Kent uw dichters!(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Martien Beversluis. Zeelantaarn. Aan den dijk, bij de meent, met de zee daarover op het uiterste punt, waar het al ontbreekt, waar de bloem is dood en het gras nog poover staat de muur, waar het oude licht uitsteekt, Om alles nog sidderend saâm te prangen, uit den wind die versterft, uit een wereld van glans, gaat nog door den wrevel van ruit en stangen de kleine muziek als een trommeldans. In de laatste vlagen die aan ons klampen, waar het land is één kleur en de zee is één lijn, wat zouden wij anders, verlatene lampen, dan driftigen onder de hemelen zijn? Ginds varen de schepen, de zeekre, de snelle, die bonzen in schuim en die weten de reis. Hun roeren staan recht en hun zeilen ontzwellen zich hoog en almachtig tot zingende wijs. Ginds, vast staan de torens, die luien en wijzen te midden wat bruisend is, trotsch en bewust. En wolken gaan onder en wolken verrijzen er stapelend tusschen als wanhoop en lust. Maar hier, aan het einde, verlatene halte, (wat oude muziek aan verbrokkelden muur) staan wij voor den hemel als laatste gestalte, en worden doorhuiverd en tillen nog vuur. Uit: ‘Canzonen’. Van Loghum Slaterus, Arnhem. Vorige Volgende