Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols

831. J. en A. Greshoff aan A.A.M. Stols, 9 juli 1950

9 July 1950

Beste Sander,

Deze week heb ik een onderhoud met Dr. Hiemstra Ik schrijf je onmiddelijk de uitslag daarvan.

m.s. Bert Goris komt einde van de week gereed.¹

Wie is Nico Wijnen, van wie je een bundel uitgaf en die mij een akelig joviale

1 Goed en kwaad.

[p. 247]

brief schreef.² Ik houd niet van die familjariteiten van mij volkomen onbekende personen. Vergeet niet mij over ZEd in te lichten.

Ik sta op het punt, met mijn gade en Dick Karnebeek, naar Merindol te vertrekken voor een lange naweek.

Piet Worm is en blijft allergezelligst

Wij zijn blij dat hij tot ons kwam, zijn aanwezigheid is onzer zielen een welbehagen.

Veel liefs voor je Gaaike en jezelf

Steeds en geheel je

Atij-en-Jan³

2 Op 14 juni had Nico Wijnen aan Greshoff geschreven: ‘Waarde Greshoff, Ik was van plan geweest deze brief ongeveer als het volgt te beginnen: dat voor mij als jongmaatje (d.w.z. voor 1940) een zekere Mijnheer Greshoff iets betekend heeft als gids op het moeilijke terrein van de juiste literatuur waardering. En verder dat ook na deze oorlog zijn artikelen in de Nw. Courant en in Vrij Nederland vaak richtinggevend voor mij waren. Wat niet wil zeggen, dat ik het daarom altijd met hem eens was, maar zulks allerminst gaf, want dat was deze zekere Mijnheer Greshoff met allerlei andere personen en hun meningen eveneens en evenvaak niet. Dus juist daarom. Ik bedacht echter, dat je destijds in je boek “Rebuten” een hoofdstuk hebt geschreven, getiteld “Aan een debutant”, waarin je deze adviseerde een brief aan een gearriveerde literator te beginnen met bovengedemonstreerde wijze, wat dus betekende dat, wanneer een debutant zou schrijven aan Greshoff, hij in ieder geval niet met een dergelijke smoes aan boord moest komen. In dit geval bleef mij niet veel anders over dan mijn brief op deze wijze te schrijven: Waarde Greshoff, Ik was 23 jaar toen Nederland in de oorlog werd betrokken. Gedurende de oorlog zat ik vier jaar in verschillende Duitse vacantieoorden als Buchenwald, Natzweiler (n.n. Lager), Dachau, Mauthausen en Ebensee. [...] Terug in Nederland probeerde ik de 23 jarige jongen terug te vinden, maar het ging niet goed. Je kunt de doden zo slecht van je afschudden. De gedichten van bijgaande bundel zijn één vorm van reactie op deze ervaring. Mag ik je deze bundel aanbieden en mag ik je vragen om een recensie. Ik zou het n.l. zeer op prijs stellen een recensie te krijgen, juist van Greshoff. Tenslotte heb ik de oplossing gevonden om beide brieven te schrijven in de hoop, dat je ook deze maal een paar regels wilt wijden aan een debutant.’ Kennelijk heeft Greshoff hem op vriendelijker toon dan hij hier aan Stols deed voorkomen geantwoord, want op 13 juli schreef Wijnen hem: ‘Zeer Geachte Heer Greshoff, Het is met enige moeite dat ik mijn brief aldus begin [...]. Echter na de plechtige aanhef van de brief welke ik van U ontving n.l. “Weledelgeboren Heer”, durf ik toch niet goed op een andere wijze te schrijven. Intussen waardeer ik het ten zeerste dit spoedig en wel vriendelijk antwoord ontvangen te hebben. Oók ik stel mij veel voor van een nadere kennismaking [...].’

3 Op de brief is, waarschijnlijk door Stols, bijgeschreven: ‘Nijhoff 182384’ en ‘Aragon (Segers)’.