kroegklanten niet, want die zijn boven alle stoffelijke en practische overwegingen verheven en genieten uitsluitend van de vriendschappelijke onverschilligheid, welke de atmosfeer van het goede koffijhuis bepaalt, een staat van roezemoezige wereldvreemdheid met geen andere te vergelijken en die een besef van veiligheid bijbrengt aan iederen bezoeker die zich in vertrouwen aan deze omgeving overlevert: dit gevoel van opgenomen te zijn, zonder dat zijn vrijheid werd aangetast, maakt hem opgewekt en moedig.
Het wezenlijke en onschatbare voordeel van het café zetelt in het wonderlijke feit dat men er niet thuis is, zelfs als men er zich geheel thuis voelt. En toch is het, volgens mijn ervaring, aan te bevelen deze laatste gesteldheid te vermijden door dikwijls van inrichting te wisselen. Ik voel mij nooit prinsheerlijker dan in een lokaal, dat niet aan de afschuwelijke gezelligheid offert door een keukenmeidensmaak in tafelkleedjes en lampekapjes bot te vieren, doch openlijk en brutaal vijandig durft te