 't kackhuys van een boer. SOON Siet, soo ghij noch eens spreckt, ick strax u backhuys snoer. 2e JONGHEN Het is een Neus, Messieurs, men souer leer op touwen. SOON Nemt dat voor uwen loon en leert uw' mondt soo houwen. 2e JONGHEN 535[regelnummer] Uw' groote Neus sal nu mijn handt oock proeven gaen. SOON Ay, ay! blijft van mijn Neus, laet, bid' ick, mij opstaen. 2e JONGHEN Ik moet hem eerst te recht wat krouwen en herschicken. Welhoe? Ick sien mij gheck, wat drommel, s'is aenstucken. Wat schelmerij is dat! t' is maer daeraen ghemaeckt, 540[regelnummer] Wat met den minsten stoot is hij daervan gheraeckt. SOON Och! wat sal ick gaen doen? hoe sal mijn Vaertje kijven. Ick loop soo recht nae huys, 'k en wil hier niet meer blijven, [pagina 104] [p. 104] Och! 'k durf dit niet bestaen, o neen ick, seker toch! Hoe sal mijn Vaer en Moer nu tieren? och, och, och! Den Soon loopt henen. SCHOOLMEESTER 545[regelnummer] Hoe hebt ghij soo gheraest? wat isser weer bedreven? De Jonghe met de Neus, wel, waer is die ghebleven? 2e JONGHEN Hij is nae huys ghegaen vol suchten en ghetraen. SCHOOLMEESTER Wat is de reden, spreckt, hebt ghij hem quaedt gedaen? 2e JONGHEN Sijn Neus ghebroken is. SCHOOLMEESTER Wat, sijn Neus ghebroken? 2e JONGHEN 550[regelnummer] Hij sloegh mij eerst voor al, om dat ick had ghesproken, Ick raeckte maer sijn Neus, en strax brack hij in twee. SCHOOLMEESTER Houdt daer, ghij stouterick, ghij liet hem niet met vree, Strax krijgh ick hier de Vaer: hoe sal de Man niet kijven! Maer maeckt hij mij te veel, soo sal ick al 't bedrijven 555[regelnummer] Hem maecken openbaer. Wat roert de saecke mijn? Ick wil om sulcken bras hier niet bekeven zijn. Binnen. Vorige Volgende