Aan den verlaten vijver(1909)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] De Zieltoging. Dan toog de nachtwind aan en treurde een oud lied door het hoog-ruischend geboomte, terwijl vóór mij, op maanhelle paden, het dorre loof, licht ritselend, als een fluistering vergleed... Henri van Booven. En de oude avond wankelt naar den nacht, Een late glans om het gebogen hoofd... Wat schat aan schoon had hem de dag beloofd! Wat had zijn korten levensduur gebracht? - - - - - - - - - - - - Hij klopte aan mijn donker-blinde raam. Ik zag niet op... ik hoorde 't kloppen niet... Toen riep hij stamelend mijn trouwen naam. Ik zag niet op... ik zong een eenzaam lied... Zoo is dan de avond vóór mijn deur gestorven... De dood had hem zijn laatsten glans ontroofd. Ik had de vreugd' van nieuwen zang verworven, Die was een zilvren glans om mijn blij hoofd. [pagina 36] [p. 36] En toen ik eindlijk laat naar buiten trad Al peinzende om de zoetheid van één Naam, Lag daar op het verlaten-duister pad De schoon-doode avond bij mijn lichtloos raam. 'k Heb hem, die ik zeer heb liefgehad, Gelegd in 't zeker graf van middernacht. Den zuivren glans die ik door 't lied bezat, Heb ik om zijn bemind dood hoofd gedacht... - - - - - - - - - - - - Geen jongere avond heb ik zóó bemind. Géén meer zocht moeizaam mijn gesloten stede... Gij weent om 't einde van dees avond, kind? Zoo is uw traan een reeds-verhoorde bede... Vorige Volgende