denkt men daar dat zij ‘de’ Nederlandsche litteratuur vormen en men trekt er, terecht, de neus voor op.
Al dat vertaalwerk uit het Poolsch, etc., door de regeeringen gesubsidieerd en door mevrouw Van Ammers-Küller hierboven aangehaald, heeft aan de verschillende landen héél weinig goeds gebracht.
Dat voortdurend gepraat over vertalingen, nu al jaren lang, heeft iets geforceerds; iets van ‘laten-wij-nu-toch-ook-met-de-groote-menschen-meedoen’. Dit is onjuist gezien van hen, die zich daar dik over maken.
Het zou veel beter zijn indien men begon:
a. met een belangrijke Nederlandsche litteratuur te maken;
b. met bij de Nederlanders zelf belangstelling voor hun letterkunde, hun letterkundige aangelegenheden, te wekken.
Dan komt de belangstelling van het buitenland op den duur wel terecht. Laat onze kikker maar gerust voorloopig een nationale kikker blijven; een Europeesche os wordt hij nooit. En die zou ook zoo encombrant zijn in onze vaderlandsche huiskamer, die zoo vol met étagères met breekbare prulletjes staat.