| |
| |
| |
X.
Surrealistische experimenten
De geschiedenis herhaalt zich, zelfs tot vervelend wordens toe. Max Ernst, een Rijnlander van ongeveer veertig jaar, is door het wanbegrip en de kortzichtigheid van zijn landgenooten uitgedreven. Te Parijs vond hij den intellectueelen steun, waar buiten geen kunstenaar op den duur vruchtbaar arbeiden kan. En na het overtuigend succes van twee omvangrijke exposities, aldaar en te Brussel (in ‘Le Centaure’) ontdekt Berlijn hem. Zijn qualiteiten, welke toch reeds jaren lang onmiskenbaar aan den dag traden, worden daar nu eerst door critici en verzamelaars erkend; en men bereidt er zich voor, om, met een uitgebreide retrospectieve tentoonstelling van zijn werk, den verloren zoon, met feestelijke eer in te halen. Het schijnt wel dat de schilders van heden alleen maar via Parijs hun geboorteland kunnen bereiken. Zoo verging het Picasso en Modigliani, Gris en Chagall, De Chirico en Miro.
De Brusselsche tentoonstelling van Ernst was uitsluitend samengesteld uit werken in Belgisch bezit; voor een groot deel uit de laatste periode van 's schilders ontwikkeling, d.w.z. van na 1927. Uit een vroegere phase zagen wij alleen
| |
| |
maar: ‘Weib, Greis und Blumen’ (1921) en het zoo karakteristieke doek ‘Le Couple en Dentelles’ (1922).
Het is niet mogelijk om een indruk te geven van wat Max Ernst wil en wat hij bereikt, zonder vooraf, in het algemeen te spreken over het surrealisme. Wij moeten deze beweging eerst ontdoen van al het persoonlijke en al het polemische, dat het oordeel bemoeilijkt; van alle kinderachtige poses en alle nuttelooze phraseologieën. Wat er dan overblijft is niet vreemd en niet nieuw. Het is de positieve erkenning van het onkenbare als constante aanwezigheid. Het is niet de verwerping van het kenbare, van wat wij de realiteit noemen, maar het is de verwerping van de alléén-geldigheid dier werkelijkheid. Wat wij weten en niet-weten, wat wij zien en niet-zien, wat wij ervaren en niet-ervaren is even belangrijk. Het bewuste en het onbewuste zijn twee werelden, welke elkander doordringen en welke noch gescheiden, noch één-geworden bestaan kunnen. Het surrealisme verwerpt de symboliek, die zich van wereldsche vormen bedient om onwereldsche begrippen aan te duiden. Maar het zoekt in de plastieke kunsten nieuwe vormen die onwereldsch zijn.
Giorgio de Chirico, thans door de surrealisten uitgebannen, schreef in den tijd toen hij nog een van hun meesters was: ‘L'oeuvre profonde sera
| |
| |
puisée pat l'artiste dans les profondeurs les plus reculées de son être: là, nulle rumeur de ruisseau, nul chant d'oiseau, nul bruissement de feuillage ne passe. Ce qu'il faut surtout, c'est débarrasser l'art de tout ce qu'il contient de connu juqu'à présent, tout sujet, toute idée, toute pensée, tout symbole doit être mis de coté.’
Men wil onwereldsch zijn om bovenwereldsch te worden, onmenschelijk om tot het bovenmenschelijke te stijgen. Men verwerpt de logica der verschijnselen om uit, met opzet opgeroepen, toevallen, een nieuw noodlot te bouwen.
Wij zijn gewend om onze visueele indrukken, welke wij natuurlijk niet terzelfder tijd ontvangen, door een traditioneelen intellectueelen arbeid samen te voegen tot even traditioneele verzamelbeelden. En zoo spreken wij van een boom, een laan, een landschap. Maar er bestaat eigenlijk geen enkele reden om aan te nemen dat deze samenvoeging de eenig mogelijke of de eenig juiste is. Wanneer men, de oogen sluitend, motieven en gestalten uit zijn diepste herinnering laat opkomen, dan ziet men heel dikwijls dat deze zich, gansch natuurlijk, schikken tot een orde, welke volkomen verscheiden is van wat wij kortzichtig de ‘normale’ wereldorde noemen. Wij dragen allen in ons de mogelijkheid tot het scheppen van een oneindige reeks lyrische combinaties, welke noch minder schoon,
| |
| |
noch minder zinrijk zijn, dan die volkomen toevallige schikking welke zich tot de tastbare werkelijkheid gecristalliseerd heeft.
De plastische kunsten zijn vol van zulke nieuwe combinaties. De centauren en griffioenen, de zeeslangen en duivels hebben de oude meesters vóór zich gezien; ze zijn, in hen, ontstaan door de, willekeurige of onwillekeurige, samenvoeging van plastische themata naar een logica, welke een andere is dan die van de natuur, en ontstaan onder de dwingende behoefte om aan het ongekende een verschijning te geven. De onstuimige arrangementen van een Jeronimus Bosch zijn niet minder wonderlijk en niet wonderlijker dan die van een Miro of Ernst. En ik kan maar niet inzien waarom men plotseling aan de kunstenaars van heden het recht zou ontzeggen om hun plastische gegevens, hun gestalten, lijnen en kleuren, bijeen te voegen op een wijze welke hun aangenaam en vol mysterieuze beteekenis toeschijnt. De eenige verklaring voor deze willekeur is dat eenige eeuwen van klassiek en romantisch impressionisme, van min of meer persoonlijke weergave van de louterzinnelijke vormen des levens, het vermogen om het boven- en buitenzinnelijke te aanvaarden in ons gedood hebben. Er is ongetwijfeld een zekere zelfoverwinning voor noodig om zich te bevrijden van alle overgeleverde begrippen,
| |
| |
formules en vormen, om er zich van bewust te maken dat wat wij, gemakshalve, de werkelijkheid noemen, niets meer is dan een enkele van de oneindig vele mogelijkheden voor den geest om zich te openbaren. Het surrealisme wil de wereld los maken uit de bittere slavernij van dien redeloozen despoot, dien wij onze Rede noemen. Het wil ons leeren om de schatten welke oogen, ooren, neus ons aanbrengen op een eigen wijze te verwerken, om ze uit de onpeilbare diepten van het onderbewustzijn te voorschijn te roepen in een volgorde en groepeering, welke bepaald wordt door andere wetten dan door die, welke ons beperkt verstand, om pure utiliteitsredenen, heeft geadopteerd. Tusschen realisme, hoe zeer ook doordrongen van het verlangen tot vergeestelijking, en surrealisme blijft de tegenstelling radicaal en volkomen. Het realisme aanvaardt de wereld en tracht er een beteekenis aan te geven; het surrealisme verwerpt de wereld en tracht een nieuwe te scheppen. De realist vaart stroomafwaarts, naar de wereld toe; de surrealist roeit tegen den stroom op, naar de bron: ‘Longtemps, je pense, les hommes éprouveront le besoin de remonter jusqu'à ses véritables sources le fleuve magique qui s'écoule de leurs yeux, baignant dans la même ombre hallucinatoire les choses qui sont et celles qui ne sont pas.’
Het is hier niet de plaats om deze vluchtig ge- | |
| |
schetste overtuiging aan een critisch onderzoek te onderwerpen. Het is trouwens in verband met de beschouwing van het werk van Max Ernst niet noodig. Wij wilden alleen maar aanduiden op welke basis het werd opgebouwd, ten einde het verstaan ervan mogelijk te maken. Hoe men zich verder persoonlijk tegenover het surrealisme verhouden moge, men zal moeten toegeven, dat het, in zijn zuivere gedaante, ontdaan van de kinderachtige en weerzinwekkende practijken aan iedere ‘school’ eigen, niets belachelijks, niets extravagants en zelfs - als ik al zeide - niets bijzonder origineels heeft. Alleen moet men zich om Max Ernst te gaan zien, ontdoen van eenige vooroordeelen. Maar zelfs wanneer ons dat niet geheel en al gelukt, dan blijven er nog tal van ‘gewone’ schilderqualiteiten in zijn werk te bewonderen. Een lyrische kleurendrift in ‘La Carmagnole’ (1927); een verblindende klaarte en zuiverheid in ‘Le Crabe’ (1927); een vindingrijkdom, welke onuitputtelijk schijnt, in bijna al zijn doeken. Het fascineerende in zijn ijle wonderwezens van kant, welke ons door hun ironische aanwezigheid, het belachelijke en onwezenlijke van onze lichamen van vleesch en bloed pijnlijk en toch aangenaam bewust maken; het nu plotseling weer heel menschelijk élan van de Moeder die haar Kind tuchtigt; de cosmische romantiek van de
| |
| |
donkere en dreigende gedaanten, die uit de aarde opdoemen en toch geen aarde meer zijn (‘La Horde’); - dit alles ligt voor ieder in het werk van Ernst open.
Al zijn latere schilderijen - die de groote massa van het hier tentoongestelde vormen - hebben dat sombere en gigantische van primitieve levensbewegingen. ‘Er is altijd iets van geboorte of dood in’ - zei Van Hecke met recht. Het is een verbijsterend spelen met de mysteriën van lichaam en ziel. Het is een strijd met de verborgenste ervaringen van den geest, met de angsten en verlangens van een ongevormd heelal, dat naar zijn gestalte hunkert.
‘L'oeuvre plastique pour répondre à la necessité de révision absolue des valeurs reélles sur laquelle aujourd'hui tous les esprits s'accordent, se référera donc à un modèle purement intérieur, ou ne sera pas.’
Gewend als wij zijn aan een kunst van nabootsing, uitgaande van uiterlijke modellen, lijkt ons veel absurd. Maar wij moeten niet vergeten dat alles wat wij ‘poëzie’ noemen absurd is; en dat het misschien alleen poëzie is omdat het absurd is.
|
|