Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols

118. J. Greshoff aan A.A.M. Stols, 10 mei 1924¹

10 Mei

Beste Zandertje,

Ik ben mij van mijn schuld bewust, ik heb berouw. Is daarmede de zonde met ¾ geboet?

Ik ben n.l. als een paard aan de gang met groot werk. Mijn geschiedenis van de Nederl. Letterk.² Vergeet niet dat dit mijn eerste groote werk is. En dat ik mij daaraan met al mijn toewijding geef. Ik werk een 10 uur per dag. Schrijf ± 8 pags. (formaat W.M. 10 p!) per dag. Ik heb nu van mijn gedeelte ± 80 pags af. Tegelijkertijd maakte ik mijn bloemlezing over Fransche lierdicht (het eerste v/d 4 deeltjes) voor N. & v Ditmar klaar.³

Dus zoodoende! Je weet dat ik altijd klaar sta. Maar er zijn wel eens omstandigheden, waarin ik mijn verplichtingen als correspondent iets moet opschorten, om een werkdrang (die ik helaas te veel niet heb) niet te onderbreken.

Ik zal nu alles afdoen.

1^o de stukken v Fabricius Jr. Ik zeide je al. De uitgave lijkt míj mogelijk mits à la Holkema & Warendorf Rack[xxx] aangepakt. Het geen ik niet adviseeren zou te doen⁴

1 Gedateerd op grond van de inhoud, waar sprake is van Greshoffs Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (vgl. br.117).

2 De Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde die Greshoff te zamen met Jan de Vries voorbereidde.

3 In 1925 zou bij De Waelburgh te Blaricum de door Greshoff bezorgde en ingeleide bloemlezing La lyre française. De l'École Romane à la Nouvelle Pléiade verschijnen. Dit zou het enige deeltje van de vier in deze brief aangekondigde blijven.
Directeur van de kleine uitgeverij De Waelburgh was Laurens van der Waals, die tevens redacteur van Nijgh & Van Ditmar te Rotterdam was.

4 Arthur Rackham (1867-1939) was een in deze tijd zeer bekende Britse illustrator van vooral sprookjes. Op welke uitgave van Van Holkema & Warendorf te Amsterdam met tekeningen van hem Greshoff doelde is niet bekend. Mogelijk wees hij Stols op de toneelstukken van Johan Fabricius. Hans de klokkenluider, of de duivel in den toren (1922) was onder regie van Cor Ruys en Fabricius gezamenlijk in 1923 in de Princesseschouwburg in Den Haag opgevoerd; Dole Wapper door Oscar de Guyter in de Nederlandsche Schouwburg te Antwerpen.