H. van Elro.
(Roel Houwink).
Moederschap.
Over de rijke welving van haar schoot
houdt zij de klamme handen loom gevouwen
en zit binnen den voorhof van den dood
gelaten neer in heilig zelf-beschouwen.
Van hart aan hart de teêre dubbelslag,
de blinde bloedklop der gespannen wanden:
zij voegt haar smarten tot een smallen lach,
waarin haar vreugdetranen donker branden.
Maar om haar wordt de wereld van kristal
en zichtbaar wat het diepste lag verscholen,
tot stilte-bloemen bloeien overal,
waar harer oogen luwten schuchter dolen.
Uit: ‘Madonna in Tenebris’.
Hyman, Stenfert Kroese en Van der Zande, Arnhem.