Nederlandsche gezangen
(1785)–Leendert Grendel– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
Hoe! is mijn Neêrland dan ontaard?
Of is dit zalig oord van de Aard'
Gesmakt in 's Afgronds kolken?
Of is de Belg de Belg niet meer?
Verzaakt hij Vrijheid- deugd en eer!
Strekt hij ten spot der volken?
Neen! Neêrland is tot nog op de Aard;
De Belg, is van geen Belg ontaard;
Maar voelt zig overheeren:
Een hand, die streelt, maar ketens smeedt,
Wankt, - is tot zijn verderf gereed,
Poogt al zijn heil te weeren.
| |
[pagina 23]
| |
Dan hoé zij werkt - vertraagt of woedt,
De Burger wapent zich vol moed!
De Kindren grijpen klingen!
De Zuigling lacht om 't schittrend staal.
Men hoort de Vrouwen heldentaal,
Bij 't schomlend wiegje zingen.
De Vaderlandsche Jufferschap
Beloont met lonkjes, - handgeklap
Hem, die zich Vrij durft noemen;
Terwijl 't een' Slaaf vermeidt en vliedt,
Veragtlijk op zijn daaden ziet,
Zijn lage ziel blijft doemen. -
| |
[pagina 24]
| |
Tirannen valt op Neêrland aan,
Plant hier Uw trotsche Zegevaen,
Maakt ons tot Slaaf - Slavinnen;
Maar schoon zich alle hulp onttoog,
De hoop het bange hart ontvloog,
God, - zal ons doen verwinnen!
|
|