Kent uw dichters!
(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend
[pagina 62]
| |
J. Greshoff.
| |
[pagina 63]
| |
Met blauwigbleeken glans fosforesceeren; -
Hij zag dat aan de grenzen der vernederingen
Zijn leven zich ging keeren
Tot groote verteederingen.
***
En toen hij eenzaam met zijn warme wonden
Met de oogen schroeiend van verbijstering
Zijn doek en zijn penseelen had gevonden
Schilderde hij de scherpe teistering
Van zijn vergiftigd bloed, -
De schrik
Van 't uiterste oogenblik -
Met wit en zwart, met kalk en roet.
***
Toen hebben zij zijn offer afgewezen
Zijn heil, ons heil, met steen en staal versperd.
De psychiaters wilden hem genezen
Van wat voor ons zijn glorie werd.
Daar zit hij nu van God verlaten -
Een kind verdwaald en ziek -
Stil in zijn cel en maakt muziek
En speelt met zijn soldaten.
***
De tappers, in de tapkast zwaar en waardig,
Die hem uit liefde hebben volgegoten,
Krijgen de franken aan hem voorgeschoten
Met warme winst terug: God is rechtvaardig.
| |
[pagina 64]
| |
De courantiers maken van zijn ellende,
Ten bate van het artistiek
Publiek,
Een zeer aandoenlijke legende.
***
En zoo komt alles weer in goede sporen -
Dit is toch ook geen wereld voor geweld -;
Die het verdienen worden welgesteld
Dank zij de dienders en doctoren.
Een prosit voor de Tien Geboden;
En 't geeft de beurs en het gemoed der burgers rust,
Dat Christus stééds door Judas wordt gekust
En vastgespijkerd door de Joden.
Uit: ‘Bij Feestelijke Gelegenheden’. A.A.M. Stols, Maastricht. |
|