Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols
(1990-1992)–Jan Greshoff, A.A.M. Stols– Auteursrechtelijk beschermd696. J. Greshoff aan A.A.M. Stols, 10 juni 1946[Kaapstad] 10 Juni 46
Beste Sander, Aty heeft je lieve gade geschreven en ik ben je nog een antwoord schuldig op je laatste brief. Voor ik tot het allerhartelijkste en prettige persoonlijke deel daarvan inga, moet eerst even het zakelijke afgehandeld worden. Ik zou het afschuwelijk vinden indien er misverstand bleef bestaan. En je ziet, althans naar mijn opvatting, de situatie verkeerd in. Om te beginnen dit: Toen ik, in een van mijn eerste brieven, kritiek uitoefende op iets wat mij niet beviel, schreef Greet:Ga naar eind1 ‘Je moogt niet oordeelen over wat hier gedurende de bezetting geschied en gedaan is, wanneer [+je] er niet in die tijd geleefd heb[+t], want alleen dàn kun je niet alleen alle factoren, maar ook de atmosfeer in je oordeel verdisconteeren' - Dat waren niet haar woorden, maar wel de strekking van haar opmerking Deze trof mij als zoo volkomen juist, dat ik mij er verder strikt aan gehouden heb. Maar, Sander, deze opvatting geldt algemeen, dus ook ten opzichte van hen die buiten Nederland leefden. De ballingschap bracht problemen mede, welke jullie op jullie beurt niet of moeilijk verstaan kunt. Natuurlijk, leefden wij in een paradijs, vergeleken bij jullie hel. Maar zelfs het paradijs heeft zijn eigenaardige bezwaren! Zooals ik mij oogenblikkelijk heb trachten in te denken in jouw moeilijkheden en mij van verdere kritiek op je beleid te eenenmalen onthouden heb, zoo moet jij het zelfde trachten te doen. De voorlichting betreffende Nederland was minder dan slecht, was non- | |
[pagina 66]
| |
existent. De Nederlandsche regeering in Londen is ook op dat gebied schromelijk te kort geschoten. En van voorlichting betreffende het geestelijk leven was heelemaal geen sprake. In Z.Afr. hoorde ik nooit iets, in N. York zoo nu en dan een vaag gerucht. Ik leefde in de vaste veronderstelling dat de moffen alle publikaties verboden hadden na 1 Jan 1942;Ga naar eind2 ik heb er zelfs een radio bericht van gemaakt (van begin 43) dat in '42 uitsluitend n.s.b. boeken en enkele vertalingen uit het Fransch, Duitsch en... Turksch bij nsb uitgevers verschenen waren. Hoe dit bericht in de wereld gekomen is, weet ik niet. Van een ondergrondsche uitgeverij heb ik pas vernomen in Mei 45, toen ik dobberende op de Caraïbische Zee, een radio interview van [xxx] met de Bezige Bij opving.Ga naar eind3 Ik zal nooit vergeten hoe stomverbaasd A. en ik toen waren. Wij dachten, dat er geen papier, geen druk-materiaal, geen lood, geen inkt meer was. En dus dat de uitgeverij, na aanvankelijk alle voorraden snel uitverkocht te hebben, tot geen nieuwe productie gerechtigd en in staat, zoo dood als een pier was. Tweede punt: men geloofde algemeen, dat de oorlog veel langer zou duren, dan hij in werkelijkheid geduurd heeft. Eigenlijk rekende iedereen met tien jaren. Dus '49, op zijn gunstigst '48.. - Dus niets wetende omtrent Nederland en geloovende dat het uitgeversbedrijf daar door de moffen tot op de fundamenten afgebroken was, verder in de overtuiging dat deze toestand zich zeer lang zou bestendigen, achtten wij het mijn plicht (aangemoedigd door de páár intelligente vingers[?] van de hoogerhand) het Nederl. geestesleven in de diaspora zoo veel mogelijk te bevorderen, vooral met het oog op de noodzakelijkheid om na de nederlaag van de moffen weer een embryonair uitgeversbedrijf gereed te hebben. Hieruit is Querido Inc n.y. ontstaan, opgericht door ondergetekende, en Landshoff (pas betrekkelijk veel later dook Warendorf te n.y. op).Ga naar eind4 Toen de bevrijding kwam, goddank vroeger dan we in ons pessimisme voor mogelijk gehouden hadden, bleek het dat de toestand in Nederland heel anders was, dan iemand onzer zich had voorgesteld. In enkele opzichten veel slechter, in andere veel beter. Q. n.y. is ‘overvallen’ door de vrede. D.w.z. de plannen hadden rekening gehouden met een veel langer periode van werkzaamheid. De uitgave van mijn Verz. Werk in 7 dln was reeds in 44 tot in details uitgewerkt en zou als de bevrijding later gekomen ware in n.y. verschenen zijn.Ga naar eind5 Ik kòn daarbij geen rekening houden met overwegingen, waarvan ik de geldigheid niet kon beoordeelen. Ik wist niet eens of je nog leefde! Toen ik hoorde dat de Nederl. uitgeverij nog bestond, in zekeren zin zelfs bloeide, heb ik Landshoff dadelijk gevraagd zich met jou in verbinding te stellen. De des betreffende brief heb ik je in afschrift doen toekomen. Ik had | |
[pagina 67]
| |
gaarne eenige vorm van samenwerking gezien (zooals bij de Marsman tusschen Querido en De Gemeenschap); maar het blijkt mij dat Landshoff en jij geen modus gevonden hebben. Dat spijt mij, maar ik kan er werkelijk niets aan doen. Ware ik in Nederland geweest en hadden wij gedrieën een bespreking kunnen hebben, dan zou alles anders geloopen zijn. Maar hier, op zoo'n afstand, kàn ik niets doen. Ben jij niet erg ‘absoluut’ geweest? Hoe verliep het gesprek?Ga naar eind6 Sander, je moet verder één ding begrijpen en ik had gehoopt dat je dit van meet af begrepen had: het tot stand komen van deze uitgave is om twee redenen, van kapitaal belang voor mij. Ten eerste beschouw ik het op mijn zestigste jaar als een bekroning en afsluiting van mijn werk, ten tweede hoop ik er eenige baten uit te krijgen opdat ik op mijn oude dag niet de geheele dag ‘stukkies’ voor kranten meer behoef te schrijven. Ik rekende dus op het vriendschappelijke overleg van mijn twee vrienden Stols en Landshoff om de moeilijkheden voor mij uit de weg te ruimen, waar ik zelf te ver weg zat om dat te doen. Dat een overeenstemming niet bereikt is, kan mìj moeilijk verweten worden. Het voortzetten (door v Holkema en W.) van g.n. na Mei 40, het in den handel brengen van een ‘gekuischte’ uitg. van mijn gedichten, de aanvankelijk ongeautoriseerde uitgave van Ikaros zijn dingen die mij zeer hinderden toen ik er van hoorde; maar deze ergernis heb ik volkomen en ogenblikkelijk overwonnen door Greets opmerking - Ik geloof dat jij hetzelfde moet doen en de opzet van mijn Verz. W. moet zien, in de tijd, de omgeving en de atmosfeer waarin die opzet ontstond en vaste vorm kreeg en waarbij geen rekening kon gehouden worden met een verleden, waarvan niemand wist of het nog bestond of liever waarvan een ieder overtuigd was dat het niet meer bestond. Wat ik in mijn brief aan Landshoff schreef geeft mij[+n] oprechte overtuiging weer: A.A.M.St. heeft meer dan éénige uitgever in Nederl. voor de jongere letterkunde gedaan, óók wanneer hij vrijwel zeker was dat er géén geld aan te verdienen viel. En verder heeft gezegde kapitein zich tegenover mij altijd vriend getoond. Ik zal dat altijd, in het openbaar en in part. gesprekken vurig volhouden, ook tegenover hen die je niet goed gezind zijn. Maar juist omdat ik getuige, ooggetuige, in zoo veel gevallen geweest ben van je offervaardigheid, was ik ervan overtuigd dat je in dit geval het tot standkomen van mijn v.w. (een liefste wensen van mij) zou toejuichen en bevorderen, geheel afgescheiden van je persoonlijke belangen en wenschen. Ik kàn je nu eenmaal niet enkel als ‘uitgever’ beschouwen. En ik vraag mij af of het per slot niet beter en aangenamer is, wanneer zakelijke en vriendschappelijk verhoudingen niet door elkaar geweven zijn. De kleine strubbelingen[,] in het zaken-doen onvermijdelijk, dreigen toch altijd de vriendschappelijke atmosfeer te bederven. | |
[pagina 68]
| |
Ik zou het ellendig en méér dan ellendig vinden, indien jij deze kleine zaken-teleurstelling, die ik je door omstandigheden ‘beyond my control’ (zie boven) niet besparen kòn, eenige nadeelige invloed op onze vriendschappelijke omgang zou uitoefenen. Wat een verschrikking dat je door die diensttijd je werk niet behoorlijk doen kunt. Je [lees:het] lijkt mij doodvermoeiend en bovendien zenuwslopend, want je weet dat er veel wat afdoening eischt, blijft liggen. Ik weet nog niets definitiefs over mijn toekomstig lot. Ik heb altijd nog een klein, klein hoopje dat er iets voor mij in Amsterdam gevonden wordt. Maar de kans daarop is zéér gering. Je zult me dus zeker begin Januari zien opdagen. Jan en Nancy wonen naast ons en Nini is hier: heel gezellig dat alles! Je vriend Balkema is in Kaapstad. Ik kende hem niet. Maar ik kan goed met hem over de baan. Hij kent zijn vak! Hij vertrekt morgen naar Transvaal. Ik weet niet of hij hier blijven wil; maar hij zal een harde, harde dobber hebben. Ik ben ontzettend verlangend naar de aangekondigde pakken boeken. Bij voorbaat duizend danken. Van N. & D. kreeg ik toch nog de vijf deelen Slauerhoff.Ga naar eind7 Godlof! Beste kerel, schrijf mij gauw even, op dat er geen misverstand en ergernis meer tusschen ons zij. Heel veel goeds en liefs van gade tot gade, hart.gr. van Nini, Jan en Kees, Steeds geheel je Jan |
|