Kent uw dichters!(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Henri Bruning. De lantaarn-opsteker. Hij is een kleine, oude man: hij doet mij aan Zacheus denken. En werd ook die niet, toen de Meester kwam. een dier geringen die wij nooit gedenken. * * * Langzaam, over en weer, en iedre avend, gaat van paal tot paal, van straat tot straat zijn sjofelheid: die ziet niet op, die ziet nooit op: zijn arbeid is gering en in een poovre wijk, maar schamelst 't aandeel aan het grote leven. En hij weet niets van 't zachte beven der blijde kleine lichtjes die achter hem ontluiken: zijn arbeid is gering: nooit was hij voor iets anders te gebruiken. Even ziet hij omhoog als hij de lamp aantrekt - daarna zakt weer zijn hoofd omlaag. Hij niet, en niemand ziet, hoe 'n ogenblik het licht stil om zijn schouders vlaagt. Hij is een kleine oude man: 'n jongen achter hem blaft ‘sjok-sjok-sjok’. Hij, in gedachten, altijd in gedachten, loopt met zijn lange stok als 'n oude patriarch met zijn staf: zijn hand omklemt hem blij en zacht, zijn oog genegen en afwezig lacht. Uit: ‘De Tocht’. In Eigen Beheer, Nijmegen. Vorige Volgende