V.
Edgard Tijtgat als schrijver
De prozastukken van Edgard Tijtgat hebben dit gemeen met zijn schilderijen, dat zij van niemand anders ter wereld dan juist van hem kunnen zijn. Het vreemde kleine boekje ‘Contes’, uitgegeven door ‘La Vache Rose’ te Brussel in 1927, lijkt op geen ander boek, noch naar den vorm, noch naar den geest, noch naar het uitzicht. Allen die Tijtgat kennen, weten dat er maar één zoo'n wezen op aarde is, door God geschapen in een oogenblik van speelschheid en verteedering. En alles wat van hem komt, zijn schilderijen, zijn houtsneden, zijn geschriften en zijn gesprekken, is op ende op Tijtgat, door en door Tijtgat, en, dien ten gevolge, éénig. Dit is, au fond, een vervelende geschiedenis voor de kunsthistorici en de schoonheidsleerders, want zij missen alle punten van vergelijking. Laten wij de aestheten rustig hun eigen zaakjes laten opknappen. Hun zorgen raken ons niet. Want wij zijn kinderen. En als kinderen lezen wij Tijtgat's vertellingen, bekijken wij zijn plaatjes, en een wereld van wonderen en zaligheid gaat voor ons open. Deze verhalen zijn natuurlijk heelemaal geen verhalen. Iedereen wil tegenwoordig verhalen schrijven en het vervelendste is dat de