Ik zou honderd-en-een dingen, nu geestdriftig of oogluikend toegestaan, weer ongepast, onbehoorlijk, onbetamelijk willen maken. Ik zou ontelbare oude taboes in ere willen herstellen en er een aantal spiksplinternieuwe aan toevoegen.
Kortom ik zou de deugd weer in ere willen herstellen om eindelijk de ondeugd ook weer eens een eerlijke kans te geven. Ik zou bekrompen willen worden in een wereld, door het gebrek aan bekrompenheid van mijn ouders tot een slijmerig potje met pieren geworden.
Maar...
Ik ben geen twintig jaar. In het geheel niet.
Ik ben zelfs te oud om mij nog te herzien. En daarom zal ik, zij het minder uit volle borst, dan eertijds, de ruimheid, de frisheid, de inschikkelijkheid, de nieuwheid blijven aanprijzen. En de bekrompenheid, con sordino, blijven bestrijden.
Maar ik zal vanwege de onbekrompenheid iedere poging tot eerherstel van de bekrompenheid door een jonger geslacht, als reactie tegen ons, ondernomen, van harte toejuichen. Ja, ik kan er zelfs naar verlangen, zó jong gevoel ik mij mèt de jeugd, om tegen mezelf te keer te gaan. Hebben wij niet met onze loslevendheid het leven ontluisterd, bezoedeld, bedorven? Als dit zo ìs, dan kan de Nieuwe Bekrompenheid die het evenwicht herstelt, niet uitblijven!