Het valt niet meer uit de toon en niet meer op, wanneer op bladzijde twaalf of veertien de held terloops, snel en zakelijk, als haan optreedt. Niemand zoekt meer naar het verband tussen dit ongeval en de rest van het verhaal. Het behoort er nu eenmaal bij, zoals een goede eeuw geleden een maannachtelijke wandeling op een kerkhof.
Reden tot ongerustheid bestaat er niet. Elke mode heeft zijn tijd. Niet omdat de zedeleer steevast zou overwinnen, doch omdat de ondeugd vroeger of later altijd tot de enig juiste slotsom komt: dat hij alleen kans van slagen heeft als hij zich wikkelt in het gewaad van de deugd. Of men het gaarne hoort of niet, verandert niets aan het feit dat alle kunst, ook (of juist) als hij zich op waarheid en waarachtigheid beroept, gestyleerde hypocrisie is, schijn die tot wezen wordt door het wonder van de vorm.