behoeven ze niet terug te grijpen op
wat je van 1910-1939 deed. (en waar zij niets van weten, al zorg ik voor docum. daaromtrent).Ga naar eind18
Heb je Gielen nog geschreven?Ga naar eind19 Want ik zal gauw
vergeten zijn als ik ooit weg ga.
Ik ben nog steeds niet naar Parijs en Oxford kunnen gaan. Parijs is nu unsafe (stakingen
enz), en Oxford kan haast niet meer in Holland laten drukken (ze krijgen geen deviezen meer).
Ik wacht op een ja-of-neen beslissing uit Z.Afr; anders krijg ik deviezen om eens polshoogte te
gaan nemen in Mexico voor mogelijke export (drukken voor m., verkoop van
letters, papier enz). Er móét iets te doen zijn, ze willen het goede wel dat Holland kan
leveren. Als ik daar eenmaal ben geweest (God verhoede dat in den tusschentijd een oorlog
uitbreekt, en Greet + kinderen er alleen zou achterblijven), dan zal ik alles in 't werk
stellen om dáár een baan te krijgen.
Ik zal probeeren je La Peste van Camus te bezorgen, anders zal ik je mijn ex zenden. Het boek
is niet zoo goed als ik verwacht had, en ook Green is me nogal tegen gevallen.Ga naar eind20
Jany zwijgt in alle talen. Ik weet niet wat hem bezielt.
1 October ben ik bij P.N.v.E. geweest. Ik bood hem het 1e ex. van de 3e druk van zijn essay ‘Leven en Dood’ aan.Ga naar eind21 Hein en ik waren het eenige
mannenbezoek: geen Jany,Ga naar eind22 Jacques,Ga naar eind23 Geyl,Ga naar eind24 Gerritson:Ga naar eind25 geen enkele oude vriend. Verder
alleen oude dames van de Pauwhof. Het was zielig. De pers nogal elogieus. Vestdijk haalde de
smerige streek uit om op dien dag een afbrekende recensie over zijn werk te geven.Ga naar eind26 Ik ben geenszins tegen het schrijven van afbrekende critiek,
mits behoorlijk gefundeerd, maar waarom in shemelsnaam op dezen dag? Het is
verbazend weinig elegant. We weten nu eenmaal dat Vestdijk en v. Eyck elkaar niet ‘liggen’.
Maar je weet hoe Piet zich, in zijn tegenwoordigen toestand, zoo iets aantrekt.
Overigens zijn nu de Vuuraanbidders van Vestdijk verschenen, in het formaat en den omvang van
den Statenbijbel.Ga naar eind27 Ik zal er wel eens aan gaan
beginnen, maar ik zal eerst een lessenaar voor mijn makkelijke stoel moeten laten bouwen, want
het boek weegt zeker 10 kilos.
Nu wat mijn komst naar Z.Afr. betreft, als er eens geen oorlog mocht komen en ik het gevoel
heb, dat ik hier een paar maanden weg kan.
Het is een voortreffelijk idee om een huisje te laten bouwen mèt een logeerkamer. Ik zal er
zéér graag gebruik van maken, in 1948 of '49 dus. Dan zal ik ook niet nalaten in Z.Afr. werk
voor Ned. drukkerijen in te pikken. Het zal in Holland wel slapper worden, want de krach kàn
niet lang meer uitblijven. En dan komt er genoeg capaciteit vrij voor Z.Afr. Ik heb nog geen
bericht over Kaleveld, doch zal je inlichten.
Natuurlijk zal ik t.z.t. een tentoonstelling van de beste Holl. boeken | |
samenstellen; ik zal er Reinink (+ Rijksbureau + Grafisch ExportcentrumGa naar eind28) eens over
polsen. Bezorg mij eens de (gratis als reclame) te drukken teksten. De voorbereiding duurt
lang, al wordt het Maart 1949. En ik heb die tijd zeker noodig. Natuurlijk moet ik, wat de
keuze betreft, alles in eigen hand houden; dus geen uitgeversbanden en
dergel[ijke].
Ik ben blij te hooren, dat je je depressie weer te boven bent. Gisteren lazen we - eindelijk
- je eerste stuk in de N.Ct.Ga naar eind29
Jacques heb ik nu opgecommandeerd om hem te spreken over het prozaboek.Ga naar eind30 Natuurlijk krijg
je van mij ook de 300 present-ex. Ik vrees alleen dat hij de eerste letter van het ontbrekende stuk nog moet schrijven! Je kunt met Jacques nooit iets afspreken. De 2e druk (2000 ex) van zijn Verz. Ged. is al weer bijna uitverkocht. Wij doen
genoeg voor Jacques, maar wat doet hij ooit waar hij ons pleizier mee zou doen? Een rare
kostganger. Maar ik zal nu een hartig woordje met hem praten.
Heel veel liefs voor jullie allen. Binnenkort meer.
Steeds gaarne je
Sander
|
-
eind1
- Deze brief is door Stols te zamen met zijn brief van 21 oktober (br.718)
verzonden. Bovenaan de brief heeft Stols met rood potlood geschreven: ‘re brief’.
-
eind2
- Er is een concept van een brief van 17 oktober
van Stols aan n.v. Drukkerij en Uitgeverij J.H. de Bussy bewaard gebleven,
waarin Stols onder meer schreef: ‘Het schriftelijk contact met vooraanstaande personen in
Zuid-Afrika: hoogleraren, schrijvers, uitgevers, alsmede met enkele diplomatieke
persoonlijkheden aldaar en hoge functionarissen van het Ministerie van o.k.w. hier te lande, gevolgd door bezoeken van Zuid-Afrikaansche schrijvers aan mij
gebracht, heeft mij, zooals ik het voorrecht had op 14 dezer aan den Heer J. Rittershaus in
een onderhoud mede te deelen, gesterkt in de overtuiging, dat er voor mij een arbeidsveld in
Zuid-Afrika ligt. Gesteund door mijn eigen uitgeverij en in contact met andere uitgeverijen
hier te lande en in Vlaanderen bestaat de mogelijkheid om in Kaapstad, Pretoria of
Johannisburg[sic] een uitgeverij annex boekhandel te vestigen. Door
correspondentie daarover vernam ik dat de heer Lawrence [sic] Uw bedrijf
gaat verlaten, en dat U dus naar een nieuwen functionaris voor Uw bedrijf zult moeten uitzien.
Dit bracht mij op het denkbeeld, U voor te stellen, mij bij Uw bedrijf in Kaapstad te benoemen
in de plaats van den heer Lawrence. Immers, indien ik mij zelfstandig in Kaapstad zou
vestigen, zouden wij onvermijdelijk concurrenten worden. Mocht U mij evenwel in Uw bedrijf
willen inschakelen - in de leidende positie van hoofd van Uw afdeelingen Kaapstad en Pretoria
- dan zou het aantal uitgevers-boekhandelaren niet met nòg een vergroot worden. [...] Mijn
fonds, in den oorlog geheel uitverkocht geraakt, heeft zich na de bevrijding snel hersteld -
al moeten nog veel herdrukken uitblijven. Sedert Mei 1945 zijn meer dan 150 titels verschenen.
Binnenkort treedt, zoodra de eerste uitgaven van den binder komen, ook weer mijn Parijsche
uitgeverij (Editions A.A.M. Stols) in werking. De bureaux zijn gevestigd 70, Avenue des Champs
Elysées, in het pand van de firma Louis Vuitton, wier directeur, erkend boekhandelaar, de
aflevering mijner uitgaven op zich neemt. Gérants van de uitgeverij zijn de heeren Lucien Jaïs
en Jules Laloux. In Zwitserland worden mijn uitgaven geëxploiteerd door Dr Alfred Hoefliger
[...]. Op deze wijze meen ik gezorgd te hebben voor afzetgebieden, welke het mij mogelijk
maken ook bij een eventueele crisis in Nederland mijn omzet niet te zien terugloopen. Daartoe
heb ik ook nog agentschappen in New York en in Oxford gevestigd. [...] Thans is voor mij
Zuid-Afrika aan de beurt. Om hier te bereiken wat ik bereiken wil (het importeren en uitgeven
van wetenschappelijke uitgaven, schoolboeken en wellicht enkele litteraire uitgaven) is mijn
persoonlijke aanwezigheid daar vereischt.’ (Stadsbibliotheek Haarlem, archief-Stols, omslag
J.H. de Bussy.)
-
eind3
- De Mexicaanse diplomaat Alfonso
Reyes (1889-1959) was van 1913 tot 1927 in Europa werkzaam geweest, aanvankelijk op de
Mexicaanse ambassade te Parijs, vervolgens in Spanje, en na 1924 opnieuw in Parijs, nu als
ambassadeur. Hij was een vriend van Valery Larbaud. Deze had op 17 december 1932 aan Reyes
geschreven: ‘J'ai été content de vous savoir entré en rapports avec A.A.M. Stols. C'est un bon
ami, et, de l'avis des connaisseurs, un des premiers imprimeurs d'Europe; digne de vous
imprimer et d'entrer ainsi dans l'histoire bibliophilique de l'Amérique. J'ai rarement vu
homme plus épris de son métier, on peut dire: de son art. La gloire des Aldes, des Estienne et
des Dolet l'empêche de dormir. Il descend d'une ancienne famille d'imprimeurs hollandais; ils
ont été anoblis pas leur gouvernement comme imprimeurs, - cela donne une haute idée de la
Hollande, n'est-ce pas? - Il est très justement fier de ses armoiries et il tient à joindre à
cette noblesse héréditaire la noblesse personelle; ainsi, il est peut-être le seul imprimeur
étranger, de sa génération, qui soit Chevalier de la Légion d'Honneur; et je peux vous dire,
entre nous, qu'il serait très heureux de recevoir quelque décoration américaine pour la
joindre à la liste des honneurs qui ont été, en sa personne, rendus á l'Imprimerie.’ (Valery
Larbaud/Alfonso Reyes, Correspondance 1923-1952 (ed. Paulette Patout), Paris
1972, p. 102-103.)
Van Reyes had Stols in 1933 de bundel Romances del Río de
Enero en in 1935 de bundel Minuta. Juego poético uitgegeven. De
bundels vormden het eerste en tweede deel van de reeks Oficinas Gráficas Halcyon. Stols
had op 1 oktober aan Reyes geschreven: ‘[...] j'ai souvent pensé à votre beau pays et
dernièrement une conférence du ministre du Mexique à la Haye m'a donné grande envie d'aller
habiter votre pays. Ne pourrait-on pas envisager de créer à Mexique une belle imprimerie
destinée à imprimer les auteurs mexicains? J'en assumerais avec plaisir la direction et je
procurerais tous les matériaux nécaissaires à faire un établissement de réputation mondiale.
Voulez-vous y penser si mon projet ne vous paraît pas trop fantaiste?’ Twee dagen later
schreef Stols een brief waarin hij zijn curriculum gaf en zijn ideeën omstandiger uiteenzette:
‘C'est un projet que je retourne en ma pensée depuis très long temps déjà: chercher à me
rendre utile dans un pays de langue et de culture latine comme architecte du livre, métier
très rare et difficile, dans le monde entier’; na een schets van zijn loopbaan, ging Stols
voort: ‘Mais j'ai d'autres projets. Je voudrais dans un pays neuf (au point de vue culture
typographique moderne) créer quelque chose, qui pourrait faire rivaliser ce pays avec l'u.s.a., l'Angleterre, la France et la Hollande. Dans ce cas le moyen le plus
indiqué serait de faire créér par l'Etat (je parle donc du Mexique) d'une imprimerie moderne,
arrangée par moi avec les meilleurs moyens techniques et les plus beaux caractères anciens et
modernes et dotée des plus beaux papiers. Cette imprimerie serait placée sous ma direction
artistique. On attacherait à cette imprimerie une maison d'édition, chargée d'éditer les
meilleurs textes mexicains et éventuellement les classiques espagnols et les auteurs
sud-américains. Ainsi on créerait quelque chose de très important, pouvant réaliser avec les
meilleurs officines du monde. On pourrait envisager en outre une espece de “Mexico University
Press”, á la mainière de l'Oxford ou Cambridge University Press. Mexico deviendrait ainsi le
centre de l'édition de l'Amérique latine.’ Reyes antwoordde Stols weliswaar hoffelijk, maar
liet er in zijn brief van 11 oktober geen twijfel over bestaan dat er op korte termijn geen
zicht was op de realisatie van een dergelijk project. (Capilla Alfonsina, Centro de Estudios
Literarios Alfonso Reyes, Mexico, archief-Reyes.)
-
eind4
- Er zijn geen brieven van G.H. 's-Gravesande over de door Gra Rueb te ontwerpen
penning van Greshoff bewaard gebleven.
-
eind5
- Marnix Gijsen, Aanvankelijk onderwijs dat onder de titel Telemachus in het dorp.
Een verhaal zonder wind of wolken in november 1948 bij A.A.M. Stols te 's-Gravenhage zou
verschijnen. Het boek werd in een oplage van 5000 exemplaren gedrukt bij de firma Boosten
& Stols.
Op 19 januari 1948 zou Gijsen aan de Belgische houtsnijder Jozef Cantré
schrijven: ‘Stols heeft Joachim gedrukt zonder illustratie. Het n.v.t.
geeft een nieuw boek uit Aanvankelijk Onderwijs. Stols zal het denkelijk drukken. Ik eisch dan
dat je 't illustreren zoudt maar zooals de teekeningen voor dat boek van Gerard [Walschap]. De
titel ontgaat me. 't Zijn lijntekeningen.’ Op 13 oktober had Gijsen al aan Stols geschreven:
‘Ik ben gaarne bereid U mijn tweede boek af te staan, maar het zal, zooals Joachim, eerst moeten verschijnen in het Nieuw Vlaamsch Tijdschrift.
Indien U het uitgeeft, zou ik liefst zien dat het in een gewone uitgave verschijnt en dat het
door Jozef Cantré zou worden geïllustreerd.’ Op 28 juli 1948 zou Gijsen nog aan Stols
schrijven: ‘Cantré zou graag Zonder wind noch wolken illustreeren met kleine randteekeningen
zooals hij deed voor Celibaat van Walschap.’ Telemachus in het dorp zou
zonder illustraties verschijnen.
-
eind6
- Karel Jan Baptist Jonckheere (geb. 1906) was redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Er
is geen correspondentie tussen Stols en Jonckheere uit deze periode achterhaald.
-
eind7
- Een dergelijk telegram van Stols aan Marnix Gijsen is
niet bewaard gebleven.
-
eind8
-
Aanvankelijk onderwijs. Een dorspverhaal
zonder wind noch wolken van Marnix Gijsen zou worden gepubliceerd in Nieuw Vlaams
Tijdschrift 2 (1947-1948) 8 (februari 1948), p. 779-870. Het zou in boekvorm verschijnen onder
de titel Telemachus in het dorp.
-
eind9
-
Het gezicht van
Peñafiel.
-
eind16
-
Die halwe
kring en Gestaltes en diere.
-
eind17
- D.J. Opperman, Negester oor Ninivé.
-
eind18
- Greshoff had in 1918 een
essaybundel over Franse literatuur onder de titel Latynsche lente
gepubliceerd, en in 1924 Mengelstoffen op het gebied der Fransche
letterkunde. Een voorgenomen tweede deel Mengelstoffen is nooit
verschenen. Evenmin is de voorgenomen tien-delige reeks Literatuur in
Frankrijk verschenen. (Zie br.21 n.6, en voor Greshoffs activiteiten ten behoeve van de
Franse letterkunde in het algemeen: P. Brachin, Jan Greshoff, de francofiel,
in Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 16 (1973-1974) 1-2, p. 1-20.) Over een
tentoonstelling van Franse affiches in Kaapstad konden geen nadere gegevens worden
achterhaald. (Zie ook br.707 n.2 en br.725 n.2.)
-
eind21
-
Over leven en dood in de poëzie.
-
eind22
- Op 29 november had A. Roland Holst aan P.N.
van Eyck geschreven: ‘Naar ik tot mijn gróót genoegen hoor, zal je Zaterdag 11 October zelf
aanwezig zijn als je ter vergadering van de Maatschappij [der Nederlandsche Letterkunde]
gehuldigd wordt. Het is de eerste maal, dat ik zulk een vergadering bij hoop te wonen, en ik
zal je daar dus eindelijk weer de hand kunnen drukken en je nog eens mondeling gelukwenschen
met den dag, waarop dit briefje je, hoop ik, bereikt.’
-
eind23
- Op 1 oktober had J.C. Bloem aan P.N. van Eyck geschreven: ‘Als ik mij niet vergis, bereik je
morgen den leeftijd, dien ik reeds eenige maanden geleden heb bereikt. Ik wilde je op dien dag
gaarne mijn beste wenschen voor een spoedig herstel van je aanbieden. Als Nelly eenige
oogenblikken den tijd kan vinden, zou ik het prettig vinden, als zij mij met een enkel woord
wilde schrijven, hoe je het nu maakt.’ (J.C. Bloem, Brieven aan P.N. van
Eyck (ed. G.J. Dorleijn et al.), 's-Gravenhage 1980, p. 431.)
-
eind24
- De historicus Pieter Catharinus Arie Geyl (1887-1966), had P.N. van Eyck tijdens
zijn studietijd in Leiden leren kennen. In 1913 zou hij correspondent van de Nieuwe
Rotterdamsche Courant in Londen worden, in welke functie Van Eyck hem in 1920 opvolgde. Geyl
bezette toen de leerstoel voor Nederlandse studiën aan de universiteit van Londen. In de jaren
1930-1931 vormde Geyl te zamen met F.C. Gerretson en Van Eyck de redactie van het tijdschrift
Leiding. In 1936 werd Geyl hoogleraar in de nieuwe geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van
Utrecht.
-
eind25
- Frederik Carel Gerretson (1884-1958), die
zijn literaire werk onder het pseudoniem Geerten Gossaert publiceerde, had in 1911 P.N. van
Eyck leren kennen. Door Van Eycks toedoen verscheen Gossaerts bundel Experimenten in datzelfde jaar bij De Zilversdistel. In de jaren 1930-1931 vormde
Gerretson te zamen met P. Geyl en Van Eyck de redactie van het tijdschrift Leiding. Hij was
buitengewoon hoogleraar in de constitutionele geschiedenis van het Koninkrijk aan de
Rijksuniversiteit van Utrecht. Zijn correspondentie met Van Eyck, die de periode 1911-1949
omvat, is in 1984 gepubliceerd: Briefwisseling Gerretson-Van Eyck (ed. P.
van Hees/G. Puchinger), Baarn 1984.
-
eind26
- In Het Parool van 27 september had S. Vestdijk een artikel ter gelegenheid van
P.N. van Eycks zestigste verjaardag onder de titel Persoonlijke en onpersoonlijke
poëzie gepubliceerd.
-
eind27
- S. Vestdijk, De vuuraanbidders. Roman
uit de tachtigjarige oorlog was in augustus bij Nijgh & Van Ditmar n.v. te Rotterdam verschenen. Vestdijk had vanaf 1943 aan deze roman gewerkt. Het boek
telde 585 bladzijden en had een formaat van 17 × 25 cm.
-
eind28
- Over eventuele contacten van Stols met het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie en
het Grafisch Exportcentrum over een mogelijke tentoonstelling van Nederlandse boekkunst in
Zuid-Afrika zijn geen nadere gegevens achterhaald. (Zie ook br.709 n.37.)
-
eind29
- Op 18 oktober zou de eerste aflevering van
Greshoffs rubriek ‘Kritische Aanteekeningen’ verschijnen in de Nieuwe Courant. In deze
bijdrage zette Greshoff zijn kritische beginselen uiteen. In een kader schreef de redactie van
de Nieuwe Courant: ‘Wij openen hiermede een letterkundige rubriek, die verzorgd wordt door de
bekende, te Kaapstad wonende Nederlandse letterkundige J. Greshoff. Dank zij de snelle
verbinding per luchtpost levert de afstand, die de kriticus en onze lezers scheidt, geen
bezwaar meer op voor een voorlichting, die behalve deskundig, ook up-to-date kan zijn [...].’
Al voor deze datum had Greshoff incidenteel aan de Nieuwe Courant meegewerkt.
-
eind30
- Waarschijnlijk Verzamelde beschouwingen.
|