Glimlach
Het is mij opgevallen dat de glimlach ongemerkt in onbruik raakt. Ik hoor meer dan mij lief is het dierlijke brullen-van-het-lachen, of ik ontwaar zure en verstijfde aangezichten tot geen plooi van vriendelijke guitigheid in staat. Ik ontdek tussen lollawaai en verbeten zwijgen, vrijwel nooit beminnelijk twinkelen van ogen, de nauwelijks merkbare lach, die begrip, vertrouwen en tederheid uitdrukt. Ik verfoei, ik ben bang voor de waardeloze argwaan en arglist, kortom, ik ben niet bestand tegen onbeheerstheid en evenmin tegen de verkramptheid. Ik houd van stille, welgedane lieden, die zich innerlijk vermaken met prettige, kleine, liefelijke dingen des levens, of van de toeschouwers, die hun kritische spot aannemelijk, neen aantrekkelijk, maken door er heel wat toegeeflijkheid door te mengen.