| |
| |
| |
Aan een ervaren dagbladschrijver
Gij poogt mij, hooggeachte vakgenoot, te overtuigen van het nut der enquête, een genre waar ge u in het bijzonder op wilt gaan toeleggen.
Dat is niet noodig. Ik ben er reeds geheel van doordrongen. In Frankrijk, waar ik gaarne rondkijk, houdt men veel van dit soort journalistieke gezelschapsspelen. Er zijn daar schrijvers (het zal u goed doen dat te vernemen) die er een dikbelegde boterham mee verdienen. En gemakkelijk verdienen: men vraagt hetzelfde wat aan hetzelfde wie en publiceert dat hetzelfde waar. De ondervraagden antwoorden vrijwel altijd, omderwille van de eer en reclame. En de kranten zijn dol op kopij welke bezit, wat voor het directeursgemoed de hoogste deugd uitmaakt: de gratisheid, welke bovendien meestal met goede namen geteekend is en veelal mee doet aan de kort-maar-krachtigheid. Want kort-kort-kort is tegenwoordig
| |
| |
de stelregel van alle redacties, die er belang bij hebben bij een publiek, dat te lui en te dom is voor lange stukken, in het gevlij te komen. Hier doet men nog niet veel aan enquêtes. Maar dat zal wel komen. Aangezien men in Nederland alles nádoet, zal men, vroeg of laat, ook dit vragen-en-antwoorden-vermaak overdadig gaan imiteeren.
Een van de laatste Fransche onbescheidenheden, om u een aanwijzing te geven (een tip of hint heet zooiets in ons nieuwe jargon, geloof ik), luidde: Wat leest gij in uw dagblad met het meeste genoegen? Voorwaar, een vernuftige vraag. En de antwoorden hebben mij, tot mijn intiem plezier, bevestigd in sommige van mijn geliefdste overtuigingen. Alle analphabeten, alle barbaren, alle primairen haastten zich, met nadruk, den volke te verkondigen, dat zij bij voorkeur, ja uitsluitend, de hoofdartikelen en het wetenschappelijk en litterair nieuws van hun krantje consulteeren. Natuurlijk! Hoe zou het anders kunnen? Om zich een air van vernuft te geven, doen zij net of ze in staat zijn
| |
| |
de stomme verveling der hoofdartikelen te doorstaan. Om toch vooral wat intellectualiteit te afficheeren, laten zij het voorkomen of letteren en kunst hun dagelijksche kopzorg uitmaken. Dank zij die houding van ernstig krantenlezer hopen de eerste de beste kantoorbediende en Herman Robbers (een Frànsche Herman Robbers, bedoel ik natuurlijk) voor vol te worden aangezien.
De tweede categorie antwoordde: de beursberichten. De heeren die daartoe behooren interesseeren ons niet. Wie 't proza van C.A. Klaasse (de Fransche C.A. Klaasse, bedoel ik) leest, wordt automatisch buiten de samenleving der welgeschapen geesten gestooten. Maar, gelukkig, herkende ik onder de heeren, die op die vragen ingingen, ook enkele broeders. Enkele rustige, eenvoudige, oprechte jongemannen die zeiden: ‘Aan het hoofdartikel hebben wij lak, gelijk aan de kroniek der theaters; de politiek kan ons gestolen worden tegelijkertijd met de negotie. Het eenige wat ons in de krant interesseert is het Gemengd Nieuws.’
| |
| |
Wie zoo spreken zijn mannen naar mijn hart. Op die enquête zou ik niet anders geantwoord hebben. En.... naar waarheid. De kern van de krant is de moord. En men kan daar niet genoeg ruimte aan besteden, men kan er niet genoeg details van geven, men kan de situaties niet kleurig genoeg schilderen. De moord (en natuurlijk later de rechtzaak) is het eenige menschelijke element in het troost- en nuttelooze drukwerk, dat wij dagblad noemen. De lijken vormen het levende element in de algeheele verdorring van geest en gemoed, welke door de dagbladpers gesymboliseerd wordt. En in de gemengde berichten alléén houdt de journalistiek (die tegenwoordig in hoofdzaak door beambten wordt uitgeoefend) contact met de warme, trillende werkelijkheid. Wié, behalve een paar onwaarachtige kwibussen en misschien enkele betrokkenen, stelt er belang in een zendbrief van Roosevelt, in een drogrede van Laval, in een Italiaansche schettertrompetstoot, in een zwaar gedocumenteerde uiteenzetting van een hoogleer- | |
| |
aar in de rassenfantasie? Wie, behalve een maniak, kijkt òm als de een of andere Hitler weer wat zinneloos lawaai maakt, als mijnheer Mussolini op een balkon klimt omdat hij zoo noodig praten moet? Al dat soort nieuws, al die ijdele bijzonderheden staan in de krant voor de vakmenschen en voor hen die zich als vakmenschen willen voordoen. Dat is, schoon het drie kwart van de ruimte inneemt, lectuur voor nog geen tiende van de lezers. Maar de moord is nectar-en-ambrozijn voor negentienden der abonnés. En onder de negentienden zijn alle echte kunstenaars, alle waarachtige intellectueelen. Waarom? Omdat die maar één levensdoel, maar één reden van bestaan hebben: de kennis van den mensch. En alles, alles, alles wat die kennis kan vermeerderen is van hun gading.
Welk een rijk en boeiend studiemateriaal vinden wij in een mooie, zorgvuldig afgewerkte moord! Hoe spannen wij alle zintuigen om ieder detail op te vangen, om elk motief te wegen, om iedere nuance van het ge- | |
| |
voel in en aan ons zelf te toetsen! En men moet niet vergeten dat iedere nieuwe misdaad weer zoo gansch anders is dan de vorige, weer zoo veel verschillende opzichten biedt, zooveel onverwachtsche waarnemingen en aanleidingen tot overpeinzing. Iederen dag opnieuw betreur ik het geringe aantal der werkelijk goedopgezette, goeduitgevoerde moorden. Ook behoorlijke oplichterijen, serieuze, intelligente chantagegevallen en briljante inbraken zijn helaas veel te zeldzaam. En nu zwijg ik nog van de onvolprezen zedeschandalen, welke in waarheid een ideaal veld voor menschenstudie zijn. Men vergeet vrijwel altijd, hoe normale en fatsoenlijke menschen alles behalve interessant en altijd vervelend zijn en dat wij dus zonder uitvoerige verslagen over misdaad en bedrog eenvoudigweg verstoken zouden blijven van ieder contact met de éénige corporatie die nog een innig belang voor ons heeft, die der mauvais garçons. De éénige is niet juist. De psychopathen zijn ook boeiend. Maar om hierover juiste inlichtingen te ver- | |
| |
krijgen moet men vakbladen consulteeren, hetgeen weer te veel bijzondere kennis vereischt.
De neiging die er, onder den drang van opgedroogde moralisten, begint te komen om den moord uit de krant te verbannen of althans als quantité négligeable te beschouwen, beteekent het verbreken van den láátsten band, welke de journalistiek nog bindt aan het leven. Wanneer deze stokvischmoraal de overhand krijgt, heeft de krant geen enkel belang meer. Men kan er dan beursnoteeringen en weerberichten in lezen, alsmede het juiste uur voor het opsteken der fietslantarens, de agenda der vermakelijkheden en der predikbeurten; men kan er kennis nemen van de effecten der lintjesregen en van de verplaatsingen der regeeringspersonen. Zeer nieuwsgierige lieden vermogen er wijsheid omtrent den heer Van Zeeland of den heer Slotemaker de Bruïne uit te puren. En dwazen, het spijt mij dat ik het zeggen moet, consulteeren hun blad om te vernemen hoe een zekere mijnheer X, dien zij niet kennen en
| |
| |
die door zijn kwade geweten gedwongen wordt zich angstvallig schuil te houden, denkt over de verborgen bedoelingen van Eden (waar hij niets van af weet).
Bovendien is dit alles (dat, geheel buiten de werkelijkheid van het leven der menschen omgaande, een met ongelooflijke moeite in stand gehouden, zeer gecompliceerde fictie is): heel die vooze, schamele santekraam, in laatste instantie van geen ènkel belang. Vooral niet vergeleken bij een sappigen moord met veel oorspronkelijke bijomstandigheden. Het is alleen maar jammer dat de meeste dagbladschrijvers niet beseffen welk een essentieele waarde een misdaad vertegenwoordigt. En dat zij, die deze rubriek verzorgen, meestal het inzicht en de kennis missen om uit de gegevens der realiteit alles te halen wat er in zit. Deze reportage zou men uitsluitend aan psychiaters of romanciers moeten toevertrouwen. De redactie van ‘Les Nouvelles Littéraires’, die eenige beroemde rechtzittingen liet verslaan door niet minder beroemde prozaschrijvers, heeft daarmede
| |
| |
een oprecht succes, en, wat méér zegt, een prachtig resultaat bereikt.
De moord is en blijft de kern van de krant. En wie de journalistiek nog een beetje liefheeft, wie nog eenig idealisme bezit, wie nog hoopt op een mogelijkheid om het dagblad met den mensch verbonden te houden, moet al het mogelijke doen om de misdaad voor de pers te conserveeren.
Als dat niet lukt is het ook meteen uit. Dan zullen wij om het proza van de Elouts (van de Fransche Elouts, bedoel ik natuurlijk) te ontloopen, gedwongen worden alle dagbladlectuur te staken. Dan zullen wij ons moeten beperken tot uitnemende vakbladen als ‘Détective’ of ‘Police News’.
Ik hoop dus dat gij, zoodra de aardigheid van de enquête af is, al uw ijver en talent in dienst van de crimineele verslaggeverij, dat schandelijk verwaarloosde genre, zult willen stellen. Gij zult er om veracht worden door het intellectueele vulgus, maar de menschenvrienden zullen u dankbaar zijn en blijven.
Met de meeste etc., etc..
|
|